Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2013:31

Zaaknummer

23/12

Inhoudsindicatie

 Ten onrechte heeft de voorzitter de kalcht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard wegens termijn overschrijding, omdat klaagster zich pas veel later bewust is geworden van de in haar ogen klachtwaardige gedragingen van verweerder. Het verzet is gegrond.

Inhoudsindicatie

Klachten over kwaliteit moeten worden onderbouwd. Het woord 'stalking' dat verweerder gebruikt over het optreden van klaagster jegens hem is onder omstandigheden niet onbetamelijk. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 april 2013

in de zaak 23/12

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 24 februari 2012 op de klacht van:

 

mevrouw [    ]

klaagster

 

tegen:

mr. [    ]

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 26 januari 2012 met kenmerk 1011/46, door de raad ontvangen op 27 januari 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het voormalige arrondissement Zwolle-Lelystad de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 24 februari 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter (hierna "de voorzitter")  van de raad de klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, welke beslissing op 27 februari 2012 is verzonden aan klaagster.

1.3    Bij brief van 12 maart 2012 door de raad ontvangen op 12 maart 2012, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 30 november 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    Tijdens de mondelinge behandeling is besloten dat aan klaagster de gelegenheid wordt gegeven om een uitspraak van de rechtbank A. van 2010 over te, waaruit zou blijken dat aan klaagster geen uitkering is verstrekt  omdat in 2001 geen beperkingen zijn vastgesteld. Klaagster diende de stukken binnen 14 dagen na 30 november 2012 aan de griffie te doen toekomen. Eerst bij brief van 21 januari 2013 heeft klaagster overgelegd een brief van 10 december 2012 met als bijlage kopie van de uitspraak van de rechtbank A. van 22 maart 2011 en blad 1, 8 en 9 van het rapport psychiatrische expertise d.d. 10 juni 2010 en het commentaar d.d. 7 januari 2011 van de psychiater en stukken uit het dossier van verweerder waaruit volgens klaagster zou blijken dat verweerder goed op de hoogte was van de gezondheidsproblemen van klaagster. Dit betreft een brief van het RIAGG Z. van 22 augustus 2011 aan verweerder en een medische machtiging van klaagster aan verweerder d.d. 11 mei 2000.

1.6    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klaagster d.d. 12 maart 2012, het proces-verbaal van de zitting van de raad van 30 november 2012 en bovengenoemde brief van klaagster d.d. 21 januari 2013 met bijlagen alsmede de reactie daarop van verweerder d.d. 27 februari 2013. De bijlagen bij deze brief zijn buiten beschouwing gelaten omdat klaagster daarop niet meer heeft kunnen reageren.

1.7    Zaken die op 31 december 2012 aanhangig waren bij de raden van discipline in de ressorten Arnhem en Leeuwarden zijn op grond van de inwerkingtreding op 1 januari 2013 van de Wet Herziening Gerechtelijk Kaart voor de verdere behandeling overgedragen aan de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden. Deze zaak wordt daarom verder beslist door de raad van discipline in het ressort Arnhem   Leeuwarden.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klaagster in verzet in zoverre niet opkomt.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder op de hoogte was van de gezondheidsklachten van klaagster maar haar niet heeft ingelicht dat deze gezondheidsklachten gevolg konden hebben bij het solliciteren naar werk vanuit de bijstand en bij het in diensttreden bij een werkgever. Bovendien heeft verweerder nagelaten er voor te zorgen dat de belastbaarheid van klaagster werd beoordeeld en het percentage van haar arbeidsongeschiktheid werd vastgesteld. Voorts verwijt klaagster verweerder dat hij in de periode juni 2000 tot september 2001 voor haar niet bereikbaar was, noch telefonisch, noch voor het maken van een afspraak. Ten onrechte heeft verweerder klaagster beschuldigd van ‘stalking’.

De voorzitter heeft klaagster in haar klacht kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat, naar het oordeel van de voorzitter, vast is komen te staan, dat verweerder slechts tot september  2001 als raadsman van klaagster is opgetreden. Door meer dan 10 jaar te wachten met het indienen van de klacht (bij brief van 16 maart 2011 wordt de klacht bij de deken ingediend) is sprake van overschrijding van een redelijke termijn voor indiening van een klacht. Klaagster is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk verklaard in haar klacht.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de redelijke termijn waarbinnen een klacht moet zijn ingediend niet is overschreden omdat deze  eerst gaat lopen vanaf het moment dat klaagster bewust is geworden van de naar haar mening klachtwaardige gedragingen van verweerder. Doordat de klacht niet goed is onderzocht heeft de tuchtrechter niet kunnen toetsen of er inderdaad sprake was van overschrijding van de redelijke termijn. Bovendien heeft verweerder klaagster niet alleen bijgestaan van 1996 tot 2001 ter zake van de verblijfsprocedure maar ook van 1999 tot 2001 in een procedure betreffende verlening van de verblijfsvergunning en naturalisatie.

3.3    Met betrekking tot de gestelde ‘stalking’  voert klaagster aan dat dit klachtonderdeel zeker niet te laat is ingediend omdat de beschuldiging van ‘stalking’ voor het eerst aan klaagster bekend is gemaakt door verweerder in zijn brief van 14 mei 2011.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder handhaaft hetgeen in de schriftelijke stukken door hem naar voren is gebracht en stelt voorop dat hij geruime tijd geleden klaagster heeft bijgestaan ter zake van haar verblijfspositie in Nederland. Bij brief van 10 september 2001 is expliciet aan klaagster kenbaar gemaakt dat verweerder tot sluiting van haar dossier, conform haar wens, is overgegaan. In de verslagen die door klaagster zijn overgelegd wordt geen melding gemaakt van psychische klachten. Hoewel de deskundige aangeeft dat de psychische klachten van klaagster waarschijnlijk ruim vóór 2006 hebben bestaan, volgt hieruit niet dat dit reeds het geval was ten tijde van de rechtsbijstand door verweerder. Het is verweerder niet bekend dat klaagster in 2001 opgenomen zou zijn geweest. Met betrekking tot de medische volmacht d.d. 11 mei 2000 merkt verweerder op dat de medische gegevens zijn opgevraagd in het kader van de verblijfsrechtelijke procedures en naturalisatie. Dat staat ook op de machtiging. Het onderwerp ‘arbeidsongeschiktheid’ maakte geen onderdeel uit van de door verweerder behandelde zaak.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad is van oordeel dat het klachtonderdeel met betrekking tot de gestelde ‘stalking’ niet te laat is ingediend en dat de voorzitter klaagster op dit punt ontvankelijk had dienen te verklaren. Hoewel niet volstrekt duidelijk is dat klaagster dit als zelfstandig klachtonderdeel heeft aangevoerd, zou dit afgeleid kunnen worden uit haar brief van 30 mei 2011 aan de deken en de aanbiedingsbrief van de deken aan de raad van discipline van 26 januari 2012. In haar brief van 30 mei 2011 reageert klaagster op de brief van verweerder van 14 mei 2011 aan de deken waarin hij het gedrag van klaagster als ‘stalking’ aanmerkt.  Op grond van bovenstaande is de raad van oordeel dat dit klachtonderdeel tijdig is ingediend. Het verzet is dan ook gegrond.

5.2    Ten aanzien van de klacht met betrekking tot de gezondheidsklachten van klaagster en de bekendheid daarmee van verweerder in relatie tot de mogelijke arbeidsongeschiktheid van klaagster in de periode tot september 2001, is de raad van oordeel dat verweerder geen verwijt treft. Niet gebleken is dat verweerder had moeten begrijpen dat hij stappen moest ondernemen in verband met deze mogelijke arbeidsongeschiktheid van klaagster. Verweerder heeft gemotiveerd aangegeven dat hij klaagster tot 2001 heeft bijgestaan met betrekking tot de problemen rondom de verblijfsvergunning en dat hij met het onderwerp ‘arbeidsongeschiktheid’ niets te maken heeft gehad. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

5.3    Gelet op de door verweerder beschreven gang van zaken die hem tot het verwijt van ‘stalking’ hebben gebracht, stelt de raad vast dat deze niet, althans onvoldoende, zijn weersproken door klaagster. Verweerder heeft onder andere in zijn brief van 14 mei 2011 aan de deken aangegeven dat klaagster zijn geheime privé telefoonnummer heeft bemachtigd en hem meerdere malen op dat nummer heeft lastig gevallen terwijl hij had aangegeven dat hij niet op dat nummer gebeld wilde worden en geen prijs stelde op contacten in de privésfeer. Verder bleek klaagster bekend met persoonlijke gegevens zoals de datum van de verjaardag van verweerder. Onder deze omstandigheden kan niet gesteld  worden dat het verwijt van ‘stalking’ zonder enige grond is gedaan. Daarbij overweegt de raad tevens dat niet aannemelijk is dat een van de secretaresses van het kantoor van verweerder ‘toevallig’ privé gegevens van verweerder heeft verstrekt; temeer nu verweerder dit ontkent. Dit klachtonderdeel is ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

Verklaart het verzet gegrond;

oordeelt de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P. Schulting, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, M.E. Derix, G.E.J. Kornet, P.H.F. Yspeert, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 april 2013.

 

griffier    voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerder

-    de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klaagster

-    verweerder

-    de waarnemend deken van de orde van advocaten in het arrondissement Oost-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl