Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-07-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:32

Zaaknummer

13-177Noord Nederland

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Kennelijk ongegronde klacht tegen advocaat wederpartij. Brief aan wederpartij over voorval in mediation tussen partijen betreft geen schending van geheimhoudingsafspraak in de mediation.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van 18 juli 2013

in de zaak 13-177 Noord Nederland

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.   

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de griffier van het Hof van Discipline van 25 juni 2013, door de raad ontvangen op 27 juni 2013, almede van de daarbij gevoegde beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 25 juni jl., waarin de raad van discipline in het ressort Amsterdam is aangewezen voor de behandeling van de klacht, als omschreven in de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland van 23 mei 2013 (met kenmerk 2013 KNN 070) en in de stukken als vermeld in de, in die brief opgenomen, inventarislijst.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft een geschil met X, in welk kader een mediationtraject is gestart.

1.3 Na beëindiging  van het mediationtraject, zonder dat een oplossing voor het geschil is bereikt, heeft X zich tot verweerder gewend voor rechtsbijstand.

1.4 Verweerder heeft klager een brief geschreven waarin hij refereert aan voorvallen tijdens het mediationtraject, als reden voor het feit dat X het mediationtraject heeft afgebroken.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij in strijd met de mediationovereenkomst tussen klager en verweerders cliënte en de daarin overeengekomen geheimhouding, informatie over de mediation van zijn cliënte heeft verkregen en met klager heeft  gedeeld.

2.2 Bij brief van 15 maart 2013 heeft klager zijn klacht ter kennis van de deken gebracht.

3 VERWEER

3.1 Verweerder stelt dat hij geen vertrouwelijke informatie aan derden heeft verstrekt en dat het delen van informatie met partijen bij de mediation is toegestaan. Verweerder betwist dat hij de door zijn cliënte afgesproken vertrouwelijkheid heeft geschonden en dat hij zich jegens klager onbetamelijk heeft gedragen.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt voorop dat, nu de klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn of haar cliënte te behartigen op een wijze die hem of haar goed dunkt. Het is immers de primaire taak van een advocaat zijn of haar cliënt bij te staan en dus partijdig te zijn.

4.2 Bedoelde vrijheid is echter niet onbegrensd. Deze kan onder meer worden ingeperkt, indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan de advocaat weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat anderszins bij de behartiging van de belangen van zijn of haar cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn of haar cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn of haar cliënt verschaft en dat de advocaat in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen is gehouden de juistheid daarvan te verifiëren.

4.3 De voorzitter is van oordeel dat verweerder deze grenzen niet heeft overschreden. Daarbij heeft de voorzitter acht geslagen op het volgende.

4.4 Uit de, bij het klachtdossier gevoegde, mediationovereenkomst blijkt dat klager, twee vertegenwoordigers van X (de cliënte van verweerder) en de twee mediators geheimhouding zijn overeengekomen, onder verwijzing naar onder meer artikel 7 van het NMI Mediation reglement. 

 

4.5 Artikel 7 lid 1 van het NMI Mediation reglement bepaalt:

"De Partijen doen aan derden - onder wie begrepen

rechters of arbiters - geen mededelingen omtrent het verloop van de Mediation, de daar door de bij de Mediation aanwezige personen ingenomen standpunten, gedane voorstellen en de daarbij mondeling of schriftelijk, direct of indirect, verstrekte informatie."

4.6 De voorzitter constateert dat verweerder, op verzoek van zijn cliënte, per brief contact heeft opgenomen met klager. In die brief is gerefereerd aan voorvallen tijdens de mediation. Nu deze brief is gericht aan klager, heeft verweerder geen informatie verstrekt aan "derden" in de zin van het NMI Mediation reglement. Aldus heeft verweerder niet in strijd gehandeld met de tussen zijn cliënte en klager overeengekomen geheimhouding.

4.7 Klager stelt voorts dat verweerder niet had mogen meewerken aan de schending door zijn cliënte van de door haar vertegenwoordigers gemaakte geheimhoudingsafspraak, door het enkele feit dat deze cliënte aan verweerder, als haar advocaat, verslag heeft gedaan van de mediation. Klagers betoog miskent de vertrouwelijkheid waarmee eenieder een advocaat moet kunnen raadplegen. Deze mogelijkheid wordt gewaarborgd door de op elke advocaat rustende geheimhoudingsplicht (als verwoord in gedragsregel 6 en in het wettelijke verschoningsrecht van een advocaat). Dit betoog faalt derhalve.

4.8 Voor zover klager tevens betoogt dat verweerder met zijn brief aan klager de vertrouwelijkheid tussen verweerder en zijn eigen cliënte heeft geschonden, is de voorzitter van oordeel dat het niet aan klager (maar uitsluitend aan verweerders cliënte) is om zich daarover te beklagen.

4.9 Uit het voorgaande volgt dat de klacht, met toepassing van artikel 46 g Advocatenwet, kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T.S. Röell, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 18 juli 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 18 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Nederland.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord Nederland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.