Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4341

Zaaknummer

M248-2012

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder klaagsters belangen heeft veronachtzaamd, noch dat zij aanzienlijk, voor meer dan een vierde deel, is onderbedeeld, noch dat hij haar niet heeft gewezen op de gevolgen van het door beide echtelieden opgestelde convenant. Verweerder kan geen verwijt worden gemaakt van het feit dat geen draagkrachtberekening is gemaakt omdat dit de keuze was van klaagster zelf.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 mei 2013

     in de zaak M 248-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                        A

                                        klaagster

                                        gemachtigde:

                                     

 

 

 

                                        tegen:

                                     

                                      C

 

                                        verweerder

 

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 30 augustus 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 4 maart 2013 zijn klaagster, vergezeld van haar gemachtigde, en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 30 augustus 2012 en de daarbij gevoegde stukken;

-          de nagekomen brief van de gemachtigde van klaagster d.d. 26 februari 2013 met bijlagen.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klaagster bijgestaan in het kader van haar echtscheiding op gemeenschappelijk verzoek.

2.2     Op 20 februari 2011 hebben klaagster en haar ex-echtgenoot gezamenlijk een daarvoor bestemde aanvraag ingediend via verweerders website, die mogelijkheid biedt om de echtscheiding door verweerder te laten formaliseren voor een bedrag van € 675,--.  Klaagster en haar ex-echtgenoot hebben zelf op alle punten overeenstemming bereikt en deze op 3 mei 2011 in een door verweerder aangeleverd model-echtscheidingsconvenant vastgelegd. Een draagkrachtberekening is niet gemaakt, omdat klaagster en haar ex-echtgenoot van die mogelijkheid geen gebruik wensten te maken.

2.3     Verweerder is bij de totstandkoming van het echtscheidingsconvenant en het ouderschapsplan niet betrokken geweest. Verweerder heeft het echtscheidingsconvenant na de totstandkoming daarvan tijdens een bespreking op zijn kantoor op 18 mei 2011 met partijen besproken. Vervolgens heeft verweerder op 20 mei 2011 een echtscheidingsverzoek ingediend. De echtscheiding is tussen partijen uitgesproken bij beschikking d.d. 29 juni 2011.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1. hij de belangen van klaagster heeft veronachtzaamd door in het convenant van onvolledige gegevens en onjuiste berekeningen uit te gaan waardoor klaagster aanzienlijk is onderbedeeld (meer dan ¼);

2. hij klaagster niet heeft gewezen op de gevolgen van het door beide echtelieden opgestelde convenant;

3. hij heeft nagelaten een draagkrachtberekening te maken zodat klaagster afstand heeft gedaan van haar recht op een uitkering tot levensonderhoud zonder te weten waar zij recht op had.

 

 

4        VERWEER

4.1     De klacht is ongegrond. In deze betreft het een echtscheidingswijze waarbij partijen op alle punten zelf overeenstemming hebben weten te bereiken en voor het bedrag van € 675,-- hun echtscheiding kunnen formaliseren. Op het door klaagster ingevulde aanvraagformulier is uitgelegd wat de uitgangspunten zijn van partner- en kinderalimentatie en op het formulier is vermeld dat verweerder voor een meerprijs van € 119,-- inclusief BTW een alimentatieberekening kan maken. Van die mogelijkheid hebben partijen echter geen gebruik willen maken.

4.2     Partijen hebben verweerder niet verzocht om een echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan op te stellen. Partijen zijn zelf in onderling overleg aan de slag gegaan en zijn zonder de bemoeienis van verweerder tot nadere afspraken gekomen die zij zelf hebben vastgelegd in een echtscheidingsconvenant en ouderschapsplan. De inhoud ervan heeft verweerder vervolgens punt voor punt besproken en daarbij heeft verweerder partijen gewezen op de gevolgen van de door hen gemaakte afspraken.

4.3     Verweerder geeft te allen tijde aan wat er zich binnen de huwelijksgemeenschap zoal kan bevinden en of er naar aanleiding daarvan nog zaken nader benoemd dienen te worden. Beide partijen hebben aangegeven zich volledig te kunnen vinden in een door hen zelf gemaakt echtscheidingsconvenant en dat er geen andere zaken benoemd hoeven te worden. Verweerder betwist dat door hem ten onrechte gemeenschappelijke zaken niet zijn betrokken in de verdeling. Verweerder betwist dat geen correcte verdeling heeft plaatsgevonden.

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

          Klachtonderdelen 1 en 2

5.4     Gelet op de samenhang tussen deze klachtonderdelen zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Verweerder heeft de stelling van klaagster, dat verweerder haar belangen heeft veronachtzaamd door in het convenant van onvolledige gegevens en onjuiste berekeningen uit te gaan waardoor klaagster aanzienlijk is onderbedeeld (te weten voor meer dan een vierde deel) betwist. Verweerder heeft ter zitting onweersproken gesteld dat de gegevens zijn aangeleverd door klaagster en haar ex-echtgenoot en dat zij destijds desgevraagd aan verweerder hebben verklaard dat deze klopten. Naar het oordeel van de raad is er geen aanleiding om te veronderstellen dat de aangeleverde gegevens niet klopten, noch dat er sprake was van een onevenwichtigheid tussen partijen.

5.5     De raad is van oordeel dat klaagster onvoldoende feiten en omstandigheden naar voren heeft gebracht waaruit blijkt dat verweerder haar belangen heeft veronachtzaamd. De raad is van oordeel dat klaagster er niet in is geslaagd om aannemelijk te maken dat zij aanzienlijk, voor meer dan een vierde deel, is onderbedeeld. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn dan ook ongegrond.

          Klachtonderdeel 3

5.6     Ter zitting heeft verweerder onweersproken gesteld dat op het door klaagster ingevulde aanvraagformulier was vermeld dat verweerder voor een meerprijs van € 119,-- inclusief BTW een alimentatieberekening kon maken, van welke mogelijkheid klaagster en haar ex-echtgenoot echter geen gebruik hebben willen maken. Derhalve kan verweerder geen verwijt worden gemaakt van het feit dat geen draagkrachtberekening is gemaakt. Dit was immers het gevolg van de keuze van klaagster zelf. Ook dit onderdeel van de klacht is dan ook ongegrond.

5.7     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen als ongegrond moet worden afgewezen.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, J.D.E. van den Heuvel, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       7 mei 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klaagster

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klaagster

-         verweerder

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl