Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2013:362

Zaaknummer

6728

Inhoudsindicatie

De kwaliteit van de dienstverlening dient te voldoen aan de professionele standaard. Daartoe behoort het inschatten van de slagingskans van een procedure en het informeren van de cliënt daarover. In deze zaak is klager niet genoegzaam over de risico's geïnformeerd en hebben de processtukken niet te kwaliteit die mocht worden verwacht. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2013

in de zaak 6728

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerster

tegen:

klager

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 6 februari 2013, onder nummer 12-096H, aan partijen toegezonden op 6 februari 2013, waarbij van een klacht van klager tegen verweerster onderdeel a ongegrond en onderdeel b gegrond is verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA3775.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerster van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 7 maart 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van klager;

- brief van verweerster aan het hof d.d. 4 oktober 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 21 oktober 2013, waar verweerster en met haar advocaat en namens klager mr. Z. zijn verschenen. Advocaat van verweerster  heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven en voor zover in hoger beroep nog van belang, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) Verweerster tegen de overige gedaagden een procedure heeft gevoerd met zeer geringe slagingskansen en verzuimd heeft hier vooraf op te wijzen en te waarschuwen voor het kostenrisico. Verder heeft zij de zaak niet behandeld op een wijze die van een redelijk bekwaam advocaat mocht worden verwacht.

4 FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

4.1 Verweerster heeft namens klager en een aantal anderen  op 7 juli 2008 een dagvaarding doen uitgaan aan:

a. de vennootschap naar Turks recht X.

b. de heer en mevrouw Y., bestuurders van X.

c. de besloten vennootschap E. Nederland B.V. h.o.d.n. E. Properties

d. de besloten vennootschap D. Project Groep B.V.

e. de heer D., bestuurder van D. Project Groep B.v.

f. de vennootschap naar Turks recht B.

4.2 In die dagvaarding is onder meer gesteld  dat de gedaagden in gebreke zijn gebleven met de nakoming van met eisers gesloten koop- en aannemingsovereenkomsten en in verzuim zijn  jegens eisers, jegens hen onrechtmatig hebben gehandeld. Tevens is gesteld dat gedaagden   ongerechtvaardigd   zijn verrijkt

4.3 Gedaagden hebben conclusies van antwoord genomen, waarna nog geconcludeerd is voor re - en dupliek en aktes zijn genomen.

4.4 Bij vonnis van 16 juni 2010 heeft de rechtbank   aanmerkingen  gemaakt op de namens eisers ingediende processtukken,  overwogen dat de vordering jegens gedaagde b tot en met f zullen worden afgewezen en daartoe overwogen dat er geen feiten of omstandigheden zijn gesteld of gebleken waaruit valt af te leiden dat gedaagden sub b overeenkomsten met eisers zijn aangegaan en/of te vereenzelvigen zijn met gedaagde sub a. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering jegens gedaagden sub b tot en met f uit hoofde van onrechtmatige daad onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook niet kunnen vaststellen waaruit in de visie van  eisers de verrijking van gedaagden  zou hebben bestaan en op welke wijze die ten koste van eisers zou hebben plaats gevonden. Bij eindvonnis van 1 december 2010 zijn eisers  zijn grotendeels in de  proceskosten veroordeeld.

 

5 BEOORDELING

5.1 Verweerster heeft 5 grieven tegen de beslissing waarvan beroep aangevoerd. Deze strekken er toe om de beslissing van de raad te vernietigen en dit klachtonderdeel alsnog ongegrond te verklaren. Voor zover de door de raad vastgestelde feiten worden bestreden, hebben deze grieven hun behandeling gevonden in de vaststelling van de voor de klacht terzake dienende feiten hiervoor. Voor het overige   lenen zij zich voor een gezamenlijke behandeling.

5.2 Kern van het appel is dat verweerster van oordeel is dat de raad op grond van de overgelegde stukken en verklaringen ter zitting zonder voldoende feitelijke grondslag en dus ongegrond tot de conclusie is gekomen  dat verweerster door de procedure tegen gedaagden sub b tot en met f te voeren op de wijze zoals zij heeft gedaan verwijtbaar te kort geschoten is jegens klager en mitsdien niet die zorgvuldigheid heeft betracht die bij een behoorlijke beroepsuitoefening hoort.

5.3 Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de raadsman van verweerster aangevoerd dat bij de beoordeling over slagingskansen in een procedure de (tucht)rechter een terughoudend oordeel past.  Immers,  zo stelde hij, het kan mede de taak van de advocaat zijn ook in minder kansrijke zaken toch – of misschien juist - te procederen. Opvattingen van andere advocaten over proceskansen kunnen ook  invloed op die beslissing hebben en hebben in deze zaak verweerster mede tot haar oordeel gebracht dat geen sprake is geweest van kansloze procedures tegen gedaagden b tot en met f.

5.4 Het hof stelt voorop dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtrechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes –zoals over procesrisico en kostenrisico-  waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waar op hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.5 Tot die professionele standaard  behoort  het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen procestukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.

5.6 In deze zaak heeft klager gesteld dat met hem de (geringe) slagingskans tegen de gedaagden sub b tot en met f niet is besproken. Ook het kostenrisico is niet aan de orde geweest volgens klager. Verweerster heeft geen stukken overgelegd waaruit het tegendeel blijkt.

Ook de processtukken van de hand van verweerster die overgelegd zijn voldoen niet aan de eisen van vakbekwaamheid die daaraan mogen worden gesteld. De dagvaarding maakt onvoldoende helder op grond van welke feiten en omstandigheden, die de grondslag moeten vormen voor de juridische stellingname,  de gedaagden sub c tot en met  f in rechte zijn betrokken. De conclusie van repliek en de pleitnota die verweerster heeft overgelegd  bevestigen dit oordeel.

De rechtbank heeft, zo blijkt uit het vonnis van 16 juni 2010, bij herhaling moeten vaststellen dat namens  eisers niet voldaan is aan hun stelplicht, onder meer bij de gestelde onrechtmatige daad  en de ongerechtvaardigde verrijking ten aanzien van deze gedaagden.

5.7 Anders dan in hoger beroep is betoogd namens verweerster gaat het in deze zaak niet om het bewust nemen van risico’s door een procedure met geringe slagingskans te entameren maar om het feit dat verweerster klagers over die risico’s niet genoegzaam heeft geïnformeerd en over het feit dat  de processtukken niet die kwaliteit hebben die van een redelijk bekwaam advocaat mag worden verwacht.

5.8 Het hof acht dan ook de klacht daarover, met de raad, gegrond. Het hof heeft echter geen aanwijzingen (en die zijn ook niet door klager aangevoerd) dat het optreden van verweerster in algemene zin tekortschiet zoals door de raad is overwogen. Het hof  ziet daarin aanleiding om als maatregel te volstaan met het opleggen van een enkele waarschuwing.

                   

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam  van 6 februari 2013 onder nummer 12-096H, voor zover daarin aan verweerster de maatregel van berisping is opgelegd;

en, opnieuw rechtdoende:

- legt aan verweerster de maatregel op van enkele waarschuwing;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige.  

 

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann,

H. van Loo, R. Verkijk en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van

mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2013.