Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:175

Zaaknummer

13-278

Inhoudsindicatie

Verweerder heeft voor klager onderzocht of er juridische stappen konden worden ondernomen opdat klager sneller toegelaten kon worden tot de schuldsanering. Dat klager verweerder heeft verzocht andere werkzaamheden voor hem te verrichten is gesteld noch gebleken. Daarom is het verwijt dat verweerder klager niet heeft bijgestaan kennelijk ongegrond. Verweerder heeft het dossier op goede gronden niet direct, maar pas na verloop van enige tijd overgedragen. Het verwijt dat verweerder het dossier niet heeft overgedragen, althans tekort is geschoten bij de overdracht aan de opvolgend advocaat is eveneens kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 december 2013

in de zaak 13-278

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

advocaat te [X]

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de

deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland van 11 november 2013 met kenmerk K 13/144, door de raad ontvangen op 13 november 2013, en van de daarbij gevoegde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich in juli 2012 tot verweerder gewend in verband met de trage voortgang van het traject ter sanering van zijn schulden door het Budget Advies Centrum, hierna te noemen het BAC.

1.3 Op 28 augustus 2012 is door de raad voor rechtsbijstand een toevoeging verleend voor de behandeling van de zaak van klager aan verweerder. Als zaakaanduiding staat op de toevoeging ‘schuldsanering/betalingsregeling’ vermeld en als tegenpartij een instantie voor maatschappelijk werk.

1.4 Op 9 juli 2013 is door de raad voor rechtsbijstand een toevoeging verleend aan een advocaat, tot wie klager zich begin 2013 heeft gewend, hierna te noemen mr. X. Als zaakaanduiding staat op de toevoeging ‘bestuursrecht’ vermeld en als tegenpartij de gemeente.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

2.2 klager niet heeft bijgestaan en zijn belangen niet heeft behartigd,

2.3 het dossier niet heeft overgedragen, althans tekort is geschoten bij de overdracht aan de opvolgend advocaat.

3 VERWEER

3.1 De bemoeienissen van verweerder met de problemen van klager zijn beperkt gebleven tot het beantwoorden van de vraag of er juridische stappen konden worden ondernomen tegen het BAC in verband met de trage voortgang van het schuldsaneringstraject van klager.

3.2 Uit de stukken en nadat verweerder telefonisch informatie had ingewonnen is verweerder gebleken dat het BAC pas bereid was klager te helpen nadat hij aan bepaalde voorwaarden voldeed, dat het BAC van oordeel was dat klager niet in staat was zonder hulp aan de voorwaarden te voldoen, dat klager een stabilisatietraject met behulp van een instantie voor maatschappelijk werk diende te doorlopen en dat deze instantie klager had doorverwezen naar een kantoor dat zich bezig houdt met bewindvoering.

3.3 Hoewel klager graag had gezien dat hij sneller zou worden geholpen met de sanering van zijn schulden, stemde hij in met de bewindvoering en had hij vertrouwen in de bewindvoerder.

3.4 Uit de door verweerder ingewonnen informatie heeft hij geconcludeerd dat er aan de toelating van klager tot de schuldhulpverlening werd gewerkt en dat er geen reden was voor juridische interventie. Dit heeft hij op 31 januari 2013 met klager besproken. Voorts heeft hij aan klager meegedeeld dat hij zijn werkzaamheden voor hem als beëindigd beschouwde en dat, als klager de zaak aan een andere advocaat wenste voor te leggen, hij daarvan graag binnen twee weken bericht zou ontvangen. Klager heeft hem vervolgens meegedeeld dat hij de zaak wenste te laten rusten.

3.5 Vervolgens heeft verweerder de toevoeging voor de behandeling van de zaak van klager op 8 maart 2013 ter declaratie ingediend bij de raad voor rechtsbijstand.

3.6 Op 15 april 2013 heeft verweerder per fax een brief ontvangen van mr. X met het kenmerk de naam van klager tegen DUO. Hij heeft dezelfde dag per fax aan mr. X bericht dat hij geen zaak voor klager tegen DUO heeft behandeld, maar tegen het BAC en dat hij deze zaak op 31 januari 2013 heeft afgesloten en dat hij de zaak inmiddels ook heeft gedeclareerd.

3.7 Op 8 mei 2013 ontving hij een herinnering van mr. X, wederom met het kenmerk de naam van klager tegen DUO waarop hij nogmaals zijn fax d.d. 15 april 2013 aan mr. X heeft gefaxt.

3.8 Per fax d.d. 20 mei 2013 heeft mr. X nogmaals een herinnering aan verweerder gestuurd. Verweerder heeft toen telefonisch contact opgenomen met het kantoor van mr. X en vernomen dat de kwestie waarmee klager zich tot mr. X heeft gewend een beslagkwestie betrof waarna verweerder heeft meegedeeld dat die kwestie hem volstrekt onbekend was.

3.9 Vervolgens heeft mr. X op 23 augustus 2013 telefonisch contact met verweerder opgenomen met het verzoek het dossier van klager aan haar te doen toekomen, terwijl zij dit ook per faxbrief van 23 augustus 2013 heeft verzocht waarna verweerder op 28 augustus 2013 aan haar verzoek heeft voldaan.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 Verweerder heeft onderzocht of er reden was voor juridische interventie in verband met de trage voortgang van de sanering van de schulden van klager. Nadat verweerder telefonisch informatie had ingewonnen waaruit hem was gebleken dat er werd gewerkt aan de toelating van klager tot de schuldhulpverlening, heeft verweerder op 31 januari 2013 met klager besproken dat er geen reden was voor juridische interventie en dat hij zijn werkzaamheden voor klager als beëindigd beschouwde. Volgens verweerder heeft klager hierin berust.

4.3 Uit hetgeen klager ter onderbouwing van zijn klacht heeft aangevoerd blijkt niet welke andere werkzaamheden dan de hiervoor genoemde verweerder voor klager had dienen te verrichten. Omdat klager zijn verwijt dat verweerder hem niet heeft bijgestaan en zijn belangen niet heeft behartigd, niet met concrete feiten en omstandigheden heeft onderbouwd, is het eerste onderdeel van de klacht kennelijk ongegrond.

4.4 Vast staat dat de advocaat tot wie klager zich nadien heeft gewend het dossier van klager bij verweerder heeft opgevraagd terwijl het blijkens het kenmerk dat boven de brief stond om een andere kwestie ging. Daarom heeft verweerder niet direct het dossier van klager aan de betreffende advocaat gestuurd. Omdat verweerder op goede gronden heeft getracht navraag te doen naar de reden waarom het dossier van klager bij hem werd opgevraagd terwijl de te behandelen kwestie in elk geval op het eerste oog een andere betrof en het dossier na verloop van tijd desondanks aan de advocaat heeft gestuurd, is ook het verwijt dat verweerder het dossier niet heeft overgedragen, althans tekort is geschoten bij de overdracht van het dossier kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Beide onderdelen van de klacht van klager tegen verweerder zijn kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber als griffier op 6 december 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 6 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

 - verweerder

 - de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Gelderland

 - de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten