Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4366

Zaaknummer

L19-2013

Inhoudsindicatie

Onvoldoende schriftelijk gemotiveerd aan klager uitgelegd waarom het horen van bepaalde getuigen c.q. het stellen van bepaalde vragen niet relevant was. Niet gebleken dat verweerder heeft verzuimd om zaken naar voren te brengen. Verweerder heeft zich bij gelegenheid van een getuigenverhoor heeft laten vervangen door een kantoorgenoot die de zaak niet kende.

Inhoudsindicatie

Klacht gedeeltelijk gegrond. Onvoorwaardelijke schorsing één week. Openbaarmaking ex artikel 48 lid 3

Uitspraak

Beslissing van 27 mei 2013

     in de zaak L19-2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

klager

tegen:

B

verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 18 januari 2013 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 25 maart 2013 is klager verschenen. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          De brief van de deken d.d. 18 januari 2013 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Verweerder heeft klager bijgestaan in een arbeidszaak. Klager was op staande voet ontslagen wegens werkweigering, omdat hij als brandwacht bij C weigerde zijn bloed te laten testen op lood.

2.2     Verweerder heeft namens klager tegen diens werkgever een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt bij de kantonrechter. De kantonrechter heeft bij vonnis d.d. 24 augustus 2011 geoordeeld dat, door het weigeren van de bloedtest, klager de werkgever een dringende reden tot ontslag op staande voet heeft gegeven. Op 24 november 2011 is namens klager appel ingesteld tegen het vonnis.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

hij zich niet behoorlijk van zijn taak als advocaat heeft gekweten. In de procedure die verweerder namens klager tegen klagers werkgever aanhangig had gemaakt werden getuigen gehoord, echter:

1.      verweerder stelde niet die vragen aan de getuigen, die klager hem tevoren op papier had aangereikt;

2.      verweerder maakte de kantonrechter niet opmerkzaam op elkaar tegensprekende getuigen van de wederpartij;

3.      verweerder heeft een door klager gewenste getuige niet opgeroepen;

4.      verweerder liet zich pal voor het getuigenverhoor vervangen door een kantoorgenoot die de zaak inhoudelijk niet kende.

 

4        VERWEER

4.1     Verweerder heeft klager behoorlijk bijgestaan. Verweerder heeft bewust van het horen van        een getuige afgezien, nu deze niet van toegevoegde waarde in het onderhavige geschil zou zijn geweest. Hierover is uitvoerig met klager gecommuniceerd.

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

          Klachtonderdelen 1 en 3

5.4     Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 3 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Het is de taak van de advocaat om te beoordelen of de door zijn cliënt relevant geachte feiten toegevoegde waarde hebben in de kwestie die de advocaat behandelt. Indien de advocaat die toegevoegde waarde niet aanwezig acht, is hij niet gehouden om de door de cliënt gewenste getuigen op toe roepen c.q. de door zijn cliënt gewenste vragen te stellen. Dit onder de voorwaarde dat de advocaat zijn cliënt gemotiveerd heeft uitgelegd waarom hij die getuigen c.q. vragen niet relevant acht.

5.5     Uit de aan de raad overgelegde stukken blijkt niet dat deze voorwaarde is vervuld. In de brief van verweerder aan klager d.d. 7 maart 2012 verwijst verweerder weliswaar – summier – naar uitvoerige communicatie met klager, maar klager stelt deze brief nimmer te hebben ontvangen. De raad is van oordeel dat verweerder, duidelijker dan hij heeft gedaan, klager schriftelijk gemotiveerd had moeten uitleggen waarom hij van mening was dat het horen van bepaalde getuigen c.q. het stellen van bepaalde vragen niet relevant was. De klachtonderdelen 1 en 3 zijn dan ook gegrond.

          Klachtonderdeel 2

5.6     Verweerder heeft de stelling van klager, dat hij klager niet naar behoren heeft bijgestaan doordat hij heeft verzuimd de kantonrechter opmerkzaam te maken op elkaar tegensprekende getuigen, weersproken. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is naar het oordeel van de raad voorts niet gebleken dat verweerder heeft verzuimd om deze vermeende tegenstrijdigheden naar voren te brengen, zodat klager er niet in is geslaagd om dit onderdeel van de klacht aannemelijk te maken. Derhalve is klachtonderdeel 2 ongegrond.

          Klachtonderdeel 4

5.7     Verweerder heeft geen verweer gevoerd tegen de klacht dat hij zich bij gelegenheid van een getuigenverhoor heeft laten vervangen door een kantoorgenoot die de zaak inhoudelijk niet kende. De raad zal dit onderdeel van de klacht dan ook gegrond verklaren.

5.8     De raad komt tot de slotsom dat de klachtonderdelen 1, 3 en 4 gegrond zijn en dat klachtonderdeel 2 ongegrond is.

 

6        MAATREGEL

6.1     De raad constateert dat verweerder volhardt in tuchtrechtelijk ongewenst gedrag. Verweerder is reeds meerdere malen tuchtrechtelijk veroordeeld. Deze tuchtrechtelijke beslissingen hebben kennelijk echter niet tot een gewijzigde opstelling van verweerder geleid. Verweerder is bovendien niet ter zitting van de raad  verschenen en heeft zich ter zitting evenmin laten vertegenwoordigen.

6.2     De raad is van oordeel dat gelet op de aard en de ernst van de gegrond bevonden klachtonderdelen en de eerdere tuchtrechtelijke veroordelingen een  maatregel passend en geboden in de vorm van  een onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week. De raad oordeelt, dat de in artikel 46 Advocatenwet beschermde belangen gebaat zijn bij openbaarmaking zoals hierna verwoord.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

1.      verklaart de klachtonderdelen 1, 3 en 4 gegrond;

2.      verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

3.      legt ter zake de gegrond verklaarde klachtonderdelen aan verweerder op   de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één week;

4.      bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, of, indien verweerder uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aan het einde van laatstbedoelde schorsing dan wel direct vanaf de hernieuwde inschrijving op het tableau;

5.      draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement L op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

 

 

 

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers , A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2013.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       28 mei 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerder

-         de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:

-              klager

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl