Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

10-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:26

Zaaknummer

12-370A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat in hoedanigheid van werkgever wel ontvankelijk maar ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 10 juli 2013

in de zaak 12-370A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

klager

tegen:

mr.

advocaat te Hilversum     

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 19 december 2012 met kenmerk 1112-799, door de raad ontvangen op 20 december 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 mei 2013 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennisgenomen van:

- de onder 1.1 genoemde brief van de deken, alsmede van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken;

- de brief van klager aan de raad van 24 januari 2013 met als bijlage het arrest van het gerechtshof Amsterdam d.d. 8 januari 2013 in de kort gedingprocedure tussen verweerder en klager;

- de brief van verweerder aan de raad van 15 mei 2013 (met bijlagen);

- bladzijden 3 en 4 van de pleitnota van verweerder ten behoeve van het kort geding op 15 augustus 2012.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager is werkzoekend jurist en ingeschreven bij het UWV Werkbedrijf in Hilversum. Klager heeft gereageerd op een vacature voor een juridisch medewerker op verweerders kantoor, die verweerder op de website van het UWV heeft geplaatst. Ten behoeve van verweerder heeft klager werkzaamheden op diens kantoor verricht van 2 april tot 14 mei 2012.

2.3 Op 14 mei 2012 heeft verweerder klager gemeld hem niet geschikt te achten om de vacature van juridisch medewerker te vervullen.

2.4 Op 16 mei 2012 heeft klager een reactie geplaatst onder een artikel over verweerder op de website www.leugens.nl, waarin klager onder meer stelt:

"Ik heb een klacht tegen deze meneer lopen daar hij misbruik maakt van mensen die als werkzoekende bij het CWI Hilversum staan ingeschreven. Hij heeft mij als werkzoekend jurist bij hem laten werken vanaf begin april en zegde mij toe een proefplaatsing aan te gaan, dit stelde hij echter steeds uit en heeft mij vervolgens gezegd dat hij dit eind mei zou doen. Vervolgens kwam hij hierop terug, terwijl ik allemaal werkzaamheden bij hem heb gedaan en vervolgens stuurt hij je de laan uit, zonder dat het je iets oplevert. Hij heeft mij hierdoor zeer gedupeerd en ook bij andere medewerkers via het CWI heeft hij op die manier gehandeld en op goedkope manier misbruik van gemaakt. Ik wil hiermee te kennen geven dat deze advocaat niet deugt."

2.5 Ook bevat klagers reactie een passage over bemoeienissen van verweerder bij de voorgenomen bouw van een gebedstempel in zijn regio.

2.6 Verweerder heeft klager in kort geding gedagvaard voor de voorzieningen-rechter van de rechtbank Amsterdam, waarbij hij een gebod heeft gevorderd aan klager om zijn reactie te (laten) verwijderen en een rectificatie te plaatsen. De voorzieningenrechter heeft bij vonnis van 29 augustus 2012 klager geboden om zijn reactie te (laten) verwijderen van de website www.leugens.nl en te vervangen door een tekst waarin alleen de ervaringen van klager in het kader van zijn werkzaamheden op het kantoor van verweerder zijn opgenomen, met schrapping van de passage over verweerders bemoeienissen bij de gebedstempel.

2.7 In appel heeft het gerechtshof Amsterdam bij arrest van 8 januari 2013 het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. In overweging 4.4 heeft het hof overwogen:

"Aldus heeft [verweerder] uitdrukkelijk erkend dat hij, teneinde te voorkomen dat hij drie maanden aan [klager] gebonden was terwijl hem ruim voor het verstrijken van die termijn al duidelijk was dat het tussen partijen toch niets zou worden, met [klager] is overeengekomen dat de laatste voor het werk vóór een eventuele proefplaatsing eerst enkele weken onbezoldigd op zijn kantoor zou werken en dat een proefplaatsing pas aan de orde zou zijn indien tijdens deze eerste weken het risico dat [verweerder] in de bedoelde situatie zou geraken, voldoende was weggenomen."

En in overweging 4.6:

"[Verweerder] erkent echter uitdrukkelijk dat hij, hoewel hij geen gebruik maakte van de proefplaatsingsregeling, [klager] per saldo ongeveer zeven weken met behoud van uitkering - dus voor rekening van het UWV - op zijn kantoor heeft laten werken. Dat druist evident in tegen de strekking van de proefplaatsingsregeling en de voorzieningenrechter heeft daarom terecht overwogen dat bij de handelwijze van [verweerder] vraagtekens kunnen worden geplaatst."

2.8 Een proefplaatsing houdt in dat iemand met een uitkering, die moeilijk aan het werk komt, met toestemming van het UWV voor een periode van drie maanden met behoud van uitkering kan werken.

2.9 Bij brieven (met bijlagen) van 16 mei 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij misbruik heeft gemaakt van de positie van klager als werkzoekende door de arbeidsrechtelijke wetgeving en de proefplaatsingsregeling van het UWV te omzeilen;

b) hij zijn toezegging tijdens het kort geding op 15 augustus 2012 om klager alsnog een vergoeding voor zijn werkzaamheden te betalen niet is nagekomen.

4 VERWEER

4.1 Verweerder verzoekt de klacht niet-ontvankelijk te verklaren omdat deze slechts ziet op het handelen van verweerder als werkgever. Verweerders handelwijze als advocaat wordt niet aan de orde gesteld en ook overigens bestaan onvoldoende aanknopingspunten met zijn praktijkoefening.

4.2 Verweerder erkent dat klager werkzaamheden voor hem heeft verricht. Hij stelt redenen te hebben gehad om niet tot een proefplaatsing te besluiten. Volgens verweerder heeft hij geen toezegging in die richting aan klager gedaan.

4.3 Volgens verweerder heeft hij tijdens het kort geding als schikkingsvoorstel aangeboden klager alsnog een vergoeding te betalen, met als voorwaarde dat klager zijn publicaties van internet zou afhalen en de onderhavige klacht zou intrekken. Tot een schikking met deze componenten is het niet gekomen.

5 BEOORDELING

Ontvankelijkheid

5.1 Als eerste zal de raad het ontvankelijkheidsverweer van verweerder beoordelen.

5.2 De raad is van oordeel dat het handelen van verweerder, waar de klacht op ziet, niet zijn hoedanigheid van advocaat, maar slechts zijn hoedanigheid van werkgever betreft. Verweerder heeft immers een vacature geplaatst op de UWV-website en heeft klager, die als werkzoekende ingeschreven staat bij het UWV en heeft gereageerd op de vacature, op zijn kantoor werkzaamheden laten verrichten. Bovendien raakt de klacht niet de advocatuurlijke praktijkuitoefening van verweerder. Klager is zelf geen advocaat en niet gebleken is dat klager tijdens zijn werkzaamheden op het kantoor van verweerder naar buiten is getreden en/of contact met cliënten heeft gehad. De overwegingen van het hof als geciteerd onder 2.7 doen hier niet aan af. Het kritische oordeel van het hof betreft, naar het oordeel van de raad, immers voornamelijk verweerders hoedanigheid van werkgever.

5.3 Het in de artikelen 46 e.v. van de Advocatenwet geregelde tuchtrecht heeft betrekking op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. Het Hof van Discipline heeft echter bepaald dat, ook wanneer een advocaat optreedt in een andere hoedanigheid dan die van advocaat, voor hem het advocatentuchtrecht blijft gelden (HvD 10 januari 2011, zaaknummers 5637 en 5636, YA1399 en YA1400). Slechts indien de advocaat zich bij de vervulling van die andere functie of hoedanigheid zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt geschaad, zal in het algemeen pas sprake zijn van handelen of nalaten in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt waarvan hem een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt.

5.4 In zoverre is de klacht ontvankelijk.

5.5 Vervolgens dient de raad te beoordelen of verweerder zich met zijn handelwijze, die onderwerp is van de klacht, zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad.

Ad klachtonderdeel a)

5.6 De raad zal het handelen van verweerder beoordelen aan de hand van de hiervoor onder 5.3 en 5.5 genoemde maatstaf.

5.7 Vaststaat dat verweerder klager, gedurende de periode dat klager een WW-uitkering genoot en als werkzoekende stond ingeschreven, zonder rechtsgrond een aantal weken op zijn kantoor werkzaamheden heeft laten verrichten.

5.8 De raad kan echter niet vaststellen wat tussen partijen is besproken voorafgaand of tijdens klagers werkzaamheden over het al dan niet op enig moment gebruikmaken van de proefplaatsingsregeling.

5.9 Wel stelt de raad vast dat verweerder onduidelijkheid heeft laten ontstaan en voortbestaan over het karakter van klagers werkzaamheden op zijn kantoor. Verweerder heeft over de grondslag en de duur van klagers werkzaamheden immers niets vastgelegd. Evenmin heeft verweerder hierover contact opgenomen met het UWV.

5.10 De raad acht deze handelwijze van verweerder onwenselijk; het ligt op de weg van elke werkgever om zorg te dragen voor duidelijkheid en voor vastlegging van de grondslag van alle voor hem te verrichten werkzaamheden. Deze handelwijze is echter niet zodanig onbetamelijk dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is geschaad. Het handelen van verweerder is zodoende niet tuchtrechtelijk laakbaar, in de zin van artikel 46 Advocatenwet.

5.11 Klachtonderdeel a) is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.12 Het is de raad niet gebleken dat verweerder tijdens de zitting in kort geding ongeclausuleerd aan klager heeft toegezegd hem een vergoeding voor zijn werkzaamheden te betalen. Het belang van verweerder tijdens de kort gedingprocedure lag immers grotendeels bij het laten verwijderen van publicaties op internet en de intrekking van de onderhavige klacht. Aldus is de raad van oordeel dat het verweer, inhoudende dat de door verweerder gedane toezegging uitsluitend werd gedaan in het kader van een schikkingsvoorstel, plausibel is. Uit de voortzetting van de onderhavige klacht en het voortbestaan van (een deel van) de publicatie op internet blijkt dat geen overeenstemming is bereikt over een dergelijke schikking.

5.13 Dit maakt dat feitelijke grondslag ontbreekt aan klachtonderdeel b) en dit klachtonderdeel eveneens ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in beide onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. M.A. le Belle, A.S.Kamphuis, R. Lonterman, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. L.H. Rammeloo als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 10 juli 2013.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 10 juli per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl