Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:148

Zaaknummer

13-144A

Inhoudsindicatie

Klacht van derden over uitlatingen verweerder in de pers. Niet vast komen te staan dat gewraakte uitlatingen daadwerkelijk citaten van verweerder waren. De door verweerder gedane uitlatingen konden de toets der kritiek doorstaan. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 12 november 2013

in de zaak 13-144A

naar aanleiding van de klacht van:

1. 

2. 

gemachtigde:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam

klaagsters

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam    

verweerder

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 29 mei 2013 met kenmerk 03-13-0407, door de raad ontvangen op 30 mei 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 september 2013 in aanwezigheid van klaagsters en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de deken;

- de stukken genummerd 1 tot en met 9, genoemd in de inventarislijst bij de brief van de deken;

- de bij brief van 10 september 2013 door verweerder nagezonden publicatie.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerder heeft eind 2012 de behandeling van de zaak van een cliënte van advocaat mr. M. overgenomen. Dat ging met veel publiciteit in landelijke media gepaard.

2.3 Klaagster sub 1 is een vennootschap die landelijk dagblad De Telegraaf exploiteert. Klaagster sub 2 is een vennootschap die onder meer televisieprogramma RTL Boulevard exploiteert.

2.4 Verweerder heeft begin januari 2013 een interview gegeven aan twee journalisten van NRC Handelsblad (hierna: NRC). Naar aanleiding van dit interview zijn op 8/9 januari 2013 in (en op de internetsite van) de NRC twee artikelen gepubliceerd. De artikelen luiden, voor zover relevant, als volgt:

Volgens de nieuwe raadsman van [cliënte], [verweerder], heeft [mr. M.] in samenwerking met de Telegraaf en RTL Boulevard voortdurend publicitaire spelletjes met [cliënte] gespeeld. [Mr. M] tipte volgens de klacht bevriende media zodat ze opnames van [cliënte] konden maken als ze met hem een afspraak had of als zij bij de rechtbank kwam.

en voorts:

“Bij latere afspraken bleken journalisten van de Telegraaf en RTL Boulevard bij herhaling getipt door [mr. M]. Dan verschenen er in die media foto’s en camerabeelden van de advocaat met cliënte, waarop zij niet zat te wachten.”

2.5 Een e-mail van 12 maart 2013 van mr. M. aan een kantoorgenoot van de gemachtigde van klaagsters luidt, voor zover relevant, als volgt:

In antwoord op uw mail van heden kan ik u meedelen dat ik niet de tipgever c.q. de bron ben geweest van [klaagster sub 1] dan wel [klaagster sub 2].

2.6 Bij brief met bijlagen van 11 januari 2013 heeft mr. Le Poole zich als gemachtigde van klaagsters bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder klaagsters er tegenover de NRC van heeft beschuldigd dat klaagsters samen met mr. M. “publicitaire spelletjes” hebben gespeeld met (destijds) de cliënte van mr. M., mevrouw C.

3.2 Door het openbaar maken van feitelijk onjuiste en ongefundeerde beschuldigingen, welke door verweerder voorafgaande aan de publicatie zijn geaccordeerd, wekt verweerder ten onrechte de suggestie dat klaagsters geen objectieve journalistiek bedrijven en dat sprake zou zijn van gekleurde berichtgeving. Verweerder heeft nagelaten bedoelde beschuldigingen in het kader van wederhoor aan klaagsters voor te leggen. Het geven van bedoeld interview dient tevens niet de belangen van de cliënte van verweerder en is lijnrecht in tegenspraak met hetgeen de cliënte van verweerder mr. M. verwijt.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert aan dat de onderhavige klacht moet worden gezien in een patroon van jarenlange publicitaire beschadigingen door klaagsters aan zijn adres.

4.2 De artikelen in de NRC geven volgens verweerder de mening van de betrokken journalisten weer. Van beschuldigingen door verweerder is geen sprake. Verweerder heeft als advocaat van zijn cliënte – in haar belang, met haar medeweten en op haar verzoek – het gemotiveerde standpunt van zijn cliënte weergegeven. Volgens verweerder heeft zijn cliënte met recht het standpunt in kunnen nemen dat journalisten werkzaam bij klaagsters bij herhaling zijn getipt door mr. M. Het verwijt van zijn cliënte over het tippen richt zich ook niet tot klaagsters, maar uitsluitend tot mr. M. Alleen laatstgenoemde zou derhalve mogelijk kunnen klagen, maar klaagsters niet.

4.3 Volgens verweerder kan alleen het tweede, hiervoor onder punt 2.2 aangehaalde citaat uit het artikel in de NRC aan hem worden toegeschreven en heeft hij dit citaat geautoriseerd. Wel meent verweerder dat klaagsters dat citaat uit de context hebben getrokken.

4.4 Tot slot voert verweerder aan dat uit de aangehaalde artikelen in het geheel niet is op te maken dat hij zou hebben gesuggereerd dat klaagsters geen objectieve journalistiek bedrijven en/of dat sprake zou zijn van gekleurde berichtgeving. Het feit dat media getipt worden, maakt niet dat zij geen objectieve journalistiek zouden bedrijven of dat sprake zou zijn van gekleurde berichtgeving. Volgens verweerder laat het voorgaande overigens onverlet dat er volgens hem geen sprake van is dat klaagsters objectieve journalistiek zouden bedrijven.

4.5 Nu volgens verweerder uitsluitend mr. M. zou kunnen klagen en niet klaagsters zelf, stelt hij zich primair op het standpunt dat klaagsters niet kunnen worden ontvangen in hun klacht. Subsidiair meent hij dat de klacht ongegrond dient te worden verklaard.

5 BEOORDELING

5.1 Als meest verstrekkende verweer heeft verweerder aangevoerd dat klaagsters niet kunnen worden ontvangen in hun klacht, nu het verwijt van zijn cliënte als gepubliceerd in het gewraakte artikel in de NRC is gericht aan mr. M. en niet aan klaagsters.

5.2 Het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat komt niet aan een ieder toe, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Klaagsters hebben voldoende gemotiveerd gesteld dat zij door de gestelde uitlatingen rechtstreeks in hun belang worden getroffen. In zoverre zijn klaagsters derhalve ontvankelijk in hun klacht.

5.3 Naar vaste rechtspraak van het hof geldt, ter invulling van de norm van artikel 46 Advocatenwet welke inhoudt dat advocaten zich dienen te onthouden van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt, als uitgangspunt dat aan de advocaat weliswaar een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt, maar dat deze vrijheid haar begrenzing vindt in de plicht van de advocaat zich te onthouden van (feitelijke) stellingen waarvan hij de onjuistheid kent of redelijkerwijs kan kennen en dat hij zich niet onnodig grievend dient uit te laten over de wederpartij van zijn cliënt. Ook wanneer de vrijheid van meningsuiting in het geding is, dient de advocaat zich van dergelijk gedrag te onthouden. Zulks ligt mede besloten in de door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens gegeven norm inhoudende dat de bijzondere aard van het juridisch beroep meebrengt dat het optreden van advocaten in het openbaar, en dus ook ter zitting, discreet, eerlijk en waardig dient te zijn (EVRM 30 november 2006, NJ 2007/368, Veraart). De advocaat die zich onnodig grievend uitlaat gedraagt zich immers onwaardig. Het handelen van verweerder zal aan deze norm worden getoetst.

5.4 De klacht van klaagsters richt zich tegen de term “publicitaire spelletjes” die in het interview is gebruikt. Verweerder betwist deze uitlating te hebben gedaan. Volgens verweerder blijkt uit het artikel zelf al dat daarmee de mening van de betrokken journalisten wordt weergegeven. Alleen de quotes in het hoofdartikel zijn rechtstreeks van hem afkomstig. Gelet op de gemotiveerde betwisting van verweerder is niet vast komen te staan dat de gewraakte volzin omtrent “publicitaire spelletjes” daadwerkelijk een citaat van hem is geweest. Het betoog van verweerder vindt steun in het feit dat de desbetreffende passage in het artikel (anders dan de tweede gewraakte passage) niet tussen aanhalingstekens staat. 

5.5 Met betrekking tot de overige onder 2.4 weergegeven zinnen uit de artikelen is de raad van oordeel dat het interview aan de NRC door verweerder en de uitlatingen die hij daarbij heeft gedaan gelet op de hiervoor onder 5.3 genoemde norm de toets der kritiek kunnen doorstaan. Daar komt bij dat klaagsters zelf tot de media behoren en in die hoedanigheid zelf in aanzienlijke mate aandacht voor de onderhavige kwestie hebben gegenereerd.

5.6 Het verwijt van klaagsters dat verweerder zou hebben gesuggereerd dat zij geen objectieve journalistiek bedrijven houdt, los van de vraag of het wekken van die suggestie tuchtrechtelijk verwijtbaar zou zijn, geen stand. Dit valt immers niet uit de artikelen in de NRC af te leiden. Het enkele feit dat verweerder heeft gesuggereerd dat klaagsters gebruik maken van tipgevers, maakt nog niet dat zij geen objectieve journalistiek zouden bedrijven. Dat in dit concrete geval mr. M. als tipgever wordt genoemd maakt dat niet anders. Tot slot geldt dat het feit dat verweerder zijn uitlatingen niet eerst aan klaagsters heeft voorgelegd hem niet kan worden verweten: het was immers aan de NRC om voor publicatie hoor en wederhoor toe te passen, niet aan verweerder.

5.7 Gelet op het voorgaande is de raad van oordeel dat de klacht ongegrond is.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, A. de Groot, C. Wiggers en S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. C.C. Horrevorts als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 november 2013.

 

griffier voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagsters

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagsters

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl