Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

14-06-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4507

Zaaknummer

13-129A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen eigen advocaat kennelijk ongegrond. Beleidsvrijheid en eigen verantwoordelijkheid advocaat.

Uitspraak

Beslissing van 14 juni 2013

in de zaak 13-129A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 14 mei 2013 met kenmerk 1313-319, door de raad ontvangen op 16 mei 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft klager in de periode van 22 april 2009 tot januari 2012 bijgestaan in een geschil met de verhuurster van de woning van klager.

1.3 Op 6 december 2012 heeft klager zich op het dekenspreekuur vervoegd en zich beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) zich op autoritaire en intimiderende wijze jegens klager heeft opgesteld;

b) de door klager aangedragen informatie niet juist heeft vertaald richting de wederpartij;

c) op eigen houtje, mede in het kader van een schikking, gesprekken heeft gevoerd met de wederpartij;

d) op eigen houtje een schikking met de wederpartij van klager heeft getroffen waarover klager niet tevreden is omdat verweerder niet heeft vastgehouden aan de eis van 80% huurprijsvermindering;

e) de woning van klager niet heeft bezichtigd;

f) geen conceptbrieven aan klager heeft gestuurd;

g) aan klager geen samenvatting heeft gestuurd van hetgeen tijdens een eerste bespreking met verweerder is besproken. Verweerder heeft voorts nagelaten een juridisch plan van aanpak vast te leggen;

h) brieven van klager (onder meer over door klager ervaren hinder van zendmasten) niet wilde lezen;

i) niet geïnformeerd wilde worden over de correspondentie met een onafhankelijke stichting en met een jurist van Stadsdeel zuid;

j) klager heeft afgeraden om “zijn verhaal” te publiceren;

k) heeft nagelaten de voorwaarden voor het verkrijgen van een andere woning vast te leggen;

l) de wederpartij nooit tijdgrenzen heeft gesteld en de wederpartij niet heeft laten weten dat er gerechtelijke stappen namens klager zullen worden ondernomen;

m) door geen “vaart en kracht op de zaak te zetten het momentum uit de zaak heeft laten voortvloeien”

n) heeft nagelaten een voorbespreking met klager te arrangeren met het oog op de voorbereiding van een zitting en klager niet voldoende op die zitting heeft voorbereid;

o) op een urenspecificatie ten onrechte besprekingen heeft vermeld welke zouden hebben plaatsgevonden op 29 december 2010 en op 4 januari 2011. Klager verbleef op 4 januari 2011 in de Ardennen;

p) telefonisch slecht bereikbaar was;

q) paniek heeft veroorzaakt;

r) de zaak heeft afgesloten teneinde “voor een nieuwe civiele toevoeging in aanmerking te komen”;

s) in zijn conclusie van dupliek heeft gesteld dat klager niet agressief en/of schizofreen is;

t) woest was toen klager liet weten niet akkoord te gaan met de voorwaarden die Stadgenoot stelde aan klager om voor een andere woning in aanmerking te komen;

u) stelt dat klager in 2011 een medewerker van een door Stadgenoot ingeschakeld bedrijf heeft bedreigd;

v) afspraken had moeten maken met Stadgenoot over de zoekperiode naar een nieuwe woning;

w) tegen klager heeft gezegd dat klager niet moest zeuren toen hij zijn huidige woning aangeboden kreeg.

3 VERWEER

3.1 Verweerder acht alle klachtonderdelen ongegrond. Hij heeft gemotiveerd verweer gevoerd, welk verweer zo nodig zal worden behandeld bij de inhoudelijke beoordeling van de klachtonderdelen.

4 BEOORDELING

4.1 Klachtonderdelen b tot en met o, q, r, s, u en v lenen zich voor een gezamenlijke behandeling. Ze zien op de wijze waarop verweerder als advocaat de belangen van de klager heeft behartigd. Bij de beoordeling van dergelijke klachten staat voorop dat de advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist optreedt en adviseert en bovendien de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.2 De handelwijze van verweerder, getoetst aan deze maatstaf, geeft de voorzitter geen aanleiding om aan te nemen dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld ten opzichte van klager. Tegenover de verwijten van klager heeft verweerder uiteengezet waarom hij heeft gehandeld zoals hij heeft gedaan. Zo heeft verweerder aangevoerd dat hij, na uitvoerig overleg met de wederpartij te hebben gevoerd, een uitstekende schikking voor klager heeft bereikt. Verweerder heeft steeds nauw overleg gevoerd met klager en klager heeft zelf ingestemd met de schikking. Na de bereikte schikking heeft verweerder zich ingespannen om een dreigende ontruiming te voorkomen. Verweerder heeft steeds kopieën van de verzonden correspondentie aan klager gestuurd. De tussen klager en verweerder gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een schriftelijke opdrachtbevestiging. Verweerder heeft wel degelijk besprekingen gevoerd op 29 december 2010 en 4 januari 2011. Na sluiting van het dossier heeft verweerder nog gratis werkzaamheden voor klager verricht; er is door verweerder geen nieuwe toevoeging aangevraagd.

4.3 De voorzitter is van oordeel dat de klachtonderdelen geen steun vinden in de feiten. Zo blijkt niet uit de stukken dat verweerder zijn zorgplicht heeft verzaakt, dan wel tekort zou zijn geschoten in de verleende bijstand. Klager heeft tegenover de uiteenzetting van verweerder van de door hem verrichte werkzaamheden geen concrete feiten gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden.

4.4 Genoemde klachtonderdelen zijn dan ook kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdelen a, p, t en w zien op de wijze waarop verweerder met klager heeft gecommuniceerd en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

4.6 De verwijten van klager, onder meer inhoudende dat verweerder zich op autoritaire en intimiderende wijze jegens hem heeft opgesteld en dat verweerder telefonisch slecht bereikbaar was, worden door klager onvoldoende feitelijk onderbouwd. De verwijten worden voorts door klager ook niet aannemelijk gemaakt. Uit de overlegde correspondentie tussen klager en verweerder blijkt dat verweerder naar het oordeel van de voorzitter op correcte en toereikende wijze met klager heeft gecommuniceerd. Ook deze klachtonderdelen zijn kennelijk ongegrond.

4.7 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, in al haar onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Th.S. Röell, voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 14 juni 2013.

griffier  voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 juni 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.