Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

06-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4340

Zaaknummer

B214-2012

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerster bij de behandeling van de zaak de haar toekomende beleidsvrijheid heeft overschreden en evenmin dat zij zonder toestemming van klager buiten de grenzen van de haar gegeven opdracht is getreden. Verweerster kan geen tuchtrechtelijk verwijt worden gemaakt van het feit dat haar voormalige kantoor klager in rechte heeft betrokken ter zake onbetaalde declaraties.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 6 mei 2013

     in de zaak B 214-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

                                        A

 

                                        klager

 

 

 

                                        tegen:

                                       

                                        B

 

                                        verweerster

 

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 2 augustus 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         Ter zitting van 4 maart 2013 zijn klager en verweerster verschenen.   Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3         De raad heeft kennis genomen van:

-          de brief van de deken d.d. 2 augustus 2012 en de daarbij gevoegde stukken.

 

 

 

2        FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Eind maart 2011 heeft klager zich tot verweerster gewend met het verzoek om rechtsbijstand in het kader van zijn echtscheiding. Verweerster heeft met de advocaat van de ex-echtgenote van klager gecorrespondeerd over onder andere de woning, boedelscheiding en de alimentatie. Bij e-mailbericht d.d. 24 mei 2011 heeft klager verweerster laten weten niet langer van haar diensten gebruik te willen maken. Bij e-mailbericht van 25 mei 2011 heeft verweerster aan klager bevestigd dat zij haar werkzaamheden neerlegt en heeft zij haar slotdeclaratie aan klager doen toekomen.

2.2     Klager liet verweersters nota’s tot een bedrag van € 1.336,93 onbetaald. Nadat verweerster het kantoor, toen zij de zaak van klager behandelde, had verlaten, heeft dit kantoor de incassozaak ter zake de niet betaalde nota’s bij dagvaarding d.d. 5 juli 2011 voorgelegd aan de kantonrechter, die het kantoor in het gelijk heeft gesteld, waarna klager de openstaande vordering alsnog aan het voormalige kantoor van verweerster heeft voldaan.

 

3        KLACHT

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.         zij in strijd met de door klager gegeven opdracht, de alimentatiekwestie aan de orde heeft gesteld en klager daarover heeft geadviseerd;

2.         zij onnodig veel tijd heeft besteed aan dit onderwerp waardoor klagers kosten onnodig zijn opgelopen;

3.         zij - althans verweersters kantoor- klager heeft betrokken in een civiele procedure over onbetaalde rekeningen, terwijl er sprake is van wanprestatie;

4.         zij - althans haar kantoor- het conflict over de niet-betaalde declaraties heeft voorgelegd aan de civiele rechter, terwijl zij zich had dienen te wenden tot de Raad van Toezicht.

 

 

4        VERWEER

          Ad 1

4.1     Iedere door verweerster opgestelde brief is uitdrukkelijk door klager goedgekeurd. Verweerster heeft zo lang mogelijk geprobeerd om het onderwerp alimentatie te vermijden, maar er was de wederpartij veel aan gelegen daar wel over te beginnen. Omdat verweerster van klager geen berekening mocht maken, kon verweerster klager lange tijd niet adviseren op dit gebied. Het had op de weg gelegen van klager om verweerster op 18 mei 2011 de toestemming te onthouden tot het maken van een berekening of zich niet akkoord te verklaren met de te verzenden brief. Verweerster heeft klager steeds gewezen op de manier waarop het recht werkt en dat zij haar werk niet goed zou hebben gedaan als zij klager in een onjuiste waan had gelaten.

          Ad 2

4.2     Verweerster verwijst naar de van klager ontvangen toestemming voor het schrijven van iedere brief en wijst op de behoorlijk lange e-mails die klager haar schreef en waarvan zij de inhoud heeft gebruikt in de reacties aan de wederpartij. Verweerster heeft steeds aangegeven niet zonder meer tegen de wederpartij te kunnen zeggen dat er geen ruimte was voor alimentatie zonder dat zij dat zelf had kunnen verifiëren. Nadat zij toestemming had gekregen een berekening te maken, bleek dat er wel degelijk draagkracht was. Klagers latere advocaat heeft op twee posten na met dezelfde bedragen gerekend als verweerster. Uiteindelijk heeft de rechtbank een behoorlijke alimentatie vastgesteld.

          Ad 3

4.3     Het stond het kantoor van verweerster vrij om een civiele procedure tegen klager te starten. Klager heeft in de procedure een beroep gedaan op wanprestatie, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat daarvan geen sprake was.

          Ad 4

4.4     Niet verweerster, maar klager zelf had actie moeten ondernemen om het geschil voor te leggen aan de Raad van Toezicht. Het voormalige kantoor van verweerster heeft juist gehandeld door de vordering neer te leggen bij de civiele rechter, omdat alleen geschillen over de hoogte van de declaratie thuishoren bij de Raad van Toezicht.

 

5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerder. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.

5.2     Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.

5.3     De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt. De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

          Klachtonderdelen 1 en 2

5.4     Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 1 en 2 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat de advocaat van klagers ex-echtgenote bij verweerster financiële informatie over klagers inkomen en vermogen opvroeg. Deze informatie wilde de wederpartij enerzijds gebruiken om te berekenen of en in hoeverre een (voorlopige) alimentatie kon worden bepaald en anderzijds was deze informatie ook voor de boedelscheiding relevant.

5.5     Onder deze omstandigheden heeft verweerster naar het oordeel van de raad terecht op grond van de stellingen en vragen van de wederpartij bij klager nadere informatie en bewijsstukken opgevraagd over klagers financiële positie en voor klager berekend of en in hoeverre klagers stelling dat hij geen alimentatie kon betalen wel juist was. Bovendien heeft klager tot en met 23 mei 2011 met ieder voorstel van verweerster over de aanpak van de zaak ingestemd. De raad is derhalve van oordeel dat verweerster bij de behandeling van de zaak de haar toekomende beleidsvrijheid niet heeft overschreden en evenmin zonder toestemming van klager buiten de grenzen van de haar gegeven opdracht is getreden. Niet is gebleken dat verweerster onnodig veel tijd heeft besteed aan de alimentatiekwestie. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn dan ook ongegrond.

          Klachtonderdelen 3 en 4

5.6     Gelet op de samenhang tussen de klachtonderdelen 3 en 4 zal de raad deze gezamenlijk behandelen. Uit de aan de raad overgelegde stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht blijkt dat verweersters voormalige kantoor heeft betrokken in een gerechtelijke procedure teneinde betaling van de onbetaalde declaraties af te dwingen. Verweersters voormalige kantoor heeft de zaak aanhangig gemaakt bij de civiele rechter, die de vordering heeft toegewezen. Nu verweerster geen tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt van het feit dat haar voormalige kantoor klager in rechte heeft betrokken, zijn de klachtonderdelen 3 en 4 naar het oordeel van de raad eveneens ongegrond.

5.7     De raad komt tot de slotsom dat de klacht in al haar onderdelen ongegrond moet worden verklaard.

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht in al haar onderdelen ongegrond.

 

Aldus gegeven door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, en mrs. P.J.W.M. Theunissen, J.D.E. van den Heuvel, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 6 mei 2013.

 

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op       7 mei 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-         klager

-         verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-         de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-         klager

-         verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.       Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.       Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.       Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl