Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:84

Zaaknummer

13-024A

Inhoudsindicatie

Klachten tegen eigen advocaat. Termijn hoger beroep laten verlopen. Verweerder heeft echter direct na ontdekking beroepsfout klager en verzekeraar op de juiste wijze geïnformeerd. Klacht gegrond, zonder oplegging van maatregel.

Uitspraak

Beslissing van 10 september 2013

in de zaak 13-024A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 18 april 2013 met kenmerk 1112-931, door de raad ontvangen op 19 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 juli 2012 in aanwezigheid van verweerder. Klager is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 19, genoemd in de inventarislijst  bij de brief van de deken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager heeft zich op 9 mei 2011 tot het kantoor van verweerder gewend met het verzoek voor hem hoger beroep in te stellen tegen een tussen klager en een leasemaatschappij gewezen vonnis van de rechtbank Amsterdam van 10 maart 2011.

2.3 Bij brief van 9 mei 2011 heeft verweerder de opdracht schriftelijk aan klager bevestigd. In deze brief heeft verweerder ook de financiële afspraken uiteen gezet. Daarnaast is aan verweerder een voorschot van € 100,- in rekening gebracht. Dit voorschot is door klager voldaan.

2.4 Verweerder heeft verzuimd om tijdig hoger beroep in te stellen. Verweerder heeft klager hierover geïnformeerd bij e-mail van 22 juni 2011. Deze e-mail luidt, voor zover relevant, als volgt:

“Door een onzorgvuldige planning is het mij ontgaan om binnen de beroepstermijn van 3 maanden na datum van het vonnis (10 maart 2011) van de rechtbank, hoger beroep in te stellen.

Het gevolg is dat uw zaak niet meer aan een hogere rechter kan worden voorgelegd.

Het spreekt voor zich dat ik aansprakelijk ben voor deze omissie. Om die reden verzoek ik u mij schriftelijk aansprakelijk te stellen zodat mijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar kan nagaan of en in hoeverre u een schadeloosstelling toekomt. (…)

Ik bied u nogmaals mijn verontschuldigingen aan voor deze gang van zaken.”

2.5 Verweerder heeft vervolgens de zaak gemeld bij zijn beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar. De verzekeraar heeft bij brieven van 10 oktober 2011 en 12 maart 2012 de aansprakelijkheid van verweerder van de hand gewezen, omdat het hoger beroep naar mening van de verzekeraar geen kans van slagen had gehad, onder meer omdat geen bewijs geleverd had kunnen worden van de stellingen van klager.

2.6 Omdat klager van mening was dat de verzekeraar niet al het beschikbare bewijs had meegenomen in de beoordeling van de claim, heeft de verzekeraar opnieuw de aansprakelijkstelling van verweerder beoordeeld. Bij brief van 4 februari 2013 heeft de verzekeraar klager bericht dat ook na bestudering van de nieuwe bewijsstukken zij van mening blijft dat klager niet zou zijn geslaagd in een bewijsopdracht.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

a. heeft verzuimd hoger beroep in te stellen;

b. een voorschot van € 100,00 aan klager in rekening heeft gebracht terwijl verweerder niets voor klager heeft gedaan.

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft erkend dat hij een fout heeft gemaakt. Direct na de ontdekking van de fout heeft hij aan klager de fout erkend en zijn verzekeraar op de hoogte gebracht. Verweerder meent daarmee de gebruikelijke procedure te hebben gevolgd. Verweerder heeft zijn fout bovendien met zijn kantoorgenoten besproken, hetgeen heeft geleid tot maatregelen in de kantoororganisatie om herhaling te voorkomen.

4.2 Met betrekking tot het door klager betaalde voorschot ad € 100,- heeft verweerder ter zitting toegezegd dat voorschot alsnog aan klager terug te betalen.

5 BEOORDELING

5.1 De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of er sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a overweegt de raad als volgt. Door de termijn voor het instellen van hoger beroep ongebruikt te laten verstrijken, heeft verweerder de norm van artikel 46 Advocatenwet geschonden. Klachtonderdeel a is daarmee gegrond.

5.3 Ook klachtonderdeel b is gegrond, nu verweerder ter zitting heeft erkend dat hij geen werkzaamheden in de zaak van klager heeft verricht, terwijl hij wel een voorschot heeft ontvangen.

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de wijze waarop verweerder na de ontdekking van de beroepsfout heeft gehandeld, door de fout te erkennen en meerdere malen zijn excuses aan klager te maken en ook direct melding van de fout te doen aan de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar, alsmede door op de zitting toe te zeggen het betaalde voorschot ad € 100,- aan klager terug te betalen, acht de raad termen aanwezig af te zien van de oplegging van een maatregel.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht in alle onderdelen gegrond;

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. P. van Lingen, R. Lonterman, J.H.P. Smeets, A.M. Vogelzang, leden, bijgestaan door mr.  C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 september 2013.

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 10 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- verweerder

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl