Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:12

Zaaknummer

54/12

Inhoudsindicatie

Een advocaat moet kunnen aantonen, althans aannemelijk maken dat hij opdracht heeft van zijn cliënt om een klacht in te dienen. Bewijsaanbod ter zitting is te laat. Advocaat heeft geen eigen belang. Klacht niet-ontvankelijk.

Uitspraak

Beslissing van 13 september 2013

in de zaak 54/12

naar aanleiding van de klacht van:

 

mr. [    ]

klager

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

gemachtigde: mr. [    ]

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 20 maart 2012 met kenmerk 011/012 K006, door de raad ontvangen op 21 maart 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement Groningen de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 14 juni 2013. Klager is ter zitting verschenen. Namens verweerder is mr. J. verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

1.4    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijke Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Verweerder is tot 1 juni 2010 werkzaam geweest bij T. Advocaten te G. Hij heeft in 2010 rechtsbijstand verleend aan een zekere mevrouw J. Op of omstreeks 31 maart 2010 is er een beslissing op bezwaar genomen van het UWV. Verweerder was vanaf 21 april 2010 arbeidsongeschikt. Tegen genoemde beslissing van het UWV is op 10 mei 2010 beroep ingesteld.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder aan mevrouw J. heeft toegezegd om beroep in te stellen tegen de beslissing van het UWV van 31 maart 2010, maar heeft verzuimd een toevoeging aan te vragen. Zulks is klager gebleken toen hij bij de Raad voor Rechtsbijstand verzocht om indeplaatsstelling van de toevoeging op zijn naam. Verweerder spreekt niet de waarheid als hij achteraf stelt dat hij mevrouw J. heeft afgeraden beroep in te stellen en tevens ontkent een toevoegingsaanvraag te hebben ingediend, waarbij hij suggereert dat klager dat heeft gedaan op naam van verweerder om op die manier de maximumbepalingen in het kader van de Wet op de Rechtsbijstand te omzeilen. Verweerder heeft hierover met de Raad voor Rechtsbijstand gesproken.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft op het spreekuur te H. kort na 31 maart 2010 een gesprek gevoerd met mevrouw J. naar aanleiding van een beslissing op bezwaar van de kant van het UWV

d.d. 31 maart 2010. Afgesproken is dat geen beroep zou worden ingesteld tegen deze beslissing, omdat de mogelijkheden van beroep weinig kansrijk waren en er waarschijnlijk geen toevoeging zou worden verstrekt aangezien de partner van mevrouw J. een te hoog inkomen had. Verweerder betwist dat op zijn verzoek beroep is ingesteld op 10 mei 2010. Hij heeft mevrouw J. na bovengenoemd gesprek niet meer opnieuw gesproken. Verweerder voert hierbij aan dat hij op 10 mei 2010 aan een hernia is geopereerd. Vanaf 21 april 2010 was hij arbeidsongeschikt. Van de zijde van verweerder is geen beroep ingesteld en ook geen beroepschrift opgesteld. Evenmin is door hem een toevoegingsaanvraag ingediend. Klager heeft geen stukken overgelegd waaruit blijkt dat verweerder zelf opdracht heeft gegeven om een beroep in te stellen. Het gestelde omtrent hetgeen verweerder met de Raad voor Rechtsbijstand heeft besproken is juist.

 

5    BEOORDELING

5.1    Ter zitting heeft klager aangevoerd dat de klacht is ingediend namens zijn cliënte, mevrouw J.  Uit de stukken is niet gebleken dat hij opdracht had van mevrouw J. tot het indienen van de onderhavige klacht. Nu klager ter zitting uitdrukkelijk heeft aangevoerd dat de klacht namens mevrouw J. is ingediend, is de raad van oordeel dat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht. Uit de stukken blijkt niet dat mevrouw J. opdracht heeft gegeven tot het indienen van de klacht en dat zij klager heeft gemachtigd om de zaak voor haar te behandelen. Het verzoek ter zitting om alsnog een machtiging over te leggen wordt, als te laat gedaan, gepasseerd. Klager behoort vanuit zijn professionele achtergrond te weten dat dit nodig is. Klager heeft bij de klacht geen eigen belang.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

is van oordeel dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort , voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, F. Klemann,

G.E.J. Kornet, N.H.M. Poort, leden, bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 september 2013.

 

griffier                               voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl