Rechtspraak
Uitspraakdatum
25-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4279
Zaaknummer
12-215
Inhoudsindicatie
Klacht van een politiefunctionaris over het uitblijven van tijdige rechtsbijstand van een verdachte door een advocaat in de piketfase. De raad ziet hem als belanghebbende omdat hij medeverantwoordelijk was en zich ook voelde voor een adequate en snelle bijstand, zodat hij ontvankelijk is in zijn klacht. Op 10 januari 2012 om 14.24 uur werd de aanhouding van de verdachte met beperkte verstandelijke vermogens aan de piketcentrale doorgegeven. Kort daarna werd aan het kantoor van verweerder een zogenaamde Salduz-piketmelding doorgegeven. Verweerder heeft de verdachte niet eerder dan op 11 januari 2012 om omstreeks 9.00 uur bezocht. De Raad is van oordeel dat verweerder ervoor had moeten zorgen dat de verdachte op 10 januari 2012 ofwel van hemzelf dan wel van een collega strafadvocaat consultatiebijstand had gekregen. Klacht gegrond.
Uitspraak
Beslissing van 25 maart 2013
in de zaak 12-215
naar aanleiding van de klacht van:
de heer X
p/a Regio Politie te A
klager
tegen:
mr. Y
advocaat te B
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 7 november 2012, door de raad ontvangen op 8 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het toenmalige arrondissement Almelo de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2013 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn leidinggevende en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is werkzaam bij de regiopolitie A en hield uit hoofde van zijn functie op 10 januari 2012 om 13.30 uur een minderjarige verdachte met beperkte verstandelijke vermogens aan. Om 14.24 uur werd deze aanhouding aan de piketcentrale doorgegeven. Kort daarna werd aan het kantoor van verweerder een zogenaamde Salduz-piketmelding doorgegeven. Verweerder had op die dag piketdienst. Verweerder heeft de verdachte op 11 januari 2012 om omstreeks 9.00 uur bezocht op het Politie Arrestantencentrum (PAT) te Borne, waar de verdachte op 10 januari 2012 aan het einde van de middag naartoe was gebracht. Eerder was het - aldus klager – wegens vervoersproblemen niet mogelijk de verdachte naar Borne te brengen.
2.3 Op 10 januari 2012 om 17.21 uur heeft verweerder aan de politie Twente een fax verzonden, waarin hij aangaf dat hem was meegedeeld dat de verdachte op het politiebureau te Nijverdal bezocht diende te worden, dat het onmogelijk was om voor diverse bezoeken naar alle uithoeken van Twente te reizen, dat daarom de nieuwe regeling van het arrestantencentrum (bedoeld wordt het PAT te Borne) was opgezet, dat van de politie verwacht mocht worden dat arrestanten daar tijdig werden aangeleverd en dat hij graag vernam wanneer dat gelukt was, zodat hij de verdachte aldaar zou kunnen bezoeken.
2.4 De reistijd van het kantoor van verweerder naar het PAT te Borne bedraagt - aldus verweerder - omstreeks 10 tot 15 minuten. Naar het politiebureau te Nijverdal is hij in verband met files drie kwartier of langer onderweg, aldus verweerder.
Nadat verweerder de verdachte op het PAT te Borne had bezocht heeft hij aan klager aangegeven wanneer hij die dag in de gelegenheid was om het verhoor van de verdachte bij te wonen. Het verhoor is vervolgens gepland op een tijdstip dat verweerder niet beschikbaar was en klager heeft een andere advocaat ingeschakeld om tijdens dit verhoor aan verdachte bijstand te verlenen.Klager heeft de klacht ingediend in zijn hoedanigheid van politiefunctionaris werkzaam bij (toen) de regiopolitie A.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij de minderjarige verdachte niet tijdig heeft bezocht, waardoor de verdachte van adequate rechtsbijstand verstoken is gebleven.
4 BEOORDELING
Ontvankelijkheid.
4.1 Verweerder heeft zich op de niet ontvankelijkheid van klager in zijn klacht beroepen omdat hij in die hoedanigheid geen eigen belang heeft bij zijn klacht en voorts omdat er in dit soort kwesties de mogelijkheid bestaat om bij de Raad voor Rechtsbijstand te klagen, voor welke mogelijkheid klager had moeten kiezen.
4.2 Klager was belast of in elk geval nauw betrokken bij de zaak of het opsporingsonderzoek waaruit de klacht voortvloeit. Niet in discussie is dat hij een taak had bij de uitvoering van de piket regeling. Deze regeling, die erin voorziet dat aan een aangehouden verdachte op heel korte termijn rechtsbijstand wordt verleend, legt daarvoor een belangrijke organisatorische verantwoordelijkheid bij de politie en de individuele politiefunctionarissen die bij een bepaalde zaak zijn betrokken. Met de uitvoering van die regeling is het in de zaak waar het om gaat misgelopen. De verdachte in kwestie bleef daardoor langer dan bij die regeling past van rechtsbijstand verstoken. Uit de zaak en de inrichting van de klacht brief is duidelijk dat klager zich dit aantrok en de raad ziet hem als belanghebbende omdat hij medeverantwoordelijk was en zich ook voelde voor een adequate en snelle bijstand.
4.3 Van het bestaan van een klachtprocedure die dezelfde belangen dekt als een tuchtrechtelijke procedure als deze die klager zou hebben kunnen volgen, is niet gebleken. Ook dit aspect van het verweer dat de klacht niet ontvankelijk zou zijn wordt niet gedeeld door de raad.
4.4 De verdachte in kwestie werd, zoals reeds werd vastgesteld, op 10 januari 2012 om 13.30 uur aangehouden. De piketcentrale werd om 14.24 uur ingelicht en kort daarop zal deze melding door verweerder zijn ontvangen. Verweerder heeft de verdachte vervolgens op 11 januari 2012 gesproken. Dat is te laat in het licht van wat met de piket regeling wordt beoogd, zeker nu het om een minderjarige verdachte met beperkte verstandelijke vermogens ging. De vraag is dan vervolgens of dat verweerder tuchtrechtelijk valt te verwijten.
Inhoudelijke beoordeling:
4.5 De Raad is van oordeel dat verweerder ervoor had moeten zorgen dat de verdachte op 10 januari 2012 ofwel van hemzelf dan wel van een collega strafadvocaat consultatiebijstand had gekregen. Verweerder had voor adequate vervanging moeten zorgdragen indien hij die dag niet zelf in de gelegenheid was om de verdachte op het politiebureau te Nijverdal te bezoeken. Verweerder had het conflict met klager over waar het verhoor in redelijkheid zou moeten plaatsvinden niet over het hoofd van de minderjarige mogen uitvechten. De raad verklaart derhalve de klacht gegrond.
4.6 Hiervoor werd door de raad vastgesteld dat de klacht ontvankelijk is. In dat verband is nog het volgende van belang. Verweerder heeft er met nadruk op gewezen dat hij er op grond van de piketregeling aanspraak op mocht maken dat zijn cliënt snel en in elk geval eerder dan gebeurd is overgebracht zou worden naar het PAT in Borne zodat verweerder niet naar Nijverdal behoefde te gaan om zijn cliënt snel te kunnen ontmoeten en dat het aan klager is te wijten dat dit niet is gebeurd. Dat eerste is omstreden en het eerste noch het laatste is komen vast te staan. In het oordeel van de raad met betrekking tot de ontvankelijkheid komt daarom geen verandering
5 MAATREGEL
5.1 Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
BESLISSING
De raad van discipline verklaart klager ontvankelijk in zijn klacht. De klacht is gegrond. Aan verweerder wordt de maatregel van een enkele waarschuwing opgelegd.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, en mrs. G.R.M. van den Assum, J.A. Holsbrink, C.J. Lunenberg-Demenint en E.A.T.M. Steverink, leden, bijgestaan door mr. A.M. van Rossum als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 25 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
en per gewone post aan:
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Nederland, locatie Almelo
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.