Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:163

Zaaknummer

L 146 - 2013

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Zogenaamde internetscheiding voor all-in bedrag, waarin opdracht door de man telefonisch was verstrekt en vervolgens de contacten per email plaatsvonden. Verweerster heeft verzuimd om bij de vrouw(klaagster) persoonlijk te verifiëren of zij het met het verzoek tot echtscheiding en de inschrijving van de echtscheiding eens was.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond ; berisping.

Uitspraak

 

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak L 146 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A.

 

klaagster

 

tegen:

 

B.

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1       Bij brief aan de raad van 1 mei 2013, met kenmerk DOK 106, door de raad ontvangen op 2 mei 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Limburg de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2       De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2013 in aanwezigheid van klaagster en verweerster in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3       De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 1 mei 2013 met bijlagen. Voorts heeft de raad kennis genomen van de brief van de deken aan de raad van 7 mei 2013 met bijlagen.

 

2           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1       Op 3 september 2012 heeft de ex-echtgenoot van klaagster telefonisch aan verweerster kenbaar gemaakt dat hij en klaagster gebruik wilden maken van de mogelijkheid van internetscheiden, die verweerster op de website van haar kantoor aanbood voor een bedrag van € 675,00 all in, derhalve inclusief griffierechten.

2.2       In haar daarop volgende e-mail aan partijen van 4 september 2012 vermeldt verweerster ondermeer:

         “Internetscheiden betekent dat u het overal mee eens bent en dat de       scheiding schriftelijk verloopt. Een gesprek is niet nodig. Enkel de scheiding         behoeft geregeld te worden.”

         en:

“Uw convenant heb ik reeds doorgenomen. Ik merk op dat ik hier geen opmerkingen over heb.”

Voorts vraagt verweerster in deze mail om toezending van de noodzakelijke bescheiden, waaronder een origineel afschrift van de huwelijksakte, een kopie van beide paspoorten of identiteitskaarten met originele handtekening en het door beiden getekende echtscheidingsconvenant in tweevoud.

2.3     Op 11 september 2012 heeft verweerster het gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding ingediend bij de rechtbank Roermond, waarna de echtscheiding is uitgesproken. Hierna heeft verweerster een akte van berusting aan partijen ter ondertekening toegezonden, waarna de echtscheidingsbeschikking op 17 oktober 2012 is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand.

2.4     Klaagster is wegens psychische problemen meerdere malen (gedwongen) opgenomen geweest, laatstelijk op 26 november 2012 in X. in V., welke opname tot 19 december 2012 heeft geduurd.

2.5     Op 23 december 2012 heeft er contact tussen klaagster en verweerster plaatsgevonden via de e-mail en op 2 januari 2013 via de telefoon.

 

3           klacht

         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk          verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

3.1      Verweerster heeft de echtscheidingsprocedure op gemeenschappelijk verzoek van klaagster en haar echtgenoot behandeld zonder met klaagster zelf contact te hebben gehad, terwijl het voor haar kenbaar moest zijn dat klaagster geestelijke problemen had.

3.2      Verweerster heeft de echtscheidingsbeschikking doen inschrijven zonder dat klaagster daarvoor toestemming had gegeven, waardoor de echtscheiding voor haar als een verrassing kwam.

 

4           VERWEER

4.1       Verweerster bestrijdt dat het voor haar kenbaar moet zijn geweest, dat klaagster kampte met geestelijke problemen en verwijst daartoe naar een e-mail van de ex-echtgenoot van klaagster van 12 februari 2013, waarin deze reageert op een brief van klaagster aan verweerster van 1 februari 2013, waarin klaagster melding maakt van haar psychische problemen. Eerder is deze problematiek noch door klaagster, noch door haar echtgenoot ooit tegenover verweerster aan de orde gesteld.

4.2       In het telefoongesprek met de echtgenoot van klaagster van 3 september 2012 liet deze weten dat hij en klaagster gebruik wensten te maken van de op de website van verweerster aangeboden internetscheiding voor een prijs van € 675,00 all in. Tijdens dit telefoongesprek heeft verweerster meegedeeld, dat ook een persoonlijk gesprek met partijen tot de mogelijkheden behoorde, maar dat dit hogere kosten met zich zou meebrengen. Omdat partijen volledige overeenstemming hadden bereikt over de echtscheiding en de gevolgen daarvan hebben zij er voor gekozen de procedure schriftelijk te laten verlopen.

4.3       Verweerster heeft het door partijen zelf opgestelde en getekende echtscheidingsconvenant doorgenomen en in haar mail van 4 september 2012 laten weten, dat zij daarover geen opmerkingen had.

 

5           BEOORDELING

5.1      De raad stelt vast dat beide onderdelen van de klacht betrekking hebben op hetzelfde feitencomplex, zodat de raad deze onderdelen hieronder gezamenlijk zal behandelen.

5.2      Vast staat dat verweerster in het kader van een echtscheiding zowel voor klaagster als haar echtgenoot is opgetreden zonder dat er persoonlijk contact met ieder van hen heeft plaatsgevonden.

5.3      Hoewel gedragsregel 7 er op zichzelf niet aan in de weg staat dat een advocaat in een scheidingszaak voor beide partijen optreedt, past hem bij uitstek daarbij een grote behoedzaamheid, omdat naast het gemeenschappelijk belang van partijen min of meer per definitie ook tegenstrijdige belangen (kunnen) bestaan. Ook in de jurisprudentie van het Hof van Discipline wordt er op gewezen dat het optreden voor beide partijen in een scheidingszaak slechts onder bijzondere voorwaarden is toegestaan. In een dergelijk geval zijn volgens het Hof extra zorg en bepaalde waarborgen vereist. Zo dient een advocaat zich er van te vergewissen dat beide partijen de inhoud van een regeling begrijpen, dient hij partijen duidelijk te wijzen op hun wederzijdse mogelijkheden en marges en dient hij er voor te waken dat, wanneer een van beiden genoegen neemt met minder dan hem of haar bij formele afwikkeling toe zou komen, deze daarin dan uitdrukkelijk instemt en zich rekenschap geeft van de gronden waarop hij of zij dat standpunt inneemt. In het algemeen zal het daarbij van belang zijn dat ieder van partijen op zijn of haar mogelijkheden wordt gewezen.

5.4      Naar het oordeel van de raad is verweerster wat dit betreft op een aantal punten jegens klaagster tekort geschoten. Uit het dossier valt op te maken dat verweerster haar opdracht voor het bewerkstelligen van een zogenaamde internetscheiding van de echtgenoot van klaagster heeft ontvangen tijdens een met hem op 3 september 2012 gevoerd telefoongesprek. Daarna heeft verweerster verzuimd om persoonlijk bij klaagster te verifiëren of zij het met dit verzoek eens was.

5.5      Ook na ontvangst van de door haar gevraagde bescheiden, waaronder een zeer gedetailleerd echtscheidingsconvenant bestaande uit zeven pagina’s, heeft verweerster volstaan met de per e-mail aan partijen gezonden mededeling, dat zij over het convenant geen opmerkingen had. Zulks klemt temeer nu verweerster uit de kopie van het paspoort van klaagster had kunnen opmaken dat zij weliswaar de Nederlandse nationaliteit bezit, maar van Congolese afkomst is, zodat het op de weg van verweerster had gelegen om bij klaagster te informeren of zij de Nederlandse taal voldoende machtig was om de inhoud van de brief-/mailwisseling en van het echtscheidingsconvenant te begrijpen.

5.6      Ook nadat de echtscheiding was uitgesproken heeft verweerster volstaan met de toezending aan partijen van een akte van berusting, waarna zij de beschikking heeft doen inschrijven in de registers van de Burgerlijke Stand op 17 oktober 2012. Eerst twee maanden later heeft er persoonlijk contact met klaagster plaatsgevonden: op 23 december 2012 per e-mail en op 2 januari 2013 per telefoon, nadat klaagster haar klachten tegenover verweerster had geuit.

5.7      Het verwijt van klaagster dat verweerster had moeten of kunnen weten dat klaagster psychische problemen had, valt niet uit het dossier af te leiden en is naar de mening van de raad ook niet aannemelijk, juist omdat verweerster tijdens de gehele procedure geen enkel persoonlijk contact met klaagster heeft gehad, wat haar wel te verwijten valt.

5.8      Ter zitting heeft verweerster verklaard na haar ervaringen met de echtscheiding van klaagster de zogenaamde internetscheiding van de website van haar kantoor te hebben verwijderd, daarmede te kennen gevende de risico’s daarvan te onderkennen. Zulks doet echter niet af aan de verwijtbaarheid van haar handelen ten opzichte van klaagster, zodat de raad de maatregel van berisping in de gegeven situatie passend oordeelt.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster deswege op de maatregel van berisping.

 

 

Aldus gewezen door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mr. L.R.G.M. Spronken, mw. mr. M.B.Ph. Geraedts, mr. L.J.G. de Haas, mw. mr. A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr.C.M. van Lanschot als griffier , en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief  verzonden aan:

-            klaagster

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard door:

-        klaagster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.      Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl