Rechtspraak
Uitspraakdatum
19-08-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:73
Zaaknummer
13-02
Inhoudsindicatie
Klacht tegen eigen advocaat. De raad is niet gebleken dat verweerder is tekortgeschoten in zijn zorgplicht. Ook niet gebleken dat verweerder onvoldoende heeft gecommuniceerd of dat klaagster onvoldoende in de gelegenheid is gesteld om de zaak dan wel de voortgang daarvan te bespreken. Klachten ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 19 augustus 2013
in de zaak 13-02
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw [ ]
adres
klaagster
tegen:
mr. X
advocaat te N.
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 28 december 2012 met kenmerk K 12/112, door de raad ontvangen op 2 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het voormalige arrondissement Arnhem de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juli 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 genoemde brief van de deken aan de raad en van de stukken zoals vermeld op de bij de brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft klaagster bijgestaan in de periode van augustus 2011 tot april 2012 als (opvolgend) advocaat in verband met de advisering over de afwikkeling van de verdeling van een huwelijksgemeenschap tussen klaagster en haar ex-echtgenoot.
2.3 Van de ontbonden huwelijksgemeenschap maakten een tweetal woningen onderdeel uit, die belast waren met hypothecaire leningen.
2.4 Op het moment dat verweerder de zaak overnam, was de ex-echtgenoot van klaagster overleden. Op dat moment was er een achterstand in de betaling van de hypothecaire lasten van de woningen. Om de schade voor klaagster zo veel mogelijk te beperken, moesten de woningen zo snel mogelijk worden verkocht.
2.5 Een procedure tot het verkrijgen van vervangende toestemming werd bemoeilijkt, omdat de bekende erfgenamen van de ex-echtgenoot de nalatenschap hadden verworpen.
2.6 De bank heeft een verzoekschrift tot vereffening van de nalatenschap bij de rechtbank ingediend. De kosten van deze verzoekschriftprocedure zijn verhaald op klaagster.
2.7 Bij brief met bijlagen van 28 december 2012 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) Onvoldoende deskundig en onvoldoende zorgvuldig de belangen van klaagster te behartigen, onder meer door niet een procedure te starten waarbij klaagster als vereffenaar zou worden benoemd;
b) Onvoldoende of niet te communiceren met derden;
c) Mee te werken aan uitstel terwijl dit niet in het belang van de zaak was;
d) Klaagster niet in de gelegenheid te stellen eens in de vier weken, zo nodig eerder, de zaak met hem te evalueren.
4 VERWEER
Het standpunt van verweerder houdt het volgende in.
1. Verweerder stelt klaagster terughoudend te hebben geadviseerd waarbij hij uitdrukkelijk heeft aangegeven enkel te willen adviseren op welke wijze de schade mogelijkerwijs zou kunnen worden beperkt, omdat de procedure ter verkrijging van vervangende toestemming was komen te vervallen door het overlijden van haar ex-echtgenoot en de erfgenamen afstand hadden gedaan van de nalatenschap.
2. Verweerder heeft klaagster voorgehouden dat een eventuele procedure tegen haar voormalige advocaat, de financieel adviseur of de bank mogelijk slepende procedures zouden worden die niet zonder meer tot het gewenste resultaat voor klaagster zouden kunnen leiden, mede omdat klaagster ‘er op dat moment helemaal doorheen zat’.
3. Verweerder kan niet worden aangerekend dat haar vorige advocaten om hen moverende redenen niet bepaalde acties hebben ondernomen, onder andere beslag leggen op goederen van haar ex-echtgenoot en hadden ingestemd met uitstel in de verdelingsprocedure. Verweerder ontkent medewerking te hebben verleend aan enig uitstel.
4. Verweerder stelt geen procedure namens klaagster aanhangig gemaakt te hebben omdat, na overleg met klaagster, de bank verkoopactiviteiten op zich had genomen. De bank heeft een verzoekschrift tot vereffening van de nalatenschap bij de rechtbank ingediend. Klaagster heeft daar nooit enige opdracht voor gegeven.
5. Verweerder ontkent klaagster niet in de gelegenheid te hebben gesteld om iedere vier weken de zaak te evalueren. Verweerder heeft gezegd te allen tijde een bespreking te willen hebben, mits er sprake was van nieuwe omstandigheden. Een periodieke bijeenkomst was niet zonder meer in het belang van de zaak. Verweerder heeft in totaal zes besprekingen met klaagster gehouden.
5 BEOORDELING
De klacht heeft betrekking op het handelen van de eigen advocaat. De raad stelt in dit kader voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn of haar eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het best zijn gediend. Aan de advocaat komt daarbij een grote mate van vrijheid toe met betrekking tot de wijze waarop hij een hem opgedragen zaak behandelt.
Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan deze maatstaf worden getoetst.
De raad zal de klachten toetsen aan deze maatstaf en de onderdelen van de klacht hierna behandelen.
Ad klachtonderdeel a)
5.1 Door klaagster is gesteld dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten een vereffeningsprocedure op te starten om te bereiken dat de woningen zouden worden verkocht. Volgens klaagster had verweerder haar moeten adviseren zo’n procedure zelf aanhangig te maken en daartoe niet het initiatief van de bank af te wachten.
De raad is uit de stukken van het dossier of het verhandelde ter zitting niet gebleken dat verweerder tekortgeschoten is in de op hem rustende zorgplicht jegens klaagster. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat klaagster geen enkele bemoeienis wilde hebben met de onverdeelde boedel en dat er om die reden bewust is afgezien van een vereffeningsprocedure waarin klaagster tot vereffenaar zou worden benoemd. Hij heeft klaagster voorgesteld het initiatief bij de bank te laten. Uit haar brief van 9 juli 2012 leidt de raad af dat klaagster heeft ingestemd met dit advies. Ook de aantekeningen die klaagster voor verweerder heeft gemaakt op de brief die afkomstig was van het incassobureau, wijzen erop dat klaagster haar instemming gaf aan de door verweerder voorgestelde strategie.
Gelet hierop lag het naar het oordeel van de raad niet voor de hand dat verweerder het initiatief nam tot een vereffeningsprocedure. De raad verklaart dit klachtonderdeel dan ook ongegrond.
5.2 Klachtonderdeel b)
De klacht dat verweerder onvoldoende met derden heeft gecommuniceerd, komt niet uit de verf. Verweerder heeft gemotiveerd gesteld contacten te hebben gehad met medewerkers van de bank.
Klachtonderdeel b) is dan ook ongegrond.
5.3 Klachtonderdeel c)
Op grond van de dossierstukken en het verhandelde ter zitting heeft de raad niet kunnen vaststellen dat verweerder zijn medewerking heeft verleend aan een uitstelverzoek. Verweerder heeft onweersproken gesteld dat hij geen procedure namens klaagster heeft gevoerd en dat klaagster in de procedures waarin zij betrokken is geweest, werd bijgestaan door haar voormalige advocaat.
Klachtonderdeel c is dan ook ongegrond.
5.4 Klachtonderdeel d)
Door klaagster is niet weersproken dat er in het tijdbestek waarin verweerder als haar advocaat optrad, te weten de periode van augustus 2011 tot april 2012, in totaal zes besprekingen zijn gevoerd. De raad acht het dan ook niet aannemelijk dat verweerder klaagster onvoldoende in de gelegenheid heeft gesteld de zaak danwel de voortgang daarvan met hem te bespreken.
Klachtonderdeel d is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
Verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, mrs. E. Bige, W.H. Kesler, F.A.M. Knüppe en E.J. Verster, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 19 augustus 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.