Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:69

Zaaknummer

6469

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij wordt door het hof opnieuw geformuleerd. De nieuwe omschrijving verschaft klager voldoende eigenbelang en dus is hij ontvankelijk. Van onoirbaar gedrag of verdraaien van feiten is geen sprake. Ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 8 april 2013

in de zaak 6469

naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerster

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden (verder: de raad) van 11 mei 2012, onder nummer 40/11, aan partijen toegezonden op 14 mei 2012, waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in zijn klacht tegen verweerster.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 6 juni 2012 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 februari 2013, waar beide partijen zijn verschenen. Verweerster heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3 KLACHT

3.1 In zijn beslissing heeft de raad de klacht als volgt omschreven:

Klager verwijt verweerster dat de door haar in procedure overgelegde stukken zijn “gemanipuleerd”. Het verwijt houdt in dat verweerster feiten heeft weergegeven waarvan zij weet dat die niet juist zijn, omdat in het besprekings- en voortgangsformulier delen zijn overgenomen uit e-mailberichten van de X-bank aan het nichtje van klager, terwijl de e-mailberichten, waarover het nichtje beschikt, veel uitgebreider zijn. De indruk wordt gewekt dat de e-mailberichten integraal zijn weergegeven. Verzinsels worden als feiten gepresenteerd, blijkbaar in een poging om de opdrachtgever van verweerster welgevallig te zijn en de tegenpartij te intimideren.

3.2 Tegen deze klachtomschrijving heeft klager een grief gericht, waaromtrent het hof het volgende overweegt.

3.3 De klachtomschrijving die de deken had neergelegd in zijn aanbiedingsbrief aan de raad luidde als volgt:

De klacht betreft de beantwoording door verweerster namens haar cliënte, de X-bank, van de door klager tezamen met zijn nichtje bij de X-bank ingediende klacht over de handelwijze van de X-bank inzake het ontslag van het nichtje bij de X-bank. Klager valt erover dat verweerster in haar antwoord van 31 maart 2010 aan hem heeft opgemerkt dat de X-bank tijdens de procedure heeft bestreden dat er stukken zouden zijn gemanipuleerd.

3.4 Uit het proces-verbaal van de zitting van de raad blijkt niet dat aan partijen is voorgehouden dat de raad de klacht anders wenste te omschrijven dan de deken had gedaan, en evenmin van enige aanleiding daartoe. In de beslissing van de raad ontbreekt een motivering van die afwijking. De grief slaagt.

3.5 Uit het proces-verbaal van de zitting bij de raad blijkt wel dat klager aan de klachtomschrijving van de deken heeft toegevoegd dat verweerster, door in haar brief van 31 maart 2010 feiten te verdraaien, probeert hem onder druk te zetten en te intimideren. In zijn appelmemorie herneemt klager dit aanvullend verwijt. Het hof heeft vastgesteld dat dit aanvullend verwijt ook reeds voorkomt in de inleidende klachtbrief van klager aan de deken. Het hof zal het daarom toevoegen  aan de klachtomschrijving van de deken, zodat de in hoger beroep te beoordelen klacht als volgt gaat luiden:

De klacht betreft de beantwoording door verweerster namens haar cliënte, de X-bank, van de door klager tezamen met zijn nichtje bij de X-bank ingediende klacht over de handelwijze van de X-bank inzake het ontslag van het nichtje bij de X-bank. Klager valt erover dat verweerster in haar antwoord van 31 maart 2010 aan hem heeft opgemerkt dat de X-bank tijdens de procedure bij de kantonrechter heeft bestreden dat er stukken zouden zijn gemanipuleerd. Voorts heeft verweerster in die brief getracht klager onder druk te zetten en te intimideren.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1 Een nichtje van klager is werkzaam geweest bij de X-bank. In december 2009 heeft verweerster namens de X-bank bij de kantonrechter een verzoek ingediend tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Bij de door verweerster overgelegde producties bevond zich een door de X-bank aan verweerster aangeleverd ‘besprekings- en voortgangsformulier’ met betrekking tot (de ziekte van) het nichtje van klager. Daarin werden enige (typografisch als letterlijke citaten gepresenteerde) teksten opgenomen die ogenschijnlijk ontleend zouden zijn aan e-mails die door een employé van de X-bank waren verzonden aan het nichtje van klager. De citaten weken af van de originele e-mails. Ter zitting van de kantonrechter heeft de advocaat van het nichtje van klager daarop gewezen. Het ontbindingsverzoek is door de kantonrechter afgewezen.

4.2 Behalve door haar advocaat werd het nichtje van klager voor, tijdens en na de kantongerechtsprocedure tevens begeleid door klager.  

4.3 Na de afwijzing van het ontbindingsverzoek heeft klager de algemeen directeur van de X-bank gevraagd naar zijn mening over ‘het manipuleren van de stukken’ die  verweerster aan de kantonrechter had overgelegd. Toen die directeur niet binnen de afgesproken termijn reageerde heeft klager hem aangeschreven. Zijn brief is namens de X-bank beantwoord door verweerster, met haar brief van 31 maart 2010, die onder meer de navolgende passages bevat:

“Tot slot stelt u dat [de X-bank] stukken zou hebben gemanipuleerd. [De X-bank] bestrijdt zulks nadrukkelijk en heeft dat ook al eerder in de procedure ten overstaan van de kantonrechter bestreden. Namens de zijde van [de X-bank] is een zeer uitgebreid Besprekings- en voortgangsformulier in het geding gebracht, zijnde een intern document en voor intern gebruik. In dit Besprekings- en voortgangsformulier wordt de geschiedenis van de werknemer door de direct leidinggevende weergegeven.

[De X-bank] heeft niet, zoals u kennelijk ten onrechte meent, emailberichten in het geding gebracht. Overigens en voor alle duidelijkheid bestrijdt [de X-bank] niet dat de emailberichten die door uw nichtje [H] als productie in het geding zijn gebracht op sommige punten afwijken van hetgeen in het Besprekings- en voortgangsformulier is opgenomen.

[De X-bank] heeft tijdens de mondelinge behandeling ten overstaan van de kantonrechter nadrukkelijk erkend dat de emailberichten niet hetzelfde zijn als het Besprekings- en voortgangsformulier alsook dat zij niet de suggestie wenst te wekken dat zij door middel van het Besprekings- en voortgangsformulier integraal teksten van emailberichten overlegt.”

5 BEOORDELING

5.1 Uitgaande van de in 3.1 weergegeven klachtomschrijving heeft de raad klager niet ontvankelijk verklaard wegens gemis aan eigen belang. Naar aanleiding daarvan heeft klager in hoger beroep een machtiging overgelegd waarin zijn nichtje hem machtigt om namens haar een klacht tegen verweerster in te dienen en te vervolgen bij de tuchtrechter. Het hof houdt het erop dat klager deze machtiging uitsluitend inroept voor het geval ook het hof zou uitgaan van de in 3.1 weergegeven klachtomschrijving. Dat geval doet zich niet voor. Die klachtomschrijving is immers in 3.3-3.4 onjuist bevonden, wat meebrengt dat de beslissing van de raad reeds daarom niet in stand kan blijven, en het hof dient over te gaan tot beoordeling van de klacht zoals deze verbeterd is omschreven in 3.5.

5.2 Voor zover verweerster in hoger beroep heeft betoogd dat klager ook in die verbeterd gelezen klacht niet-ontvankelijk is wegens gemis aan belang, verwerpt het hof dat betoog. De verbeterd gelezen klacht heeft betrekking op een brief die verweerster aan klager heeft geschreven, en verwijt aan verweerster dat die brief onjuistheden bevat, alsmede intimiderend is. Dat verschaft klager voldoende eigen belang.

5.3 De klacht houdt allereerst het verwijt in dat verweerster in haar brief van 31 maart 2010 aan klager ten onrechte heeft geschreven ‘dat de X-bank tijdens de procedure heeft bestreden dat er stukken zouden zijn gemanipuleerd’. Klager doelt daarbij kennelijk op de volgende passage uit de genoemde brief:

“Tot slot stelt u dat [de X-bank] stukken zou hebben gemanipuleerd. [De X-bank]bestrijdt zulks nadrukkelijk en heeft dat ook al eerder in de procedure ten overstaan van de kantonrechter bestreden.”

  Even verderop schrijft verweerster evenwel:

  

“Overigens en voor alle duidelijkheid bestrijdt [de X-bank] niet dat de emailberichten die door uw nichtje [H] als productie in het geding zijn gebracht op sommige punten afwijken van hetgeen in het Besprekings- en voortgangsformulier is opgenomen.”

In onderling verband bezien hebben deze beide citaten kennelijk de strekking dat de kwalificatie ‘manipuleren van stukken’ niet gerechtvaardigd is, omdat de X-bank een onbewerkt stuk heeft overgelegd waarin (bij het opmaken ervan, ruim vóór de aanvang van de kantongerechtsprocedure) een bewerkte versie is opgenomen van e-mails van de X-bank aan het nichtje van klager.

Wat er feitelijk viel aan te merken op de overgelegde productie is dus tussen partijen niet in geschil. Uitsluitend in geschil is of daarvoor de kwalificatie ‘manipuleren van stukken’ gerechtvaardigd was. De beslechting van dit taalkundige geschilpunt behoort echter niet tot de taak van de tuchtrechter. Van onoirbaar gedrag is in ieder geval geen sprake. Dit eerste deel van de klacht kan dus niet gegrond verklaard worden.

5.4 Dan het verwijt dat verweerster in haar brief van 31 maart 2010 heeft getracht klager onder druk te zetten en te intimideren. In zijn appelmemorie licht klager toe dat verweerster dat heeft gedaan ‘door in haar brief de feiten te verdraaien’. Echter, zoals in 5.3 is overwogen, verweerster heeft geen feiten verdraaid; zij heeft slechts de kwalificatie bestreden die klager aan die feiten heeft gegeven. Ook dit deel van de klacht is dus ongegrond.

  

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden van 11 mei 2012, onder nummer 40/11;

en, beslissend op de verbeterd gelezen klacht:

- verklaart die klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.J.J. van Maanen, voorzitter, mrs. L. Ritzema, G.W.S. de Groot, G.J. Visser en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.A.H. Holm-Robaard, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2013.