Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:6

Zaaknummer

R. 4173/13.80

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft recht op betaling van de vastgestelde eigen bijdrage, waarvoor de President van de rechtbank Rotterdam aan (het kantoor van) verweerster verlof heeft gegeven dit bedrag op klaagster te verhalen. Indien klaagster het niet eens was met de door verweerster opgegeven uren ter zake verleende rechtsbijstand, lag het op haar weg hiertegen bezwaar te maken. Klaagster heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 15 april 2013, door de Raad ontvangen op 17 april 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Klaagster heeft zich op 7 februari 2011 tot verweerster gewend met het verzoek in beroep te gaan van het vonnis van de rechtbank Rotterdam, sector kanton, locatie Brielle van 1 februari 2011.

1.2    Bij brief van 10 februari 2011 heeft verweerster klaagster, voor zover in deze relevant, geschreven:

“…

Nu de afgifte van de toevoeging gezien de hoogte van uw inkomen onzeker is, spraken wij af dat de beslissing omtrent de aangevraagde toevoeging afgewacht zal worden voordat er inhoudelijke werkzaamheden worden verricht. Wel spraken we dat er op dit moment alreeds een faxbericht aan de gemachtigde van X. (red.) zal worden gezonden betreffende de aanhouding van rechtsmaatregelen.

…”

1.3    Op 25 februari 2011 is door de Raad voor Rechtsbijstand de aangevraagde toevoeging afgegeven, waarbij aan klaagster een eigen bijdrage van € 757,00 is opgelegd.

1.4    Op verzoek van klaagster heeft verweerster bij brief van 17 maart 2011 bezwaar gemaakt tegen de opgelegde eigen bijdrage aan klaagster. Voorts heeft verweerster bij brief van 17 maart 2011 de deurwaarder verzocht de aangekondigde rechtsmaatregelen aan te houden in verband met het hoger beroep.

1.5    Bij beslissing van 8 april 2011 heeft de Raad voor Rechtsbijstand het bezwaar ongegrond verklaard.

1.6    Bij e-mail bericht van 21 april 2011 heeft verweerster klaagster eraan herinnerd dat zij geen beroep voor klaagster zal instellen als deze haar eigen bijdrage niet voldoet.

1.7    Bij e-mail bericht van 29 april 2011 heeft verweerster klaagster het volgende bericht:

“Naar aanleiding van mijn emails d.d. 13, 15 en 21 april jl. heb ik geen reactie en betaling van u mogen ontvangen. Hierdoor is het voor mij niet mogelijk hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 1 februari 2011. Nu de beroepstermijn morgen afloopt, heeft dit tot consequentie dat het vonnis van de Rechtbank Rotterdam vast komt te staan.

Nu het door uw uitblijvende reactie en betaling niet meer mogelijk is hoger beroep in te stellen tegen het vonnis, kan ik u geen bijstand meer verlenen. Hierbij ga ik dan ook over tot sluiting en afrekening van het dossier. Dit laat onverlet dat u de aan u opgelegde eigen bijdrage dient te voldoen. Zoals bekend is deze eigen bijdrage aan u gefactureerd op 15 april jl.”

1.8    Bij brief van 9 mei 2011 heeft verweerster bij de Raad voor Rechtsbijstand een aanvraag voor een vergoeding voor 4 uur rechtsbijstand ingediend.

1.9    Op 6 juni 2011 heeft de Raad voor Rechtsbijstand de vergoeding voor verweerster vastgesteld op een bedrag van € 554,18.

1.10    Bij brief van 25 juni 2011 heeft verweerster aan klaagster een creditfactuur gezonden voor de eerder aan klaagster opgelegde bijdrage ad € 575,00 en een nieuwe factuur aan klaagster doen toekomen ad € 544,18.

1.11    Op 17 augustus, 23 september en december 2011 heeft verweerster sommaties tot betaling aan klaagster doen toekomen.

1.12    Op 4 januari 2012 heeft verweerster bij de President van de rechtbank Rotterdam een verzoekschrift ingediend strekkende tot verkrijging van een bevel tot betaling van een door de Raad voor Rechtsbijstand opgelegde eigen bijdrage.

1.13    Op 5 januari 2012 heeft de President het gevraagde verlof verleend en heeft verweerster de deurwaarder opdracht gegeven tot executie over te gaan.

1.14    Bij brief van 13 januari 2012 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

1.15    De deken heeft klaagster en verweerster uitgenodigd voor een bemiddelingsgesprek. Een daartoe strekkende afspraak is door klaagster afgezegd wegens verhindering. Aan het verzoek van de deken, om met het oog op een nieuwe afspraak, verhinderdata op te geven, heeft klaagster niet voldaan.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klaagster verwijt verweerster dat zij klaagster bij de eerste afspraak heeft verteld dat die eerste afspraak gratis was en dat zij slechts één briefje voor klaagster heeft geschreven. Voorts verwijt klaagster verweerster dat zij beslag wil leggen op het inkomen van klaagster.

3.    BEOORDELING

3.1    Uit de stukken volgt dat verweerster diverse werkzaamheden voor klaagster heeft verricht (het voeren van een bespreking, brieven aan wederpartij en deurwaarder, bezwaar tegen de opgelegde eigen bijdrage en diverse correspondentie met klaagster). Dat de werkzaamheden van verweerster voor klaagster niet tot het door klaagster gewenste resultaat hebben geleid, kan verweerster (tuchtrechtelijk) niet worden verweten. Verweerster was niet gehouden haar werkzaamheden voor klaagster om niet te verrichten. Klaagster heeft haar standpunt, dat verweerster de eerste afspraak niet in rekening zou brengen, niet nader onderbouwd.  Verweerster heeft betwist dat de zoon van klaagster contact met haar heeft opgenomen. Ook deze stelling heeft klaagster niet nader onderbouwd. Dit heeft tot gevolg dat voornoemde standpunten niet kunnen worden vastgesteld.

3.2    Niet valt in te zien dat verweerster een verwijt kan worden gemaakt van het verloop van klaagsters zaak. Verweerster heeft immers recht op betaling van de vastgestelde eigen bijdrage, waarvoor de President van de rechtbank Rotterdam verlof heeft gegeven dit bedrag op klaagster te verhalen. Indien klaagster het niet eens was met de door verweerster opgegeven uren ter zake verleende rechtsbijstand, lag het op haar weg hiertegen bezwaar te maken. Klaagster heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt.

3.5    Gelet op het vorenstaande dient de klacht als kennelijk ongegrond te worden afgewezen.

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 22 april 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.