Rechtspraak
Uitspraakdatum
27-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4013
Zaaknummer
12-247A
Inhoudsindicatie
Klacht richt zich tot de advocaat van de wederpartij en betreft onder ander het gebruik maken van informatie die de advocaat van de wederpartij ontleent aan de tijd dat hij kantoorgenoot van mr. Y was van wie klager zelf cliënt was. Niet is komen vast te staan dat klager zelf cliënt was van mr. Y. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 27 maart 2013
in de zaak 12-247A
naar aanleiding van de klacht van:
de heer
klager
tegen:
de heer mr.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 20 augustus 2012, door de raad ontvangen op 23 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 23 januari 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- de onder 1.1 vermelde brief;
- de stukken vermeld op de daarbij gevoegde inventarislijst;
- de brief met bijlagen van verweerder van 11 januari 2013 aan
de raad;
- de fax met bijlagen van verweerder van 23 januari 2013 aan de raad.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder is in de periode 1997/1998 tot 2003 kantoorgenoot geweest van mr. Y., in dezelfde tijd dat klager contact had met mr. Y. en mr. Z. in verband met een mogelijke belegging in vastgoed.
2.3 Klager is thans verwikkeld in een geschil met dhr. X over een Zwitserse vennootschap. In dat kader procedeert klager tegen onder meer dhr. X en
mr. Y ten overstaan van de rechtbank Amsterdam. Verweerder staat in deze procedure dhr. X bij. Op 28 december 2011 heeft verweerder een conclusie van antwoord tevens incidentele conclusie tot zekerheidsstelling genomen. Volgens het digitale roljournaal is de wederpartij daarover geïnformeerd. Op 3 januari 2012 had de advocaat van klager nog geen afschrift van de conclusie ontvangen. Na verzoek van de advocaat van klager heeft verweerder alsnog een afschrift van de conclusie aan hem toegezonden. De advocaat van klager heeft twee weken uitstel verzocht en verkregen om te reageren op de conclusie van verweerder.
2.4 Bij brief van 19 januari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:
a) geen afschrift van de conclusie van antwoord aan de advocaat van klager heeft toegestuurd;
b) in het geschil tussen klager en dhr. X ten behoeve van dhr. X optreedt, waarbij hij gebruik maakt van informatie die hij ontleent aan de tijd dat hij kantoorgenoot van mr. Y was van wie klager zelf cliënt was.
4 BEOORDELING
Klachtonderdeel a)
4.1 De klacht betreft het handelen van de advocaat van de wederpartij. Klager verwijt verweerder dat hij geen afschrift van de conclusie van antwoord aan de advocaat van klager heeft toegestuurd. Hoewel het de raad is gebleken dat klager de advocaat van verweerder weliswaar laat een afschrift van de conclusie van antwoord heeft toegestuurd, is de raad van oordeel dat klager, ondanks dat zijn handelwijze ten opzichte van de wederpartij als ongelukkig kan worden aangemerkt, hiervan geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad wijst daarbij op de omstandigheden dat de advocaat van klager wel via het digitale roljournaal is geïnformeerd, hij desverzocht alsnog een afschrift van de conclusie heeft verkregen, alsmede dat klager uitstel heeft gekregen om daarop te reageren. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
Klachtonderdeel b)
4.2 Klager verwijt verweerder dat hij in het geschil tussen klager en onder meer dhr. X ten behoeve van dhr. X optreedt, waarbij hij gebruik maakt van informatie die hij ontleent aan de tijd dat hij kantoorgenoot van mr. Y was van wie klager zelf stelt cliënt te zijn geweest. Met betrekking tot dit klachtonderdeel overweegt de raad dat een advocaat in het algemeen niet mag optreden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot. Een advocaat dient te vermijden dat hij in een belangenconflict zou kunnen geraken ten koste van de voormalige cliënt, terwijl deze ervan moet kunnen uitgaan dat vertrouwelijke informatie over hemzelf en de door die advocaat voor hem behandelde zaak niet tegen hem zal worden gebruikt. Dit laatste vloeit rechtstreeks voorts uit de op een advocaat rustende verplichting tot geheimhouding. Of een advocaat in een bepaald geval tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door op te treden tegen een voormalige cliënt van hem of van een kantoorgenoot, moet worden beoordeeld aan de hand van de concrete omstandigheden van dat geval.
4.3 De raad is in dit geval van oordeel dat hij niet kan vaststellen of klager daadwerkelijk cliënt was bij het kantoor van mr. Y. Daarbij betrekt de raad dat verweerder tijdens de behandeling te kennen gaf met het kantoor in contact te zijn gekomen omdat hij een investering zocht in vastgoed. Daarnaast is relevant dat hij eveneens heeft verklaard nooit een declaratie van mr. Y. te hebben ontvangen. Tegenover de gemotiveerde betwisting van de klacht door verweerder dat klager en mr. Y zakenpartners waren heeft klager onvoldoende gesteld. Het klachtonderdeel is derhalve ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, J.M. van de Laar, M.W. Schüller, B. Roodveldt, leden, bijgestaan door mr. J.G. Geertsma als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 maart 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 27 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl