Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-05-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4322
Zaaknummer
12-07b-d
Inhoudsindicatie
klaagster is advocaat tegen wie een klacht is ingediend. Klaagster klaagt nu tegen de deken over het feit dat hij klaagster en haar voormalig cliënte afzonderlijk heeft gehoord tijdens het dekenonderzoek. Voorts klaagt klaagster erover dat de deken zijn onderzoek niet heeft gestaakt toen klaagster in een andere kwestie een klacht tegen hem indiende. Klacht wordt door voorzitter als kennelijk ongegrond afgewezen.
Uitspraak
Beslissing van 22 mei 2013
in de zaak 12-07b-d
naar aanleiding van de klacht van:
mr. [naam]
advocaat te [plaats]
klaagster
tegen:
mr. [naam]
advocaat te [plaats], in zijn hoedanigheid van deken van het voormalig arrondissement [naam arrondissement]
verweerder
De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 22 april 2013 met kenmerk 2013 KNN 058 b/d, door de raad ontvangen op 23 april 2013, en van de stukken a tot en met l en a tot en met c, die zijn genoemd op de in de brief van de deken vermelde inventarislijst.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Op 19 september 2011 heeft mevrouw Ö. bij verweerder, in zijn hoedanigheid van deken van het voormalig arrondissement [naam arrondissement], een klacht tegen klaagster ingediend.
1.3 Na het schriftelijk verweer van klaagster en de re- en dupliek, eveneens schriftelijk, heeft verweerder klaagster en mevrouw Ö. uitgenodigd voor een bespreking op zijn kantoor.
1.4 Mevrouw Ö. heeft daarop schriftelijk aangegeven dat zij niet samen met klaagster een bespreking met verweerder wilde voeren maar dat zij wel bereid was om zonder klaagster een bespreking met verweerder te hebben.
1.5 Vervolgens heeft verweerder op 21 november 2011 een bespreking gehad met klaagster over de klacht van mevrouw Ö. en op 25 november 2011 met mevrouw Ö.
1.6 Op 3 januari 2012 heeft klaagster bij de raad een klacht tegen verweerder ingediend welke betrekking had op het optreden van verweerder in een andere klachtzaak.
1.7 Bij brief van 13 januari 2012 heeft verweerder het concept van zijn instructiebrief aan de raad inzake de klacht van mevrouw Ö. tegen klaagster naar klaagster en naar mevrouw Ö. gestuurd en hen daarbij de mogelijkheid geboden om hun eventuele opmerkingen kenbaar te maken.
1.8 Bij brief van 24 januari 2012 heeft verweerder de klacht van mevrouw Ö. tegen klaagster ter kennis van de raad van discipline gebracht.
1.9 Bij brieven van 27 januari 2012 en van 31 januari 2012 heeft klaagster de onderhavige klachten tegen verweerder ingediend bij de raad. Omdat verweerder op dat moment deken was van het voormalig arrondissement [naam arrondissement] heeft de voorzitter van de raad van discipline de deken in het voormalig arrondissement Zutphen aangewezen om de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46c, 46d en 46e van de Advocatenwet omschreven. Omdat het onderzoek op 1 januari 2013 nog niet was afgerond en de arrondissementen Zutphen en [naam arrondissement] per 1 januari 2013 zijn opgegaan in het nieuwe arrondissement Oost-Nederland heeft de voorzitter van de raad van discipline op 16 januari 2013 de deken van het arrondissement Noord-Nederland aangewezen om het onderzoek voort te zetten.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) hij het beginsel van hoor- en wederhoor heeft geschonden door in zijn onderzoek naar de klacht van mevrouw Ö. tegen klaagster met beide partijen apart een bespreking te houden waarbij hij klaagster, na afloop van zijn bespreking met mevrouw Ö. op 25 november 2011, niet op de hoogte heeft gebracht van de inhoud daarvan en enkele weken later de stukken klaar te leggen voor doorzending naar de raad van discpline;
b) hij de behandeling van de klacht van mevrouw Ö tegen klaagster niet heeft neergelegd toen klaagster op 3 januari 2012 in een andere kwestie een klacht tegen verweerder had ingediend bij de raad.
2.2 Ter toelichting op klachtonderdeel a) stelt klaagster dat verweerder de klacht niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft onderzocht, de door haar aangereikte feiten bewust onjuist heeft weergegeven in zijn instructiebrief en dat hij mevrouw Ö. heeft geholpen “haar klacht nog verder aan te dikken met nog meer leugens”. Zij stelt dat verweerder niet integer heeft gehandeld bij de behandeling van de klacht.
3 BEOORDELING
3.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.
ad klachtonderdeel a)
3.2 Verweerder heeft aangegeven dat hij in het kader van de klachtbehandeling afzonderlijk een bespreking heeft gehouden met mevrouw Ö. en met klaagster omdat mevrouw Ö. had aangegeven dat zij “absoluut niet” meer met klaagster geconfronteerd wilde worden. Verweerder stelt zich op het standpunt dat dat in een dergelijk geval mag en die opvatting is juist.
3.3 Verweerder heeft voordat hij de klacht van mevrouw Ö. heeft ingediend bij de raad van discipline bij brief van 13 januari 2012 een concept van zijn instructiebrief aan zowel klaagster als aan mevrouw Ö. gestuurd. In punt 21 van deze brief is de inhoud van het gesprek dat verweerder op 25 november 2011 met mevrouw Ö. heeft gehad weergegeven. Klaagster heeft op deze concept brief niet gereageerd zodat verweerder de klacht bij brief van 24 januari 2012 ter kennis van de raad heeft gebracht.
3.4 Gelet op voormelde feiten constateert de voorzitter dat geen sprake is van onzorgvuldige klachtbehandeling zodat klachtonderdeel a) kennelijk ongegrond is.
ad klachtonderdeel b)
3.5 Er laten zich omstandigheden denken waarbij het gewenst is dat een deken die een klacht behandelt, de behandeling daarvan neerlegt of opschort als er door één van de partijen een klacht tegen hem wordt ingediend. Een dergelijk geval doet zich hier echter niet voor. Het feit dat klaagster zich in een andere kwestie over verweerder heeft beklaagd bij de raad brengt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet mee dat verweerder de behandeling van de klacht van mevrouw Ö. tegen klaagster niet had mogen voortzetten. Ook klachtonderdeel b) is derhalve kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De klacht wordt in beide onderdelen afgewezen.
Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 22 mei 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 mei 2013 per aangetekende en per gewone post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten