Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:182

Zaaknummer

OB 376 - 2013

Inhoudsindicatie

 Advocaat mag afgaan op mededelingen van zijn cliént.. Dat een verklaring door de dochter van cliènte nadien door hem wordt ingetrokken verandert hieraan niets. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van 23 december 2013

in de zaak OB 376-2013

naar aanleiding van de klacht van:

A.     

 

klager

 

tegen:

 

B.

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant van 12 december 2013 met kenmerk 48/13/187K , door de raad ontvangen op 13 december 2013 , en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder trad in een echtscheidingsprocedure op als advocaat van de ex-echtgenote van klager. Op 2 juli 2013 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken.

 

2.           KLACHT

De klacht van 21 oktober 2013 houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.           verweerder de ex-echtgenote van klager heeft aangezet tot het plegen van vernielingen aan de voormalige echtelijke woning om zich daarmee toegang tot de woning te verschaffen;

2.           verweerder zich tegenover klager, zijn kinderen en vrienden provocerend en intimiderend heeft gedragen na de diploma-uitreiking van de jongste zoon van klager;

3.           verweerder, zonder toestemming van klager diens minderjarige zoon heeft gehoord;

4.           verweerder klager bij herhaling in stukken en tijdens zittingen tegen beter weten in een kwaad daglicht stelt;

5.           verweerder meerdere malen een ingetrokken verklaring van de dochter van klager heeft gebruikt, ook nadat zij verweerder had verzocht de verklaring niet meer te gebruiken;

6.           verweerder intimiderend gedrag heeft vertoond naar derden die een professionele relatie ten opzicht van klager hebben.

3.                VERWEER

3.1         Verweerder heeft zijn cliënte nimmer aangezet tot het plegen van  vernielingen van de echtelijke woning. Het ter zake door klager beweerde is volstrekt onjuist.

3.2         De weergave door klager van de gebeurtenissen na de diploma-uitreiking van de jongste zoon van partijen is verdraaid en onjuist. Verweerder heeft zich niet provocerend en intimiderend jegens de kinderen van partijen uitgelaten.

3.3         Tijdens een bespreking met de advocaten van klager heeft verweerder zich, gelet op de grote zorgen die klager had over het welzijn van de jongste zoon van partijen, bereid verklaard om met de jongste zoon te spreken, indien deze daaraan behoefte zou hebben. Klager heeft hiermee ingestemd. Dit blijkt onder meer uit de e-mail dd. 27 mei 2012 waarin klager naar het tussen verweerder en de zoon van partijen geplande gesprek op 1 juni 2012 verwees, en waartegen hij zich in het geheel niet verzette. Verweerder heeft zich in het gesprek met de zoon niet uitgelaten over klager of over zijn cliënte.

3.4         Er is geen sprake van dat verweerder tegen beter weten in klager steeds in een kwaad daglicht stelt. Verweerder heeft in de procedures steeds het standpunt van zijn cliënte naar voren gebracht. Uit de processtukken blijkt niet dat verweerder de belangen van klager nodeloos heeft geschaad.

3.5         Verweerder heeft noch direct noch indirect bemoeienis gehad met de verklaring van de dochter van partijen. Verweerder mag vertrouwen op de mededeling van zijn cliënte dat de verklaring niet onder druk is afgelegd. Het staat verweerder vrij om zich namens zijn cliënte op deze verklaring te beroepen. Dat de dochter nadien spijt krijgt van de afgelegde verklaring, belet verweerder niet om deze verklaring in rechte te produceren. De verklaring is niet in augustus 2012 ingetrokken. De e-mail van de dochter van partijen aan verweerder waarin zij bezwaar maakt tegen het gebruik van de verklaring dateert van 6 april 2013.

3.6         Verweerder heeft nimmer een gesprek gevoerd met de heer K. Verweerder heeft de huisarts van partijen met medeweten en toestemming van zijn cliënte gebeld ter verkrijging van een schriftelijk bevestiging van hetgeen hij eerder mondeling tegen de cliënte van verweerder had gezegd.

4.           BEOORDELING

    4.1        De klacht betreft het optreden van de advocaat van een wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort er van te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van de tegenpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. In aanmerking dient te worden genomen dat in een procedure en zeker in een familierechtelijke procedure, de emoties tussen partijen hoog kunnen oplopen. Juist in familierechtrechtelijke prcodures zijn de standpunten die de advocaat van de wederpartij inneemt, dan wel diens aanpak van de zaak, de andere partij niet welgevallig. Dit betekent niet dat die advocaat daarmee de grens overschrijdt die hem als advocaat van de wederpartij vrij staat. De voorzitter zal de klacht met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

    Ad klachtonderdelen 1,2 en 6.

    4.2                    Verweerder betwist zijn cliënte te hebben aangezet tot het plegen van vernielingen aan de voormalige echtelijke woning alsmede dat hij zich jegens de kinderen van partijen danwel derden intimiderend zou hebben gedragen. Ook in de door partijen overgelegde verklaringen lopen de lezingen over de gebeurtenissen uiteen. In dergelijke gevallen, waarin de lezingen van partijen omtrent de inhoud van de klacht uiteen lopen en niet goed kan worden vastgesteld welke van beide lezingen het meest aannemelijk is, kan die klacht c.q. dat klachtonderdeel in beginsel niet gegrond worden verklaard. Dit berust niet hierop dat het woord van klager minder geloof verdient dan het woord van verweerder maar op de omstandigheid dat voor het oordeel dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld eerst voldoende aannemelijk moet zijn dat het verweten handelen feitelijk heeft plaatsgevonden. Dat nu is ten aanzien van de klachtonderdelen 1,2 en 6 niet het geval, reden waarom deze klachtonderdelen niet tot gegrondheid kunnen leiden.

     Ad klachtonderdeel 3.

     4.3       Uit de door verweerder aan de raad overgelegde e-mail van klager dd. 27 mei 2012 aan verweerder blijkt dat klager ervan op de hoogte was dat op 1 juni 2012 een gesprek tussen zijn jongste zoon en verweerder zou plaatsvinden. Nu klager zich in het geheel niet tegen dit gesprek verzette , acht de voorzitter de verklaring van verweerder dat klager tijdens het gesprek in aanwezigheid van zijn advocaten en verweerder ermee heeft ingestemd dat een gesprek tussen de zoon en verweerder zou plaatsvinden, indien de zoon daarmee instemde, aannemelijk. Dit betekent dat ook het derde onderdeel van de klacht niet tot gegrondheid zal kunnen leiden nu dit onderdeel eveneens feitelijke grondslag mist.

 

      Ad klachtonderdeel 4.

     4.4       Verweerder had tot taak de standpunten van zijn cliënte naar voren te brengen, waarbij verweerder mocht afgaan op de juistheid van de door zijn cliënte verschafte informatie. Het moge zo zijn dat klager zich niet kon vinden in de door verweerder namens zijn cliënte naar voren gebrachte standpunten, dit betekent niet dat verweerder daardoor de grenzen heeft overschreden die hem als advocaat van de wederpartij vrijstond. Hiervan is uit de aan de raad overgelegde stukken niet gebleken, zodat ook dit onderdeel van de klacht niet tot gegrondheid zal kunnen leiden.

 

 Ad klachtonderdeel 5.

4.5       Verweerder mocht afgaan op de mededelingen van zijn cliënte ten aanzien van de verklaring van de dochter van partijen. Het stond verweerder vrij hierop namens zijn cliënte in rechte een beroep te doen. Dat de dochter de verklaring nadien heeft ingetrokken maakt dit niet anders. Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder de verklaring van de dochter van partijen nog heeft ingebracht na haar e-mail dd. 6 april 2013, waarin zij te kennen gaf dat zij niet wenste dat deze verklaring nog werd gebruikt. Ook in deze valt verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken.

 

 

4.6       Nu de voorzitter op grond van al het bovenstaande tot het oordeel komt dat verweerder geen tuchtrechtelijk verwijt te maken valt, zal de voorzitter de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

     

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 23 december 2013 .

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 2 januari 2014

 

per aangetekende en per gewone post verzonden aan:

- klager

 

per gewone post verzonden aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant.

 

Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.        Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.        Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.