Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:167
Zaaknummer
13-222A
Inhoudsindicatie
Dekenbezwaar. Verzuim verweerder om aangifte te doen in het kader van de Centrale Controle Verordeningen. Verweerder heeft bovendien niet gereageerd op de diverse verzoeken van de deken tot het doen van aangifte. Verweerder is vorig jaar een waarschuwing opgelegd als gevolg van eenzelfde (gegrond verklaard) bezwaar. Bezwaar gegrond, berisping.
Uitspraak
Beslissing van 18 november 2013
in de zaak 13-222A
naar aanleiding van het bezwaar van:
de heer mr.
deken
tegen:
de heer mr.
advocaat te Amsterdam
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 8 augustus 2013 met kenmerk CCV 2012 (40-13-0953), door de raad ontvangen op 13 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam het bezwaar ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Het bezwaar is behandeld ter zitting van de raad van 18 september 2013 in aanwezigheid van de deken. Verweerder is zonder voorafgaand bericht niet ter zitting verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in § 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad, alsmede van de bij die brief gevoegde stukken genummerd 1 tot en met 3.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van het bezwaar wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Bij uitnodiging van 2 april 2013 heeft de Nederlandse Orde van Advocaten verweerder verzocht vóór 30 april 2013 zijn individuele- en kantooropgave te doen in het kader van de digitale Centrale Controle Verordeningen (CCV) over het jaar 2012.
2.3 Omdat eind april 2013 niet alle advocaten gevolg hadden gegeven aan hun verplichtingen in het kader van de CCV-aangifte en in veel gevallen de introductie en uitgifte van de nieuwe advocatenpas hiermee te maken had, heeft de Nederlandse Orde per herinneringsmail alle advocaten nog een extra termijn van drie weken gegund, derhalve tot 21 mei 2013.
2.4 Omdat verweerder eind mei 2013 nog niet aan zijn verplichtingen had voldaan, heeft de deken hem bij brief van 6 juni 2013 dringend verzocht zijn volledige opgave over 2012 uiterlijk op 14 juni 2013 digitaal in te dienen.
2.5 Op 20 juni 2013 heeft de deken wederom een aanmaningsbrief gestuurd, in welke brief de deken verweerder tot 26 juni 2013 de tijd heeft gegeven om zijn digitale CCV-aangifte te doen. In voormelde aanmaningsbrief heeft de deken het voornemen geuit om tot het indienen van een dekenbezwaar over te gaan, indien verweerder wederom in gebreke zou blijven met een adequate reactie en de digitale CCV-aangifte niet alsnog vóór 26 juni 2013 zou hebben verzorgd. Enige reactie bleef echter uit.
2.6 Op 30 juli 2013 heeft verweerder de digitale CCV-aangifte over 2012 gedaan.
2.7 Bij brief van 8 augustus 2013 heeft de deken het bezwaar ter kennis van de raad gebracht. Van deze brief heeft verweerder per gelijke post een kopie ontvangen.
3 BEZWAAR
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij geen aangifte heeft gedaan in het kader van de CCV over het jaar 2012;
en
b) hij niet heeft gereageerd op herhaalde verzoeken van de zijde van de deken tot het doen van aangifte.
3.2 In zijn bezwaar heeft de deken erop gewezen dat verweerder, ondanks de waarschuwing die de raad van discipline hem vorig jaar heeft opgelegd wegens het niet tijdig voldoen van de CCV-verplichting over het jaar 2011 (in zaak 12-288A), nu in herhaling is getreden en wederom heeft verzuimd om aan de herhaaldelijke verzoeken van de deken tijdig te voldoen.
4 BEOORDELING
4.1 Onderdelen a en b van het bezwaar lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
4.2 Uit hoofde van het bepaalde in de Verordening op de administratie en financiële integriteit en de Verordening op de vakbekwaamheid is verweerder gehouden om tijdig aangifte te doen in het kader van de CCV over het jaar 2012.
4.3 Bij brief van 20 juni 2012 heeft de deken het voornemen geuit om tot het indienen van een dekenbezwaar over te gaan, indien verweerder wederom in gebreke zou blijven met een adequate reactie en de digitale CCV-aangifte niet alsnog vóór 26 juni 2013 zou verzorgen. De raad stelt vast dat verweerder op 26 juni 2013 (nog) geen aangifte in het kader van de CCV over het jaar 2012 had gedaan en daarmee niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit hoofde van de onder 4.2 genoemde Verordeningen. Onderdeel a van het bezwaar is derhalve gegrond. Hieraan kan niet afdoen dat verweerder kennelijk op 30 juli 2013 alsnog de bedoelde CCV-aangifte over 2012 heeft gedaan.
4.4 Voorts stelt de raad vast dat verweerder niet op de diverse verzoeken van (stafmedewerksters van) de deken tot het doen van aangifte heeft gereageerd. De raad neemt daarbij in aanmerking dat de deken hem in de Advocatenwet opgedragen taken (in het kader van het tuchtrecht) niet naar behoren kan vervullen, indien de advocaat zijn verplichting om aanstonds te reageren op verzoeken van de deken verzaakt. Onderdeel b van het bezwaar is derhalve eveneens gegrond.
5 MAATREGEL
5.1 Verweerder heeft in strijd gehandeld met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt door niet te voldoen aan zijn aangifteverplichting in het kader van de CCV en door niet te reageren op de herhaaldelijke verzoeken van de deken. Dit zijn ernstige tekortkomingen, eens temeer nu verweerder, ondanks de waarschuwing die de raad hem vorig jaar heeft opgelegd, in herhaling is getreden en wederom heeft verzuimd om aan de herhaaldelijke verzoeken van de deken tijdig te voldoen. Gelet op alle omstandigheden van het geval, acht de raad de maatregel van een berisping passend en geboden.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart het bezwaar in beide onderdelen gegrond;
- legt aan verweerder op de maatregel van een berisping.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M. Middeldorp, E.M.J. van Nieuwenhuizen, G.J.W. Pulles en M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 18 november 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 november 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl