Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:90

Zaaknummer

13-239A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond.  Beleidsvrijheid. Verrekening proceskostenvergoeding niet klachtwaardig. 

Uitspraak

Beslissing van 12 september 2013

in de zaak 13-239A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 augustus 2013 met kenmerk 1313-0565, door de raad ontvangen op 21 augustus 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klaagster is in een tweetal bestuursrechtelijke zaken door verweerder bijgestaan. In beide zaken is door de Raad voor Rechtsbijstand een toevoeging afgegeven onder oplegging van een eigen bijdrage van € 393,-- respectievelijk € 786,--. Verweerder heeft deze eigen bijdrage op 27 augustus 2012 respectievelijk 25 oktober 2012 aan klaagster gefactureerd. Klaagster heeft op de eerste eigen bijdrage een bedrag van € 200,-- voldaan.

1.3 Op grond van een beslissing van de sector bestuursrecht van de rechtbank van 14 november 2012 is UWV in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 874,--. Klaagster heeft verweerder op 28 februari 2013 gevraagd genoemd bedrag vermeerderd met een bedrag van

€ 42,-- aan griffierecht aan klaagster over te maken. Bij e-mail van 28 februari 2013 heeft verweerder klaagster bericht dat hij de door hem ontvangen proceskostenvergoeding heeft verrekend, waarna klaagster in de andere door verweerder behandelde zaak nog een eigen bijdrage van

€ 586,-- diende te voldoen en dat hij het griffierecht van € 42,- aan klaagster zal overmaken. Op 28 februari 2013 is vervolgens het bedrag van € 42,-- op de rekening van klaagster bijgeschreven.

1.4 Op verzoek van klaagster heeft verweerder in verband met een loonvordering, welke klaagster stelde te hebben op haar voormalig werkgeefster, een conceptdagvaarding opgesteld en deze op verzoek van klaagster een aantal malen gewijzigd. Nadat de wederpartij op het concept had gereageerd heeft verweerder klaagster kenbaar gemaakt dat van een loonvordering geen sprake was en klaagster aangeraden zich elders te laten adviseren. Klaagster heeft de deurwaarder rechtstreeks opdracht gegeven om de dagvaarding aan de wederpartij te betekenen. Klaagster heeft in deze zaak een eigen bijdrage van € 775,-- aan verweerder betaald. De kantonrechter heeft zich ambtshalve onbevoegd verklaard en klaagster in de proceskosten veroordeeld. Op de comparitie bij de kantonrechter heeft verweerder klaagster bijgestaan.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) verweerder heeft nagelaten een proceskostenvergoeding ad € 874,-- aan klaagster te betalen;

b) verweerder toevoegingen heeft aangevraagd, maar klaagster het werk heeft laten doen;

c) klaagster door toedoen van verweerder schade lijdt.

3 BEOORDELING

Ad klachtonderdeel a

3.1 Met dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerder dat hij de door de wederpartij betaalde proceskostenvergoeding niet aan klaagster heeft doorbetaald. Verweerder heeft bij e-mail van 28 februari 2013 aan klaagster uitgelegd dat de proceskostenvergoeding is verrekend met de vergoeding die hij van de Raad voor Rechtsbijstand heeft ontvangen, alsmede met het nog openstaande bedrag ter zake van de eigen bijdrage van de andere toevoeging.

3.2 De voorzitter wijst erop dat de door UWV in de beroepsprocedure toegekende proceskostenvergoeding slechts wordt toegekend indien sprake is van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De proceskostenvergoeding is door verweerder derhalve terecht aangewend voor de vergoeding van door hem gemaakte kosten. Vanwege verrekening van een deel van de proceskostenvergoeding met een nog openstaande factuur voor een eigen bijdrage in de andere toevoegingszaak, kon klaagster geen aanspraak maken op doorbetaling van de proceskostenvergoeding. Ook de deken heeft in zijn brief 26 maart 2013 uiteengezet hoe de verschillende toevoegingen be- en verrekend zijn. Vervolgens is klaagster dan niet dan wel onvoldoende op teruggekomen en heeft zij zich gericht op de hierna te bespreken klachtonderdelen. Het klachtonderdeel is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdelen b en c

3.3 Deze klachtonderdelen hangen met elkaar samen en kunnen daarom samen worden behandeld. In de kern komen de klachtonderdelen neer op het verwijt dat verweerder onvoldoende tijd en aandacht aan klaagsters zaak heeft besteed als gevolg waarvan klaagster schade zou hebben geleden.

3.4 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van de zaak leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het best zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. De voorzitter zal het handelen van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

3.5 Uit de door verweerder overgelegde urenspecificaties blijkt dat verweerder ruim 34 uur heeft besteed aan de  zaak van klaagster tegen haar ex-werkgever. De gemaakte uren zijn door verweerder gespecificeerd. Klaagster heeft de juistheid van de door verweerder overgelegde urenspecificaties van verweerder niet betwist. Het verwijt dat verweerder te weinig tijd aan de zaak zou hebben besteed vindt dan ook geen steun in de feiten. Evenmin kan de voorzitter vaststellen dat klaagster door toedoen van verweerder schade zou hebben geleden. Verweerder heeft onbetwist en deugdelijk met stukken onderbouwd gesteld dat hij klaagster heeft laten weten niet achter het uiteindelijk door klaagster zelf aangepaste concept van de dagvaarding te staan en dat hij desondanks ter beperking van schade aan de zijde van klaagster, klaagster ter comparitie heeft bijgestaan. Klaagster heeft tegen het indringend advies van verweerder een aanbod van de ex-werkgever tot een nabetaling van € 1.000,-- ter comparitie afgewezen, waarna de kantonrechter zich ambtshalve onbevoegd heeft verklaard en klaagster in de proceskosten veroordeeld. Van onjuist adviseren door verweerder is dan ook niet gebleken. Ook overigens is niet gebleken dat verweerder zich schuldig zou hebben gemaakt aan tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen waardoor de belangen van klaagster zijn geschaad. Ook deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond, nog los van de vraag dat in een tuchtrechtprocedure zoals deze geen plaats is voor het toekennen van schadevergoeding.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klachten in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 12 september 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 september 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.