Rechtspraak
Uitspraakdatum
22-11-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:179
Zaaknummer
13-318A
Inhoudsindicatie
Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat van wederpartij (de voormalig echtgenoot van klaagster) kennelijk ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 22 november 2013
in de zaak 13-318A
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
klaagster
tegen:
mevrouw mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 oktober 2013, door de raad ontvangen op 25 oktober 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klaagster is gescheiden van de cliënt van verweerster. In 2006 werd een echtscheidingsconvenant getekend. De ex-echtgenoot van klaagster werd toen door een kantoorgenote van verweerster bijgestaan.
1.3 Namens de ex-echtgenoot heeft mr. X een verzoekschrift wijziging van de lopende alimentatieverplichting ingediend. Nadat klaagster via haar advocaat een verweerschrift had ingediend, heeft verweerster de behartiging van de belangen van de ex-echtgenoot overgenomen en een aanvullende verzoekschrift ingediend.
2 KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu zij:
a) het aanvullend verzoekschrift, voor zover het art. 1:160 BW betreft, op onjuiste informatie heeft gebaseerd;
b) de rechtbank onjuiste informatie heeft gegeven over waar een ter zake doende polis zich bevindt en er blijk van heeft gegeven de inhoud daarvan niet te kennen, en zonder vooraankondiging aan de rechtbank heeft verzocht uit te spreken dat klaagster terzake jegens de ex-echtgenoot betalingsverplichtingen heeft;
c) zich er ten onrechte op heeft beroepen dat klaagster in haar verzoek tot nakoming van het echtscheidingsconvenant niet ontvankelijk zou zijn;
d) met haar optreden klaagster veel werk en kosten heeft bezorgd; en
e) tijdens een zitting klaagster ongefundeerd heeft toegevoegd: “U belazert de zaak”.
3 BEOORDELING
3.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
3.2 De klachtonderdelen, die steeds het handelen betreffen van verweerster als advocaat van klaagsters tegenpartij zullen in het navolgende achtereenvolgens worden behandeld.
3.3 Bij de beoordeling van de klachtonderdelen stelt de voorzitter voorop dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
3.4 Met betrekking tot klachtonderdeel a) geldt het volgende. Klaagster neemt het verweerster kwalijk dat zij ter onderbouwing van de vorderingen van de ex-echtgenoot klakkeloos feiten van hem heeft overgenomen. Onder verwijzing naar de hiervoor genoemde maatstaf was verweerder in beginsel niet gehouden de juistheid van die stellingen te controleren. Dat van een uitzonderingsgeval sprake was is de voorzitter niet gebleken. Het klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
3.5 Voor zover klachtonderdeel b) ziet op de door verweerster namens de ex-echtgenoot aangevoerde (beweerdelijk onjuiste) stellingen, in dit geval ter zake van de locatie van de betreffende polis, wordt verwezen naar hetgeen daarover in het voorgaande klachtonderdeel is vermeld.
3.6 Voor zover het klachtonderdeel inhoudt dat verweerster het verzoek tot betaling terzake de polis niet zonder vooraankondiging had mogen indienen, geldt dat tussen klaagster en de ex-echtgenoot niet in geschil was, en zelfs in een notariële akte was vastgelegd, dat klaagster in verzuim was ter zake van een betalingsverplichting zodat het indienen van de betreffende vordering was geoorloofd. Ook dit klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
3.7 Ten aanzien van klachtonderdeel c) geldt het volgende. De rechtbank heeft in haar beschikking van 17 juli 2013 geoordeeld dat de vrouw niet ontvankelijk is in haar vordering met betrekking tot art. 2.8 van het echtscheidingsconvenant. Hieruit blijkt dat het beroep dat verweerster daarop namens haar cliënt heeft gedaan niet ten onrechte was. Het klachtonderdeel is dan ook kennelijk ongegrond.
3.8 Ten aanzien van klachtonderdeel d) geldt dat verweerster louter in opdracht van de ex-echtgenoot als haar cliënt heeft gehandeld. De is voorzitter niet gebleken dat verweersters handelingen geen redelijk doel dienen. Naar de hiervoor onder 3.3. genoemde maatstaf beoordeeld, is klachtonderdeel d) dan ook kennelijk ongegrond.
3.9 Ten aanzien van klachtonderdeel e) geldt het volgende. Verweerster heeft betwist dat zij de verweten uitlating heeft gedaan. Bij deze stand van zaken kan de voorzitter niet uitgaan van de juistheid van hetgeen klager daarover stelt, daargelaten de vraag of sprake is geweest van enig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Ook dit laatste klachtonderdeel is dan ook ongegrond.
3.10 De klacht is dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
BESLISSING
De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 22 november 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 22 november 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.