Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-08-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:98

Zaaknummer

R. 4270/13.177

Inhoudsindicatie

Het verwachtingspatroon dat klaagster van de behandeling van de zaak had, was niet in overeenstemming met de feitelijke gang van zaken. Dat betekent evenwel niet dat verweerster zich tuchtrechtelijk laakbaar heeft gedragen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het stond verweerster vrij zich uit de zaak terug te trekken, toen zij meende dat er sprake was van een gebrek aan vertrouwen van  de zijde van klaagster. Niet is gebleken dat verweerster zich onzorgvuldig en/of ontijdig aan de zaak heeft onttrokken, zodat de gestelde verwijten op dit punt evenmin slagen.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klachtonderdelen kennelijk ongegrond

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 10 juli 2013, door de raad ontvangen op 11 juli  2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1 Verweerster heeft klaagster van 26 november 2012 tot 4 januari 2013 als opvolgend advocaat bijgestaan in een geschil met de Vereniging van Eigenaren (VVE) van klaagsters woning naar aanleiding van een lekkage in de kelder.

1.2 Bij brieven van 31 januari en 27 februari 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat de door verweerster voor klaagster verrichte werkzaamheden niet voldoen aan de daaraan in redelijkheid te stellen eisen en door toedoen van verweerster is de zaak van klaagster niet tot een oplossing gekomen. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij:

a. niet in klaagsters belang heeft gehandeld;

b. niet op een professionele wijze met klaagster en de zaak is omgegaan;

c. klaagster niet op een adequate wijze heeft geïnformeerd;

d. onvolledige vertrouwelijke informatie van klaagster heeft meegedeeld aan de advocaat van de wederpartij (VVE), waardoor klaagster in het geschil in een ongunstiger positie is komen te verkeren;

e. het ertoe geleid heeft dat klaagster de samenwerking met verweerster zou beëindigen;

f. klaagster niet heeft teruggebeld en vragen van klaagster onbeantwoord heeft gelaten;

g. niet heeft gereageerd op de beschuldigingen van de VVE;

h. klaagster niet, althans niet volledig, heeft geïnformeerd over de mogelijkheid van het verkrijgen van een toevoeging en klaagster één factuur heeft gestuurd voor kosten, waarvan klaagster niet op de hoogte was.

 

3. BEOORDELING

De klachtonderdelen a tot en met h

3.1 De voorzitter ziet aanleiding de klachtonderdelen gezamenlijk en in onderlinge samenhang te beoordelen.

3.2 In het kader van een tuchtrechtprocedure vindt geen inhoudelijke beoordeling plaats van de door de advocaat verrichte werkzaamheden, tenzij aanstonds kan worden vastgesteld dat een advocaat tekort is geschoten. Dit laatste is niet gebleken.

3.3 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.4 De voorzitter stelt voorop dat het verwachtingspatroon dat klaagster van de behandeling van de zaak door verweerster en de communicatie met verweerster had kennelijk niet in overeenstemming was met de feitelijke gang van zaken, zoals door klaagster ervaren. Dat betekent evenwel niet dat verweerster zich tuchtrechtelijk laakbaar heeft gedragen.

Uit de stukken volgt dat verweerster klaagster bij e-mail van 27 november 2012 een concept brief aan de advocaat van de wederpartij heeft gestuurd, welke brief vervolgens op 27 november 2012 is verzonden. Bij brief van 3 december 2012 heeft klaagster verweerster bevestigd ‘content’ te zijn met de inhoud van de  brief van 26 november 2012. Bij brief van 19 december 2012 heeft verweerster klaagster geïnformeerd en geadviseerd over de zaak. Bij brief van 4 januari 2013 heeft verweerster klaagster bericht zich uit de zaak terug te trekken.

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat de indruk van verweerster van het dossier en de door haar gekozen aanpak onjuist was.

Op basis van deze correspondentie, de stellingen over en weer en de stukken kunnen de gestelde verwijten van klaagster aan het adres van verweerster niet worden vastgesteld. Schriftelijke stukken waaruit de juistheid van het standpunt van klaagster zouden kunnen volgen, ontbreken.            

3.5 Het stond verweerster vrij zich uit de zaak terug te trekken, toen zij meende dat er sprake was van een gebrek aan vertrouwen van  de zijde van klaagster. Niet is gebleken dat verweerster zich onzorgvuldig en/of ontijdig aan de zaak heeft onttrokken, zodat de gestelde verwijten op dit punt evenmin slagen.

3.6 Niet duidelijk is welk verwijt klaagster verweerster maakt ter zake de toevoeging. Uit de stukken volgt dat verweerster aanvankelijk heeft verzocht om heropening van de toevoeging, maar toen haar bleek dat de toevoeging reeds door de vorige advocaat was gedeclareerd, heeft verweerster een nieuwe toevoeging aangevraagd. Niet duidelijk is welk verwijt klaagster verweerster ter zake maakt, zodat evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar zou hebben gehandeld.

3.7 Verweerster heeft erkend dat zij klaagster niet schriftelijk heeft geïnformeerd over betaling van mogelijke kosten, zoals een aangevraagd uittrekstel uit de Kamer van Koophandel. Nu verweerster de betreffende kosten ad € 3,03 heeft gecrediteerd, heeft klaagster geen belang bij dit klachtonderdeel, althans  is dit klachtonderdeel van onvoldoende gewicht.

3.8 Voor zover klaagster van mening is dat zij door toedoen van verweerster schade heeft geleden, dient zij zich tot de civiele rechter te wenden nu de tuchtrechter ter zake niet bevoegd is.

3.4 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met h kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4 BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met h als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 5 augustus 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 7 augustus 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.