Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4134

Zaaknummer

R. 4018/12.152

Inhoudsindicatie

Klager beklaagt zich over het feit dat verweerder in strijd gehandeld heeft met de tussen klaagster en haar wederpartij geldende geheimhoudingsverplichting betreffende een mediation tussen partijen. Vaststaat dat verweerder aan de rechter mededelingen heeft gedaan over hetgeen tussen klaagster en de wederpartij tijdens de mediation is besproken.

Inhoudsindicatie

Primair oordeelt de Raad dat niet, althans onvoldoende weersproken, vaststaat dat klaagster en haar wederpartij een mediationovereenkomst hebben gesloten met daarin opgenomen een geheimhoudingsbeding en dat tevens de advocaten, die de partijen bijstaan, aan dat geheimhoudingsbeding zijn gebonden.

Inhoudsindicatie

De Raad gaat voorbij aan de stelling van verweerder dat er alleen sprake was van therapeutische gesprekken.

Inhoudsindicatie

Verweerder had zich moet onthouden van elke berichtgeving aan de rechtbank omtrent de inhoud en het verloop van de mediation. Verweerder wordt ermee bekend verondersteld dat mediation een vertrouwelijk karakter heeft en dat er op hem geheimhouding rust met betrekking tot de inhoud van de mediationgesprekken.

Inhoudsindicatie

De Raad verwerpt het verweer dat de rechtbank verweerder verzocht zou hebben om de rechtbank te informeren omtrent de inhoud en het verloop van mediation. Het proces-verbaal geeft te kennen dat de rechtbank verzocht heeft om informatie over de stand van zaken.

Inhoudsindicatie

De klacht is gegrond. De Raad legt de verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 augustus 2012 met kenmerk K140 2011/2012 ew/kme, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2012 in aanwezigheid van klaagster en haar gemachtigde mr. N, advocaat te Leiden en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan:

2.1    Verweerder staat de ex-echtgenoot van klaagster bij in een procedure bij de rechtbank betreffende de omgang tussen de ex-echtgenoot en de kinderen van hem en klaagster.

2.2    Op 2 november 2011 is de zaak bij de rechtbank behandeld. Tijdens de mondelinge behandeling is de zaak verwezen naar mediation. In het proces-verbaal van de zitting is opgenomen dat de behandeling zal worden voortgezet op de terechtzitting op 11 januari 2012 en opgenomen dat partijen de rechtbank uiterlijk op 4 januari 2012 dienen te berichten over de stand van zaken.

2.3    Bij brief van 4 januari 2012 heeft verweerder de rechtbank een  kort verslag gestuurd van het verloop van de mediation en onder meer geschreven:

(…)

Ten behoeve van de zitting van 11 januari 2012 geef ik hieronder een kort verslag van het verloop van de mediation.   

(...)

en na de tweede bijeenkomst is een aanvulling op het ouderschapsplan opgesteld ter zake van de zorg/omgangsregeling. Partijen hebben het concept ouderschapsplan van commentaar voorzien. De mediator heeft aanpassingen gedaan. Het is niet tot ondertekening van het plan gekomen, daar klaagster [griffier] uiteindelijk niet wilde tekenen (zie haar e-mailbericht en reactie van de man).   

(..)

De man stelt, gelet op de besprekingen het volgende voor:

(…) “   

2.4    Bij brief van 5 januari 2012 heeft de gemachtigde van klaagster de rechtbank verzocht om de brief van 4 januari 2012 van verweerder buiten beschouwing te laten. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen.

2.5    Bij beschikking van 8 februari 2012 heeft de rechtbank de omgangsregeling uitgebreid.

2.6    Bij brief met bijlagen van 13 februari 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder dat hij in strijd gehandeld heeft met de tussen klaagster en haar wederpartij geldende geheimhoudingsverplichting betreffende een mediation tussen partijen door aan de rechter mededelingen te doen over hetgeen tussen klaagster en de wederpartij tijdens de mediation is besproken.

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist dat er sprake was van mediation tussen zijn cliënt en klaagster. Er waren therapeutische gesprekken tussen hen beiden en geen mediation. Een mediationovereenkomst is hem niet bekend.

4.2    Verweerder heeft uitvoering gegeven aan een verzoek van de rechtbank, zoals opgenomen in het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 2 november 2011. In zijn brief van 4 januari 2012 heeft hij de rechtbank conform het verzoek over de stand van zaken geïnformeerd. Verweerder diende de rechtbank volledig te informeren en kon niet volstaan met een enkele mededeling dat de mediation mislukt is en de behandeling doorgang diende te vinden. Er is geen sprake van het informeren van de rechtbank over de inhoud van mediation.

5    BEOORDELING

5.1    Als niet, althans onvoldoende weersproken staat vast dat klaagster en haar wederpartij een mediationovereenkomst hebben gesloten met daarin opgenomen een geheimhoudingsbeding. Niet alleen de partijen die deze overeenkomst gesloten hebben, maar tevens de advocaten, die partijen bijstaan, zijn aan dat geheimhoudingsbeding gebonden. De stelling van verweerder dat er alleen sprake was van therapeutische gesprekken en niet van mediation heeft verweerder niet althans onvoldoende gemotiveerd, zodat de raad daaraan voorbij gaat.

5.2    Verweerder wordt bekend verondersteld met de op hem rustende geheimhouding. Het vertrouwelijke karakter van de mediation en de daarmee verbonden geheimhouding zijn immers een feit van algemene bekendheid. Verweerder had zich derhalve moeten onthouden van elke berichtgeving aan de rechtbank omtrent de inhoud en het verloop van de mediation.

5.3    Anders dan verweerder stelt was hij niet gehouden de rechtbank te informeren omtrent de inhoud en het verloop van de mediation. Blijkens het proces-verbaal heeft de rechtbank slechts verzocht om informatie omtrent de stand van zaken. Verweerder had derhalve kunnen en moeten volstaan met de mededeling dat de mediation mislukt was.

5.4    Verweerder heeft derhalve niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.5    De klacht is gegrond.

6    MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

7    BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht gegrond;

- legt verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, H.E. Meerman, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 februari 2013.

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 19 februari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    verweerder

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl