Rechtspraak
Uitspraakdatum
10-01-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3712
Zaaknummer
12-365A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over uitlatingen tijdens kort geding en vordering van oplegging van een dwangsom. Klacht kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 10 januari 2013
in de zaak 12-365A
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 13 december 2012 met kenmerk 1112-669, door de raad ontvangen op 17 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 De samenleving tussen klaagster en haar ex-partner is beëindigd.. De ex-partner heeft de gezamenlijke woning verlaten. Vervolgens is een geschil ontstaan over de verkoop van de gezamenlijke woning. Verweerster is de advocaat van de ex-partner van klaagster.
1.3 De ex-partner is een kort geding procedure gestart tegen klaagster. Op 22 maart 2012 heeft de rechtbank Utrecht vonnis gewezen, waarin klaagster is veroordeeld haar onvoorwaardelijke medewerking te verlenen aan het te koop aanbieden van de woning voor een vraagprijs van maximaal € 615.000,-, op laste van een dwangsom van € 250,- per dag met een maximum van € 5.000,-.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) zij tijdens de zitting in kort geding aan de rechter feitelijke gegevens heeft verstrekt waarvan zij wist, althans behoorde te weten, dat deze onjuist waren. Het betreft:
(i) de mededeling dat de voor de verkoop van de woning ingeschakelde makelaar klaagster een lagere vraagprijs dan € 625.000,- (k.k.) zou hebben geadviseerd;
(ii) de mededeling dat tussen klaagster en de makelaar nooit een vraagprijs van € 625.000,- was afgesproken, en
(iii) de mededeling dat klaagster haar medewerking aan de verkoop van de woning zou onthouden;
b) zij klaagster op kosten jaagt door oplegging van een dwangsom te vorderen;
c) zij (de advocaat van) klaagster op 16 april 2012 onjuist heeft geïnformeerd met de mededeling dat de makelaar de opdracht alsnog zou aanvaarden, mits hij bericht zou ontvangen van klaagster of haar advocaat.
3 VERWEER
3.1 Verweerster heeft van haar cliënt vernomen dat de makelaar een lagere vraagprijs dan € 625.000,- had geadviseerd en wel lager dan € 600.000,- indien de woning snel zou worden verkocht. De makelaar heeft dit telefonisch aan verweerster bevestigd. Verweerster ontkent dat zij zou hebben meegedeeld dat klaagster met de makelaar nooit een vraagprijs van € 625.000,- zou zijn overeengekomen.
3.2 Verweerster is op verzoek van haar cliënt een kort geding procedure gestart nadat uit bericht van 8 februari 2012 van de makelaar was gebleken dat klaagster de makelaar nog geen opdracht tot verkoop had gegeven, terwijl op 9 januari 2012 door de (toenmalig) advocaat van klaagster was aangekondigd dat dit diezelfde week zou gebeuren. Klaagster had het kort geding en de daarmee gepaard gaande kosten daarom volgens verweerster kunnen voorkomen.
3.3 Verweerster betwist dat de inhoud van haar e-mail van 16 april 2012 onjuist zou zijn en betreurt het dat klaagster ten tijde van het indienen van klachtonderdeel (c) nog twijfelde over de juistheid van haar e-mail.
4 BEOORDELING
4.1 Nu de klacht is gericht tegen de advocaat van klaagsters wederpartij, heeft te gelden de door het hof van discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in de strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënte de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijke doel wordt gediend.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel (a) overweegt de voorzitter dat klaagster verweerder in feite verwijt dat zij namens haar cliënte het besproken standpunt heeft uitgedragen. Dit standpunt, wat daarvan ook zij, betreft de inhoud van een civielrechtelijk geschil dat klaagster en haar wederpartij verdeeld houdt. Het is niet aan de tuchtrechter daarover te oordelen. Uit de stukken en hetgeen partijen hebben aangevoerd is ook overigens niet gebleken dat verweerster de grenzen van de vrijheid die haar als advocaat in beginsel bij de behartiging van de belangen van een cliënt toekomt, gemeten naar bovengenoemde maatstaf, heeft overschreden. Klachtonderdeel (a) is derhalve kennelijk ongegrond.
4.3 Ten aanzien van klachtonderdeel (b) overweegt de voorzitter dat het verweerster vrijstond om namens haar cliënt oplegging van een dwangsom te vorderen. Gemeten naar bovengenoemde maatstaf, heeft verweerster niet klachtwaardig gehandeld. Klachtonderdeel (b) is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel (c) overweegt de voorzitter dat niet is gebleken dat de inhoud van de e-mail van verweerster van 16 april 2012 onjuist was. Om die reden is ook klachtonderdeel (c) kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 10 januari 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 11 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.