Rechtspraak
Uitspraakdatum
13-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2013:76
Zaaknummer
6492
Inhoudsindicatie
Het komt voor risico van verweerder dat hij niet kan aantonen dat hij klager heeft gewezen op hoge beslagkosten en dat hij klager informatie over de gelegde beslagen heeft verstrekt. Waarschuwing.
Uitspraak
Beslissing van 13 mei 2013
in de zaak 6492
naar aanleiding van het hoger beroep van:
klager
tegen:
verweerder
6 HET VERLOOP VAN HET GEDING TOT AAN DE TUSSENBESLISSING
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 4 juni 2012, onder nummer B 215-2011, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard (de beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl onder LJN YA2928), en naar de tussenbeslissing van dit hof 30 november 2012.
7 HET VERDERE VERLOOP VAN HET GEDING IN HOGER BEROEP
Het hof heeft de zaak mondeling opnieuw behandeld ter openbare zitting van 4 maart 2013, waar klager, samen met zijn zoon, en verweerder zijn verschenen.
8 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in:
1 Er is een partijafspraak gemaakt voor de werkzaamheden van verweerder voor een bedrag van € 4.000,-- à € 5.000,--.
2 Verweerder heeft klager niet (direct) geïnformeerd over de onttrekkingen onder het beslag.
3 Verweerder heeft klager niet tijdig ingelicht over het faillissement van klagers wederpartij.
4 De procedure heeft onnodig lang geduurd als gevolg van verweerders trage werkwijze.
5 De in rekening gebrachte kosten zijn veel te hoog.
9 FEITEN
In overweging 2 van zijn beslissing heeft de raad de volgende feiten vastgesteld. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.
2.1 Verweerder heeft klager bijgestaan in een geschil aangaande een door klager aan de wederpartij verstrekte geldlening. Nadat de overeenkomst van geldlening was opgezegd en de wederpartij in gebreke was gesteld, heeft verweerder jegens de wederpartij rechtsmaatregelen genomen. Er is beslag gelegd ten laste van de wederpartij en op 15 juli 2009 is een bodemprocedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank te Breda, waarin op 29 juni 2010 een comparitie van partijen heeft plaatsgevonden en vervolgens een tussenvonnis is gewezen met een bewijsopdracht. De wederpartij heeft op onrechtmatige wijze zaken aan het beslag onttrokken.
2.2 Op 12 oktober 2010 is het faillissement van de wederpartij van klager uitgesproken.
10 BEOORDELING
10.1 Tot zekerheid van de terugbetaling van een verstrekte geldlening heeft verweerder ten laste van de debiteur van klager beslag gelegd op aandelen in een aantal B.V.’s. Partijen verschillen erover van mening welke voorlichting over dit beslag, de daarmee gepaard gaande kosten, de gerezen problemen omtrent de aantekening van de beslagen in de aandeelhoudersregisters en de voortgang van de incasso door verweerder is verstrekt. Volgens klager had hij de procedure niet doorgezet als hem was meegedeeld dat alleen al de deurwaarderskosten een bedrag van meer dan € 6.000,-- zouden uitmaken. Ook over de voortgang na de beslaglegging en de betekeningsproblemen is hem niets meegedeeld. Zo zei verweerder niet, dat ondanks de gelegde beslagen de aandelen na de beslaglegging waren verkocht en dat de betreffende B.V.’s in oktober 2010 in staat van faillissement waren verklaard. Daar kwam klager door eigen onderzoek achter.
10.2 Verweerder stelt dat de voor klager relevante informatie over het beslag, de aandelenverkoop, de betekeningsproblemen en de beslagkosten wel degelijk door hem, mondeling te zijnen kantore is gegeven. Deze informatie is daarna niet schriftelijk door hem aan klager bevestigd. Hij beschikt niet over aantekeningen in zijn dossier wat hij feitelijk heeft meegedeeld en evenmin over brieven aan klager waarin hij hem afschriften van de beslagstukken doet toekomen of afschriften van de correspondentie met de deurwaarder over de betekeningsproblemen. Verweerder vernam van klager dat de aandelen waren verkocht maar dat achtte hij onrechtmatig jegens klager en hij heeft de advocaat van de debiteur daarover geschreven, die toezegde dat er niets met de aandelen zou gebeuren totdat de aanhangige procedure zou zijn afgerond. Door het faillissement werd de procedure geschorst en klager heeft daarna zelf contact opgenomen met de curator over de indiening van zijn vorderingen. Hij vernam van het faillissement een of twee dagen voor zijn bespreking van 27 oktober 2010 met klager.
10.3 De klachtonderdelen 2 en 3 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Klager grieft ter zake dat verweerder hem onvoldoende heeft voorgelicht en relevante stukken hem niet heeft doen toekomen.
Nu partijen elkaar tegenspreken over het moment waarop verweerder welke informatie aan klager heeft gegeven, komt het voor het risico van verweerder dat hij niet kan aangeven dat hij klager adequaat heeft gewezen op de hoge beslagkosten die zijn stappen zouden meebrengen en dat hij wel degelijk tijdig relevante informatie over de beslagen aan klager heeft verstrekt, bijvoorbeeld door hem afschriften van de beslagstukken en de briefwisseling met de deurwaarder over de problemen met de betekening en de aantekening van de beslagen in de aandeelhoudersregisters te doen toekomen. Het hof acht op grond daarvan de voorlichting van verweerder aan klager onvoldoende en ook tuchtrechtelijk verwijtbaar. De (grieven met betrekking tot de) klachtonderdelen 2 en 3 zijn gegrond.
10.4 Het onderzoek in hoger beroep heeft met betrekking tot de klachtonderdelen 1, 4 en 5 niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.
De grieven van klager tegen de beslissing van de raad met betrekking tot die klachtonderdelen worden verworpen en de beslissing van de raad dient in zoverre te worden bekrachtigd.
10.5 Ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen 2 en 3 acht het hof de volgende maatregel passend en geboden.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
- vernietigt de bestreden beslissing maar alleen voor zover daarin is
geoordeeld ten aanzien van de klachtonderdelen 2 en 3;
en, in zoverre opnieuw rechtdoende:
- verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 alsnog gegrond;
- legt ter zake aan verweerder de maatregel op van enkele waarschuwing;
- bekrachtigt de beslissing voor het overige.
Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. P.M.A. de Groot-van Dijken, L. Ritzema, G.J. Niezink en W.A.M. van Schendel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens , griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2013.