Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4032

Zaaknummer

12-231A

Inhoudsindicatie

Ongegronde klacht tegen eigen advocaat. Advies niet kennelijk onjuist. Vrijheid van de advocaat om opdrachten van cliënt niet uit te voeren.

Uitspraak

Beslissing van 12 maart 2013

in de zaak 12-231A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 24 juli 2012 met kenmerk 1112-740, door de raad ontvangen op 26 juli 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 8 januari 2013in aanwezigheid van klager en van verweerster, bijgestaan door haar kantoorgenoot mr. M.. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken, alsmede op de daarbij gevoegde inventarislijst genoemde stukken.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Het Juridisch Loket heeft klager op 13 april 2012 verwezen naar verweerster, met als omschrijving van het juridisch probleem van klager: "Klant heeft geschil met NUON, klant geeft aan dat NUON vordering op klant zou hebben van € 147,86 vanwege een achterstand. NUON heeft aangegeven dat zij op 25 april 2012 over zullen gaan tot afsluiting en kosten van €2000,-. Klant stelt dat achterstand niet klopt en heeft hier betaalbewijzen van. Graag bijstaan."

2.3 Op 18 april 2012 vond een intakegesprek tussen klager en verweerster plaats. Daarin bleek dat NUON op 27 maart 2012 klager had aangeschreven dat zijn aansluiting voor gas en elektra op 25 april 2012 zou worden afgesloten.

2.4 Op 19 april 2012 heeft verweerster telefonisch contact opgenomen met NUON. In dat gesprek heeft zij vernomen dat de betalingsachterstand van klager bij NUON op dat moment EUR 206,28 bedroeg en dat NUON, los van die achterstand, al veel langer een dispuut had met klager en daarom geen zaken meer met klager wilde doen. Verweerster heeft de telefonische mededelingen van NUON op 19 april 2012 per brief overgebracht aan klager. In deze brief heeft zij klager aangeraden om nog voor de afsluiting door NUON over te stappen naar een andere energieleverancier. Ook heeft zij klager geschreven "het niet juridisch haalbaar [te achten] om een voortzetting van het contract met NUON af te dwingen door middel van het voeren van een kort geding".

2.5 Op 23 april 2012 heeft een kantoorgenoot van verweerster, bij afwezigheid van verweerster wegens ziekte, telefonisch overleg gevoerd met klager en per brief van diezelfde datum klager bericht de analyse en het advies van verweerster te onderschrijven.

2.6 In zijn brief van 20 april 2012 (door verweerster ontvangen op 24 april 2012) heeft klager verweerster geschreven haar conclusie (over de niet-haalbaarheid van een kort geding tegen NUON) niet te delen. Hij heeft haar opnieuw verzocht een kort geding te entameren tegen NUON. Volgens klager kon hij niet overstappen naar een andere energieleverancier, omdat hij op dat moment al geregistreerd stond in een centraal systeem en alleen na betaling van een waarborgsom door een andere leverancier geaccepteerd zou worden. Hij schreef verweerster verder: “Ik verzoek u voor mij, indien u meent geen procedure in kort geding te moeten voeren, een plaatsvervanger te willen zoeken, bij gebreke aan voldoende tijd om dat zelf te kunnen doen. Mocht u mij op het laatste moment in de steek laten, dan zal dat ook voor u repercussies moeten hebben. Ik heb het immers niet zover laten komen.” Na ontvangst van deze brief en een telefoongesprek met klager op 24 april 2012, heeft verweerster bij brief van diezelfde datum aan klager geschreven dat hij nog bij het Juridisch Loket om doorverwijzing naar een andere advocaat kon vragen, maar dat zij de zaak als afgesloten beschouwde. In een brief van 24 april 2012 heeft klager verweerster aansprakelijk gesteld voor de gevolgen van het niet entameren van een kort geding tegen NUON.

2.7 Bij brief 24 april 2012 (met bijlagen) heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

2.8 Ter zitting heeft klager verklaard dat hij niet afgesloten is geweest van gas en elektra, omdat hij tijdig en zonder betaling van een waarborgsom is overgestapt naar een andere energieleverancier.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) nadat zij in haar gesprek met klager op 18 april 2012 diens kansen positief had ingeschat, naar aanleiding van haar telefoongesprek met NUON een dag later adviseerde dat het juridisch niet haalbaar was een voortzetting van het contract met Nuon in rechte af te dwingen via een kort geding en daarbij haar oor heeft laten hangen naar NUON en onvoldoende de belangen van klager behartigd;

b) haar onder a genoemde advies niet heeft gemotiveerd en dus geen gemotiveerd LAT-advies aan klager heeft gegeven; en aldus klager aan zijn lot heeft overgelaten;

c) ook overigens niets heeft gedaan ter behartiging van de belangen van klager (zoals bijvoorbeeld het bestrijden van de registratie van klager als wanbetaler).

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft klagers zaak als Lichte Advies Toevoeging (LAT) aangenomen. Binnen de tijd die voor een LAT-zaak staat heeft zij geadviseerd over de haalbaarheid van een (door klager gewenst) kort geding tegen NUON, ter voorkoming van de aangekondigde afsluiting van gas en elektra. Zij heeft negatief geadviseerd over de succeskansen van een dergelijk kort geding. Nadat haar was gebleken dat voortzetting van de contractuele relatie tussen NUON en klager weinig kansrijk was, heeft zij klager de suggestie gedaan om voor de aangekondigde afsluiting op 25 april 2012 een andere energieleverancier te zoeken. Vanwege het lage bedrag van de betalingsachterstand bij NUON, zou die overstap zonder betaling van een waarborgsom mogelijk zijn, zo was haar inschatting.

5 BEOORDELING

5.1 De klacht betreft het handelen van de eigen advocaat. Bij de beoordeling van deze klacht stelt de raad voorop dat een advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid, in overleg met de cliënt, dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Daarbij kan een advocaat niet verplicht worden om een opdracht aan te nemen die hij onhaalbaar acht. Het is immers ook de taak van een advocaat zijn cliënt te behoeden voor kansloze en kostbare procedures. De advocaat moet dit dan wel goed uitleggen aan zijn cliënt. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

Ad klachtonderdeel a)

5.2 Naar aanleiding van de klacht dat verweerster haar oor heeft laten hangen naar NUON stelt de raad vast dat verweerster naar aanleiding van haar telefoongesprek met NUON heeft geconstateerd dat NUON niet verder wilde met klager. Zij heeft vervolgens klager geadviseerd om naar een andere energieleverancier over te stappen. Dit was een praktisch advies dat niet onjuist is gebleken. Klager is uiteindelijk immers ook overgestapt naar een andere leverancier – en wel zonder dat hij een waarborgsom hoefde te betalen – en heeft afsluiting aldus kunnen voorkomen. Aan verweerster moet worden toegegeven dat een kort geding in dit geval weinig kans van slagen had gehad, onder meer gezien de mogelijkheid om afsluiting op andere wijze te voorkomen. Een kort geding zou dus een onaanvaardbaar hoog risico hebben opgeleverd dat klager in de proceskosten van Nuon zou zijn veroordeeld. Bovendien zou klager ook zelf relatief – gemeten naar het bedrag van de achterstand – veel (extra) kosten hebben moeten maken voor het voeren van een kort geding, zodat een kort geding niet in zijn belang kon worden geacht.

5.3 Dit betekent dat het advies, gemeten naar de genoemde maatstaf, geen tuchtrechtelijk laakbaar handelen oplevert. Weliswaar begrijpt de raad dat het een cliënt in het algemeen als onaangenaam zal treffen dat de eigen advocaat de van de wederpartij verkregen informatie niet eerst toetst bij de eigen cliënt (dan wel aan de van die cliënt verkregen informatie) en is de communicatie van verweerster in dit opzicht wat ongelukkig geweest, tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen levert dit niet op. Het feit dat verweerster ook nog andere mogelijkheden ten dienste hadden gestaan om afsluiting van klager te voorkomen, maakt haar advies ook niet tuchtrechtelijk laakbaar. Van verweerster kan niet worden verwacht (en wordt in tuchtrechtelijke zin ook niet gevergd) dat zij klager in de gegeven omstandigheden – en in het kader van een LAT-zaak – een uitputtend overzicht van de hem ten dienste staande juridische mogelijkheden schetst.

5.4 Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Het advies van verweerster van 19 april 2012 was, hoewel summier, wel degelijk gemotiveerd en is overigens niet onjuist gebleken. Klager is door verweerster daarmee ook niet aan zijn lot overgelaten. De raad verwijst in dit verband naar hetgeen hiervoor reeds werd overwogen.

5.6 Klachtonderdeel b) is derhalve ook ongegrond.

5.7 Ten overvloede overweegt de raad nog dat klager in de veronderstelling lijkt te leven dat een advocaat alles moet doen wat de cliënt hem of haar opdraagt. Die veronderstelling is niet juist. De advocaat heeft, zoals hiervoor in 5.1 ook is overwogen, een eigen verantwoordelijkheid om de zaak correct te behandelen en màg zich zelfs niet verschuilen achter de opdracht van zijn cliënt.

Ad klachtonderdeel c)

5.8 Dat verweerster, afgezien van haar advies van 19 april 2012 niets heeft gedaan ter behartiging van de belangen van klager, is op zichzelf juist, maar dat levert in de gegeven omstandigheden geen tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen op. De raad verwijst hiertoe naar hetgeen hiervoor reeds is overwogen en voegt daaraan nog toe dat niet vast is komen te staan dat de registratie van klager als wanbetaler in het centrale systeem van energieleveranciers al in het intakegesprek op 18 april 2012 aan de orde is gekomen, althans niet als een door verweerster te adresseren probleem. Verweerster kan dan ook niet worden verweten dat zij in haar advies van 19 april 2012 niet is ingegaan op de registratie van klager als wanbetaler in een centraal systeem. Weliswaar heeft klager die registratie in ieder geval wel in brief van 20 april 2012 als een probleem gepresenteerd; direct na de ontvangst van die brief is de relatie tussen klager en verweerster reeds beëindigd wegens – kort gezegd – een vertrouwensbreuk, zodat de vraag of zij daarna nog op die vraag in had moeten gaan geen bespreking behoeft.

5.9 Wederom getoetst aan de hiervoor in 5.1 genoemde maatstaf is geen sprake van tuchtrechtelijk laakbaar handelen van verweerster. Ook klachtonderdeel c) is dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. A. de Groot, P. van Lingen, A.M. Vogelzang en M.J. Westhoff, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 12 maart 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

-     de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl