Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:205

Zaaknummer

R.4142/13.49

Inhoudsindicatie

Klacht betreffende de aanvaarding door verweerder van een opdracht tot belangenbehartiging voor de onder bewind en mentorschap gestelde moeder van klaagster. De moeder verkeert in een vergevorderd stadium van Alzheimer. Verweerder is ingeschakeld door de advocaat van de vader van klaagster, die haar wederpartij is. Verweerder en de advocaat van de vader hebben elk een eigen kantoor in hetzelfde pand.

Inhoudsindicatie

Verweerder was niet verplicht voorafgaande aan de aanvaarding contact met klaagster op te nemen of haar toestemming te vragen. Het hiertoe strekkend verwijt is ongegrond. Ook is ongegrond het verwijt dat verweerder zich in een belangenverstrengeling heeft begeven. Wel oordeelt de raad dat het aan zorgvuldigheid bij de voorgenomen aanvaarding van de opdracht heeft ontbroken daar verweerder de opdracht heeft aangenomen zonder zich bij het verpleeghuis waar de moeder verbleef te informeren over haar geestestoestand, terwijl het gesprek met de moeder is gevoerd in aanwezigheid van de vader (wederpartij van klaagster) die heeft getolkt, daar de moeder nauwelijks Nederlands spreekt. Klacht gedeeltelijk gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 7 maart 2013, door de raad ontvangen op 8 maart 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2013 in aanwezigheid van klaagster. Verweerder heeft bericht van afwezigheid gestuurd. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De moeder van klaagster (hierna: de moeder), die lijdt aan een vergevorderde vorm van de ziekte van Alzheimer, is sedert eind november 2011 permanent opgenomen in een gesloten afdeling van een verpleeghuis te Rotterdam.

2.3 Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 27 juli 2012 is een beschermingsbewind over de goederen van de moeder ingesteld, waarbij klaagster is benoemd tot bewindvoerder. Tevens is een mentorschap ingesteld met benoeming van klaagster tot mentor.

2.4 Tegen deze beschikking heeft de vader van klaagster (hierna: de vader) hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof ’s-Gravenhage. In het hoger beroep heeft de vader, die wordt bijgestaan door mr. V, die in hetzelfde pand als verweerder kantoor houdt, een verzoek gedaan tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de rechtbankbeslissing.

2.5 Voormeld schorsingsverzoek is behandeld op de zitting van 31 oktober 2012 van het hof.

2.6 Op of omstreeks 29 oktober 2012 heeft verweerder zich als advocaat van de moeder bij het hof gesteld.

2.7 Ter zitting van 31 oktober 2012 hebben klaagster en haar advocaat – kort samengevat – bezwaar gemaakt tegen het optreden van verweerder als advocaat van de moeder.  

Blijkens het proces-verbaal van de zitting heeft verweerder naar aanleiding daarvan zich als volgt uitgelaten:

“Ik ben door [mr. V, RvD] verzocht de belangen van mevrouw te behartigen. Hoewel [mr. V, RvD] en ik op hetzelfde kantooradres zitten, houden wij een gescheiden praktijk. Afgelopen zaterdag heb ik, grotendeels in aanwezigheid van haar echtgenoot, een gesprek met mijn cliënte gevoerd. Ik heb daarbij de indruk gekregen dat mijn cliënte voldoende in staat was haar wil te bepalen en mij een opdracht te geven haar ter zitting te vertegenwoordigen.”

2.8 Na kennisneming van de verklaring van verweerder heeft het hof de zitting onderbroken voor beraad. Na die onderbreking heeft het hof de behandeling voortgezet en meegedeeld dat verweerder door het hof wordt aangemerkt als de advocaat van de moeder en dat de gang van zaken waarschijnlijk wel bij de deken in Rotterdam zou worden gemeld.

2.9 Bij brief van 26 januari 2013 heeft klaagster zich bij de deken over het optreden van verweerder beklaagd.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2 Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder:

a. dat hij klaagster nooit om toestemming heeft gevraagd of met klaagster contact heeft opgenomen om haar moeder als advocaat bij te staan, terwijl verweerder wist dat klaagster op 27 juli 2012 door de rechtbank is aangesteld als bewindvoerder en mentor van haar moeder;

b. dat hij zich niet met de verpleging van het tehuis alwaar zijn cliënte verblijft heeft verstaan teneinde zich een beter beeld te kunnen vormen van de mentale gesteldheid van zijn cliënte; voorts dat verweerder de opdracht heeft aangenomen op basis van een gesprek met de moeder in de bezoekerscafetaria van het verpleeghuis in aanwezigheid van klaagsters vader, die haar wederpartij is; daarbij heeft de vader als tolk gefungeerd daar de moeder zo goed als geen Nederlands spreekt;

c. dat hij tegenstrijdige belangen dient doordat hij voor de moeder zegt op te treden, terwijl haar echtgenoot, de vader van klaagster, wordt bijgestaan door mr. V en mr. V en verweerder feitelijk tezamen één kantoor voeren;

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder is niet ter zitting verschenen maar heeft te kennen gegeven dat hij zich conformeert aan de visie van de deken, die tot de slotsom kwam dat de klacht ongegrond is.

4.2 Het verweer van verweerder kan als volgt worden samengevat.

Door onder bewind/mentorschap geplaatst te worden, wordt iemand geen "willoos werktuig" zonder rechten. Bewind en mentorschap zijn bedoeld om de belangen van de hieronder gestelde mens te beschermen tegen eigen of andermans handelen dat schadelijk is voor de eerste. Bij een mogelijk conflict tussen bewindvoerder/mentor en de hieronder gestelde heeft de laatste het recht zich adequaat te laten vertegenwoordigen. Om een dergelijke vertegenwoordiger te beletten contacten hebben met de onder bewind/mentorschap gestelde, zou een ontoelaatbare inbreuk zijn op het zelfbeschikkingsrecht van de laatste. De bewindvoerder/mentor of verpleeghuis dient derhalve contacten tussen onder bewind/mentorschap gestelde met een advocaat niet te belemmeren of te beletten.

 

5 BEOORDELING

5.1 Uitgangspunt bij de beoordeling is de in artikel 46 Advocatenwet neergelegde regel dat de advocaat aan de tuchtrechtspraak is onderworpen terzake van, onder meer, enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2 Klaagster heeft onbetwist aangevoerd dat haar moeder in een vergevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer verkeert en dat het verweerder bekend was dat zij door de rechtbank was aangesteld als bewindvoerder en mentor over haar moeder.  

Dat doet er echter niet aan af dat verweerder niet de toestemming van klaagster nodig had om haar moeder bij te staan. Het was weliswaar verstandig geweest als verweerder vooraf contact had opgenomen met klaagster, maar het enkele feit dat hij dit heeft nagelaten is op zichzelf niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. 

Klachtonderdeel a is ongegrond. 

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3 Zoals is overwogen staat vast dat klaagsters moeder in een vergevorderd stadium van de ziekte van Alzheimer verkeerde. Iemand is immers niet voor niets ondergebracht in een gesloten afdeling van een verpleeghuis. Bovendien staat vast dat de moeder nauwelijks Nederlands spreekt en dat verweerder de opdracht heeft aanvaard na een enkel gesprek met de moeder in aanwezigheid van de vader, die in de procedure de tegenpartij is van klaagster en die hij bovendien voor de moeder heeft laten tolken. Door verweerder is niet aangevoerd dat hij zich, behalve in dat ene gesprek, op enigerlei andere wijze heeft geïnformeerd omtrent de geestestoestand van de moeder, terwijl hij er ernstig rekening mee moet hebben gehouden dat zij - nu zij op een gesloten afdeling van het verpleeghuis was opgenomen - niet of maar in zeer beperkte mate was haar wil te uiten of te bepalen.  

Onder die omstandigheden acht de raad het onzorgvuldig dat verweerder zich niet met het behandelteam van het verpleeghuis heeft verstaan voor of na dat gesprek, alsmede dat verweerder dat gesprek heeft gevoerd in aanwezigheid van de vader en deze heeft laten tolken, terwijl de vader partij was in het geschil waarin verweerder voornemens was voor de moeder op te treden. 

Aldus heeft het aan zorgvuldigheid bij de voorgenomen aanvaarding van de opdracht ontbroken.

5.4 Door in de gegeven omstandigheden te handelen zoals hij heeft gedaan, heeft verweerder zich niet gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt.

5.5 Klachtonderdeel b is in voormelde zin gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.6 Verweerder heeft aangevoerd dat hij een zelfstandig advocatenkantoor vormt en dat hij ruimte en het gebruik van de bibliotheek van een ander zelfstandig advocatenkantoor huurt. Uit het verweer volgt dat met dat andere zelfstandige advocatenkantoor wordt gedoeld op het kantoor van mr. V, dat in hetzelfde pand is gevestigd als waarin verweerder kantoor houdt.  

Verweerder heeft voorts aangevoerd dat alle andere zaken die van een advocatenkantoor deel uitmaken, gescheiden zijn en dat daardoor nooit sprake kan zijn van verstrengeling van belangen wat cliënte keuze betreft. 

Volgens verweerder heeft mr. V hem gevraagd als advocaat de vrouw bij te staan, omdat mr. V de belangen van de man behartigde.

5.7 Niet gebleken is dat verweerder zich met de belangenbehartiging voor de vader heeft ingelaten.

5.8 Het vorenoverwogene brengt mee dat niet is komen vast te staan dat verweerder zich in een belangenverstrengeling heeft begeven.

5.9 Klachtonderdeel c is ongegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtredingen acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart klachtonderdeel a ongegrond;

- verklaart klachtonderdeel b in de onder nummer 5.3 en 5.4 vermelde zin gegrond;

- legt als maatregel op een enkele waarschuwing;

- verklaart klachtonderdeel c ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, T. Hordijk, H.E. Meerman en E.J. van der Wilk, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2013.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl