Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

24-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:14

Zaaknummer

12-349A

Inhoudsindicatie

Belangenverstrengeling. Van een schending van gedragsregel 7 is geen sprake. Aan alle voorwaarden van Gedragsregel 7 lid 5 is voldaan: (1) er is sprake van verschillende kwesties die geen verband houden met elkaar, terwijl een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is en (2) gesteld noch gebleken is dat verweerder door zijn optreden voor klager de beschikking heeft gekregen over vertrouwelijke informatie die van belang kan zijn voor de onderhavige kwestie. Klager verwijt verweerder voorts dat hij niet om zijn verhinderdata heeft gevraagd. Klachtonderdelen ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 24 juni 2013

in de zaak 12-349A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer drs.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 20 november 2012 met kenmerk 1112-782, door de raad ontvangen op 22 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 april 2013 in aanwezigheid van verweerder. Klager is zonder bericht van afwezigheid niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

-      de in 1.1 bedoelde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 12;

- de pleitnota van verweerder.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder verleent beroepsvereniging A., hierna ‘de beroepsvereniging’, al meer dan 10 jaar juridische bijstand. Klager was tot 2011 lid van deze beroepsvereniging.

2.3 Verweerder heeft klager in 2005 en 2006 in een drietal kwesties juridisch bijgestaan. In een eerste aangelegenheid heeft verweerder klager geadviseerd over een geschil dat klager had met zijn opleider in een academisch ziekenhuis over de afronding van zijn opleiding en het verkrijgen van zijn inschrijving als plastisch chirurg in het desbetreffende specialistenregister. Vervolgens heeft verweerder klager nog bijgestaan in twee samenhangende aangelegenheden die betrekking hadden op de beëindiging van zijn samenwerking in maatschapsverband en zijn toelating tot een ander ziekenhuis. Na afronding van die dossiers in 2006 heeft verweerder geen werkzaamheden meer voor klager verricht.

2.4 Klager heeft naar aanleiding van een voordracht van het bestuur van de beroepsvereniging aan de algemene vergadering om hem uit zijn lidmaatschap te zetten, op 1 april 2011 zijn lidmaatschap van de beroepsvereniging met onmiddellijke ingang opgezegd. De algemene ledenvergadering van de beroepsvereniging heeft tijdens de vergadering van 8 april 2011 besloten de opzegging van klager onmiddellijk effect te geven.

2.5 De beroepsvereniging heeft klager bij brief van 9 mei 2011 gevraagd alle verwijzingen naar zijn lidmaatschap van de beroepsvereniging in uitingen te verwijderen. In juni 2011 heeft de beroepsvereniging klager benaderd met het verzoek haar te willen bijstaan, omdat klager na de beëindiging van zijn lidmaatschap van de beroepsvereniging op websites bleef uitdragen dat hij lid van de beroepsvereniging was.

2.6 Op verzoek van de beroepsvereniging heeft verweerder klager verzocht en gesommeerd om verwijzingen op verschillende websites  naar zijn lidmaatschap van de beroepsvereniging te verwijderen en niet langer uit te dragen dat hij nog lid van de beroepsvereniging was. 

2.7 Aangezien klager aan deze verzoeken en sommaties geen gehoor heeft gegeven heeft verweerder op instructie van de beroepsvereniging klager in kort geding gedagvaard teneinde klager te dwingen de betreffende websites aan te passen, aldus dat die websites niet meer vermelden of suggereren dat klager lid is van de beroepsvereniging.

2.8 Verweerder heeft op 23 april 2012 verzocht om een datum voor de behandeling van het kort geding en daarbij klager niet verzocht om opgave van zijn verhinderdata.

2.9 De kort geding dagvaarding is op 2 mei 2012 uitgebracht. Bij brief met bijlagen van 10 mei 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over het feit dat verweerder tegen hem als voormalig cliënt optreedt en bovendien niet om zijn verhinderdata heeft gevraagd.

2.10 Bij e-mail van 18 mei 2012 heeft mr. Rutgers, lid van de Raad van Toezicht en belast met het onderzoek naar de klacht van klager, klager onder ander gevraagd of het juist is dat er tussen de door verweerder voor klager in 2005 en 2006 behandelde kwesties en het onderhavige geschil met de beroepsvereniging geen verband bestaat. Tevens is klager gevraagd of verweerder als voormalig raadsman beschikt over informatie die hij thans tegen klager zou kunnen gebruiken, en zo ja welke informatie dat zou betreffen. Op deze vragen heeft klager bij e-mail van 20 mei 2012 geantwoord dat verweerder zeer veel kennis heeft opgedaan van zijn persoonlijke situatie, met name specifiek ten opzichte van de beroepsvereniging en daarbij veel kennis heeft opgedaan van zijn strategieën. Volgens klager zou het uiterst gevoelige informatie over zijn positie in de conflictueuze relatie met de beroepsvereniging betreffen. Mr. Rutgers heeft vervolgens om een andere toelichting om welke informatie het zou gaan, maar dat klager hierop niet meer heeft geantwoord.  

2.11 Op 14 mei 2012 heeft mr. B. zich namens klager bij de rechtbank gesteld en tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding op 23 mei 2012 namens en in aanwezigheid van klager verweer gevoerd.

2.12 Tijdens de mondelinge behandeling van het kort geding is tussen de beroepsvereniging, bijgestaan door verweerder, en klager en de met hem verbonden rechtspersonen een minnelijke regeling getroffen.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) op te treden als advocaat in een kort geding namens de belangenvereniging A. tegen (de vennootschappen en stichting van) klager, terwijl verweerder een conflicterend belang had als bedoel in Regel 7 lid 4 van de Gedragsregels 1992;

b) ten onrechte geen overleg te plegen over verhinderdata van klager voor voornoemd kort geding.

4 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a)

4.1 Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit reeds voort uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van concrete omstandigheden van dat geval.

Uit de aan de raad overgelegde stukken, met name de door klager bij e-mail van 20 mei 2012 gegeven antwoorden op de e-mail van voornoemd lid van de Raad van Toezicht van 18 mei 2012 en hetgeen ter zitting naar voren is gekomen, is niet gebleken dat verweerder bij de belangenbehartiging van de beroepsvereniging in de kort procedure kennis heeft gehad van vertrouwelijke zaaks-, persoons- of bedrijfsgebonden informatie die verweerder zou moeten beletten tegen klager op te treden. Nu klager ook niet heeft geantwoord op de nadere vragen van mr. Rutgers en overigens niet aanwezig was op de zitting, zijn er geen concrete feiten of omstandigheden gesteld waaruit het tegendeel zou kunnen volgen.

4.2 De raad is daarom van oordeel dat van een schending van Gedragsregel 7 geen sprake is. Aan alle voorwaarden van Gedragsregel 7 lid 5 is hier immers voldaan: (1) er is sprake van verschillende kwesties, die geen verband houden met elkaar, terwijl een daarop uitlopende ontwikkeling evenmin aannemelijk is en (2) niet gebleken is dat verweerder de beschikking heeft gekregen over vertrouwelijke informatie die van belang kan zijn voor de kwestie waarover de cliënte van verweerder en klager een kort geding procedure hebben gevoerd. Dit klachtonderdeel zal daarom als ongegrond worden afgewezen.

Ad klachtonderdeel b)

4.4 Daargelaten de vraag of ook bij een niet-advocaat wederpartij de verhinderdata moeten worden opgevraagd, acht de raad het feit dat verweerder de verhinderdata van klager niet heeft opgevraagd in de gegeven omstandigheden niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Dit klachtonderdeel is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, L.D.H. Hamer, A.S. Kamphuis, P. van Lingen, leden, bijgestaan door mr. H. Oomen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 24 juni 2013.

griffier voorzitter

 

De beslissing is in afschrift op 24 juni 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse orde van advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a. Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl