Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:72

Zaaknummer

R.3553/10.183

Inhoudsindicatie

Verzoekster stelt dat indien een gehele (wrakings)kamer van de raad wordt gewraakt het hof van discipline verzocht dient te worden een andere kamer aan te wijzen, die samengesteld dient te zijn uit een voorzitter en leden uit een ander ressort.

Inhoudsindicatie

Uit de door verzoekster genoemde beslissing van het hof van discipline, noch uit beslissingen van latere datum volgt dat aan het hof moet worden verzocht om een (wrakings)kamer samen te stellen met leden uit een ander ressort. Dat is slechts anders indien er geen leden meer zijn om de wrakingskamer samen te stellen. Daarvan was in het onderhavige geval geen sprake.

Inhoudsindicatie

Er zijn ook overigens geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit blijkt dat er sprake zou (kunnen) zijn van subjectieve of (de schijn van) objectieve bevooroordeeldheid van de gewraakte (plaatsvervangend) leden van de raad. Er wordt geconcludeerd dat het wrakingsverzoek ongegrond is.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Op 11 februari 2013 heeft de raad een klacht tegen verzoekster behandeld, welke klacht is ingediend door mr. X., advocaat te Antwerpen. De raad was samengesteld als volgt: mr. A.F.L. Geerdes als voorzitter en mrs. W.P. Brussaard, T. Hordijk, P.C.M. van Schijndel en A.J.N. van Stigt, als leden.

1.2 Van de zitting van 11 februari 2013 is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De uitspraak in de klachtzaak is bepaald op 15 april 2013.

1.4 Bij faxbrief van 11 maart 2013 heeft verzoekster de voorzitter en de leden van de raad die de zaak op 11 februari 2013 behandelden gewraakt.

1.5 Bij brief van 20 maart 2013 van de griffier van de raad van discipline is verzoekster opgeroepen voor de behandeling van het wrakingsverzoek op 8 april 2013 om 12.00 uur en is de samenstelling van de wrakingskamer meegedeeld. Per telefax van 4 april 2013 heeft verzoekster stukken aan de wrakingskamer toegezonden en heeft zij tevens gevraagd of deze stukken aanleiding zouden zijn voor de voorzitter van de wrakingskamer, mr. P.H. Veling, om zich te verschonen bij de behandeling van het wrakingsverzoek.

1.6 Bij telefax van 7 april 2013 heeft verzoekster de leden van de wrakingskamer, alsmede de voorzitter gewraakt.

1.7 De raad heeft op 8 april 2013 kennis genomen van de fax van 7 april 2013 van verzoekster.

1.8 Op 8 april 2013 heeft de wrakingskamer het wrakingsverzoek behandeld. Verzoekster is ter zitting verschenen.

1.9 Bij faxbrief van 11 april 2013, tevens aangetekend verstuurd, heeft de griffier aan verzoekster meegedeeld dat de voorzitter van de wrakingskamer om hem moverende redenen berust in de wraking, alsmede dat de overige leden niet in de wraking zullen berusten. Tevens is meegedeeld dat een tweede wrakingskamer is samengesteld met mr. M.F. Baaij als (plv) voorzitter en als leden, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich en H.E. Meerman. Tevens is meegedeeld dat de behandeling op 22 april 2013 om 12.00 uur plaats zal vinden.

1.10 Bij emailbericht van 17 april 2013 van verweerder sub 4 is mede namens de overige verweerders verweer gevoerd tegen de wraking. Tevens is meegedeeld dat verweerders niet ter zitting zullen verschijnen.

1.11 Bij brief van 18 april 2013 heeft verzoekster de raad meegedeeld mr. A. te wraken. Mr. A.heeft zich om praktische redenen teruggetrokken uit de wrakingskamer. Haar plaats is ingenomen door mr. D..

1.12 Op 22 april 2013 heeft de behandeling van het wrakingsverzoek plaatsgevonden. Van de behandeling van 22 april 2013 is proces-verbaal opgemaakt. Verweerster is ter zitting verschenen.

 

2 INHOUD VAN HET WRAKINGSVERZOEK

2.1 Verzoekster heeft het wrakingsverzoek - zakelijk weergegeven- als volgt toegelicht.

2.2 Indien, zoals verzoekster heeft gedaan, een gehele (wrakings)kamer van de raad wordt gewraakt, dient het hof van discipline verzocht te worden om een andere kamer aan te wijzen, welke kamer samengesteld dient te zijn uit een voorzitter en leden uit een ander ressort.

2.4 Verzoekster verwijst daarbij naar beslissingen van het hof van discipline, meer in het bijzonder de beslissing van 24 november 1988. De gewraakte leden hadden zich aan deze beslissingen van het hof van discipline moeten conformeren.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerders hebben in hun e-mail bericht van 17 april 2013, zakelijk weergegeven, aangevoerd dat een verzoek aan het hof om een wrakings- kamer uit een ander ressort samen te stellen elke juridische en feitelijke grondslag ontbeert. Een dergelijk verzoek aan het hof is alleen aan de orde als een raad van discipline niet meer in staat is uit zijn midden een wrakings- kamer aan te stellen.

3.2 Een raad van discipline als zodanig kan niet worden gewraakt. Een verzoek tot wraking dient gericht te zijn tot een met naam genoemde rechter cq. rechters. Verzoekster heeft geen enkele grond aangevoerd, die tot de conclusie zou kunnen leiden, dat verweerders niet onbevangen en onpartijdig zouden kunnen oordelen. Het middel van wraking is misbruik van het tuchtprocesrecht.

 

4 BEOORDELING VAN HET WRAKINGSVERZOEK

4.1 Wraking is een middel dat partijen ten dienste staat om het hen, onder meer, ingevolge artikel 6 lid 1 van het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens (EVRM) toekomende recht op behandeling van hun zaak door (een) onpartijdige (tucht)rechter(es) af te dwingen.

4.2 Wraking is mogelijk op grond van feiten en omstandigheden waardoor de (tucht)rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Van dergelijke feiten en omstandigheden kan in de eerste plaats sprake zijn door de subjectieve instelling van de tuchtrechter ten opzichte van een partij dan wel het voorliggend geschil. Wraking is voorts mogelijk als feiten en omstandigheden, los van de persoonlijke instelling van de tuchtrechter, een partij in objectieve zin grond geven te vrezen dat de tuchtrechter niet onpartijdig is, in welk kader van belang is dat ook de schijn van partijdigheid wordt vermeden.

4.3 Bij de beoordeling van een verzoek tot wraking van leden van de raad dient voorop te staan dat deze uit hoofde van hun aanstelling moeten worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat (één van de) leden jegens een partij enige vooringenomenheid koestert/koesteren, althans dat de bij een partij dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.

4.4 Aan het verzoek tot wraking ligt ten grondslag dat de raad, in weerwil van jurisprudentie van het hof van discipline, niet een verzoek aan het hof van discipline heeft gericht om een wrakingskamer samen te stellen met een voorzitter en leden uit een ander ressort. Volgens verzoekster is dit nodig omdat zij een gehele kamer heeft gewraakt.

4.5 Anders dan verzoekster meent volgt uit de door haar genoemde beslissing van het hof van discipline, noch uit beslissingen van latere datum, dat in een geval als het onderhavige aan het hof moet worden verzocht om een (wrakings)kamer samen te stellen met leden uit een ander ressort. Dat is slechts anders indien er geen leden meer zijn om een wrakingskamer samen te stellen. Daarvan was in het onderhavige geval geen sprake.

4.6 Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn gesteld waaruit blijkt dat sprake zou (kunnen) zijn van subjectieve of (de schijn van) objectieve bevooroordeeldheid van de gewraakte (plv.)leden van de raad moet worden geconcludeerd dat het wrakingsverzoek ongegrond is.

 

5 BESLISSING

5.1 De wrakingskamer wijst af het verzoek tot wraking .

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. M. Aukema, R. de Haan, J.P. Heinrich, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. A.H. van Haga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 mei 2013.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 mei 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- verzoekster

- verweerders.