Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

29-11-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:318

Zaaknummer

6608

Inhoudsindicatie

Bekrachtiging ongegrondverklaring klacht over tegenstrijdige belangen. Dat klager deelde in kosten van beoordeling intentieverklaring betekende in casu niet dat verweerder mede voor klager optrad. Verweerder was vrij tegen klager op te treden in het vervolg, te meer nu klager eigen (rechts)bijstand had.

Uitspraak

Beslissing van 29 november 2013

in de zaak 6608

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 12 oktober 2012, onder nummer 124/11, aan partijen toegezonden op 22 oktober 2012, waarbij een klacht van klager tegen verweerder ongegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 3813.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 19 november 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de brief van klager aan het hof van 15 december 2012

- de antwoordmemorie van verweerder.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 30 september 2013, waar verweerder  is verschenen. Klager heeft een bericht van verhindering gezonden.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Verweerder tijdens de overname van de onderneming T. B.V. de belangen behartigde van beide partijen, die gezamenlijk en gelijktijdig cliënt zijn geweest van verweerder, en  daarna, toen er een geschil ontstond over de nakoming van de overeenkomsten, is gaan optreden voor T.B.V./G.P. tegen klager. Op grond van de gedragsregels is dat tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4 FEITEN

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

4.2 Verweerder is de vaste advocaat van T.B.V. Op 16 augustus 2009 werd hij benaderd door de directeur-grootaandeelhouder (d.g.a.) van T. B.V., de heer W. met het verzoek om een inmiddels tussen hem en klager gesloten intentieovereenkomst te controleren of een en ander wel correct was vastgelegd. De aan zijn werkzaamheden verbonden kosten zouden gezamenlijk worden gedragen.

4.3 Op 26 augustus 2009 zijn klager en de heer W. op het kantoor van verweerder verschenen en zij hebben daar met 2 collega’s van verweerder de overeenkomst besproken. Daarbij is door klager bevestigd dat de kosten gezamenlijk zouden worden gedragen.

4.4 Op 7 september 2009 heeft de heer W. verweerder opgedragen drie (concept)overeenkomsten op te stellen met betrekking tot de overname door klager. Verweerder heeft deze concepten op 7 oktober 2009 naar klager en diens adviseur, B. V. gezonden. De heer V. heeft namens klager aan verweerder  bericht dat klager niet de aan die werkzaamheden verbonden kosten van verweerder wilde voldoen, aangezien hij eigen adviseurs had.

4.5 Na onderhandelingen waarbij klager werd bijgestaan door eerder genoemde heer V. en de heer L. V. en verweerder de heer W. bijstond, zijn de laatste concepten gewisseld in december 2009 en in januari 2010 heeft ondertekening plaatsgevonden.

4.6 Nadien is er een geschil ontstaan over de uitvoering van de overeenkomst(en) en over betaling van de declaraties van verweerder. Verweerder is daarbij opgetreden namens de verkopende partij tegen klager. In het mailverkeer dat  handelde over de declaratie(s) van verweerder  heeft klager zich steeds op het standpunt gesteld dat hij (alleen) had toegezegd de kosten voor de beoordeling van de intentieovereenkomst bij helfte te willen delen en dat de overige werkzaamheden niet voor beide partijen zijn verricht maar alleen voor de verkopende partij.

5 BEOORDELING

5.1 In het appelschrift heeft klager zijn klacht nader toegelicht  en daarin verweerder verweten dat deze  bij de dienstverlening sterk en eenzijdig de belangen van de tegenpartij heeft behartigd en die van klager heeft verwaarloosd. Daarnaast heeft klager nader aangevoerd als toelichting op dit klachtonderdeel dat het kantoor van verweerder “procedeert voor deze wederpartij in deze kwestie en tegen klager en zijn vennootschappen”.

5.2 Het hof heeft niet kunnen vaststellen dat er bij de opdracht om de intentieverklaring te beoordelen sprake was van een opdracht van beide partijen. Uitgangspunt voor het optreden van een advocaat is immers in beginsel partijdigheid. Afwijking van dit uitgangspunt zal dan ook expliciet tot uitdrukking moeten komen. Uit de door klager overgelegde mail van 29 augustus 2009 blijkt dat de intentieovereenkomst was opgesteld door een advocatenkantoor dat de adviseur van klager, B. V., had aangeraden. Uit de toezegging van klager om de helft van de kosten verbonden aan de inzet van verweerder bij de beoordeling van die overeenkomst te voldoen kan in dit licht niet worden afgeleid dat verweerder voor beide partijen optrad. Voorts is evenmin gebleken dat verweerder bij de beoordeling van die intentieverklaring belangen van klager zou hebben verwaarloosd. Klager heeft aan die stelling geen feiten ten grondslag gelegd.

5.3 In het tweede klachtonderdeel blijft klager ook in hoger beroep van mening dat het verweerder niet vrij stond om voor zijn wederpartij in deze kwestie tegen hem en zijn vennootschappen op te treden.

5.4 Ofschoon klager moet worden toegegeven dat de wederzijdse mails niet altijd de gewenste duidelijkheid over opdrachtverlening en aanvaarding kennen, brengt het oordeel van het hof over het eerste klachtonderdeel mee dat klager in zijn standpunt niet kan worden gevolgd.  Een en andermaal heeft klager aangegeven dat hij alleen toegezegd had de helft van de kosten voor de beoordeling van de intentieovereenkomst te voldoen en zich voor het overige te hebben voorzien van eigen (rechts)bijstand. Die toezegging brengt niet mee dat het verweerder niet (meer) zou vrijstaan in deze voor de tegenpartij van klager en dus tegen klager op te treden.

5.5 De raad heeft derhalve terecht de klacht ongegrond geacht en het hof bekrachtigt deze beslissing.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 12 oktober 2012, onder nummer 124/11.

 

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. G.J. Niezink, W.A.M. van Schendel, W.F. van Zant en J.R. Krol, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2013.