Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3729

Zaaknummer

B175-2012

Inhoudsindicatie

Op grond van eerdere uitspraken van andere rechtbanken voldoende juridische argumenten aanwezig om namens minderjarige cliënte een verzoek tot vaststelling wijziging hoofdverblijf bij de rechtbank in te dienen. Dat de rechtbank de minderjarige cliënte niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek valt verweerster tuchtrechtelijk niet te verwijten.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond

Uitspraak

Beslissing van 7 januari 2013

in de zaak B 175-2012

 

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

X

 

klaagster

tegen:

Y

 

                                        verweerster

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 18 juni 2012 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 19 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement B de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klaagster en verweerster . Als toehoorder was aanwezig de heer T. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de brief van de deken van 18 juni 2012, met bijlagen;

-       de brief van klaagster dd. 8 oktober 2012, met bijlage;

-       de brief van verweerster dd. 17 oktober 2012, met bijlagen.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1         Verweerster heeft in het verleden de ex-partner van klaagster bijgestaan in een alimentatieprocedure. 

2.2         Verweerster heeft bij brief van 1 maart 2010, aan de advocaat van klaagster voorgesteld om, gelet op het gewijzigde feitelijk hoofdverblijf van de dochter van partijen, verder E, bij de rechtbank een gemeenschappelijk verzoek tot vaststelling wijziging hoofdverblijf van E bij de rechtbank in te dienen. De advocaat van klaagster heeft hierop per fax dd. 5 maart 2010 gereageerd.

2.3         Verweerster schreef bij brief van 8 maart 2010 het volgende aan de advocaat van klaagster:

“De inhoud van uw fax dd. 5 maart jl besprak ik inmiddels met cliënt. Cliënt bevreemdt het weliswaar dat uw cliënte ervoor kiest dat zij het eenhoofdig gezag over R verkrijgt, waarbij cliënt het eenhoofdig gezag over F zal verkrijgen. Desalniettemin gaat cliënt hierbij akkoord met het vorennoemde, waarbij voorts zal worden verzocht naast een wijziging gezag, een bevestiging van wijziging hoofdverblijf F.

Zoals ook vorige week met u telefonisch besproken, zal ik derhalve overgaan tot het opstellen van een gemeenschappelijk verzoekschrift. Ik hoop u deze week nog een concept toe te sturen.”

2.3     Verweerster heeft bij brief van 18 maart 2010 een concept verzoekschrift aan de advocaat van klaagster toegezonden. De advocaat van klaagster heeft hierop gereageerd bij brief van 14 april 2010, waarop verweerster bij brief van 19 april 2010 heeft geantwoord. Verweerster stelde in de zaak betreffende de vaststelling van de wijziging van het hoofdverblijf van E., enkel en alleen voor E. op te treden.

2.4         Verweerster heeft bij verzoekschrift van 11 mei 2010 namens E. om wijziging van haar hoofdverblijf verzocht, opdat E. hoofdverblijf bij haar vader zou hebben, zulks in afwijking van de tussen haar ouders bij beëindiging van geregistreerd partnerschap gemaakte afspraak dat zij hoofdverblijf bij haar moeder zou hebben.

2.5         Bij beschikking van 1 juni 2010 heeft de rechtbank B verweerster op haar verzoek benoemd tot bijzonder curator over E. Bij beschikking van 14 juni 2010 heeft de rechtbank B de zaak betreffende de vaststelling wijziging hoofdverblijf van E. verwezen naar de rechtbank H.

2.6         De rechtbank te H heeft het verzoek van E. tot vaststelling wijziging van haar hoofdverblijf bij beschikking dd. 11 augustus 2010 niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank overwoog dat het aan de ouders van een minderjarige is om een geschil over het hoofdverblijf van die minderjarige aan de rechtbank voor te leggen en dat de minderjarige zelf ter zake hoofdverblijf geen eigen rechtsingang heeft.

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.                          verweerster eerst voor de vader als advocaat is opgetreden en later als advocaat van de veertienjarige dochter van klaagster, waarbij verweerster over de rug van de dochter de voogdij over beide kinderen heeft geprobeerd te regelen;

2.                          verweerster heeft meegewerkt aan ontvoering van de dochter van klaagster naar I door het vertrek per eind maart 2010 te verbloemen en bij de rechtbank B een rechtszaak te beginnen terwijl vader en dochter woonachtig waren in I;

3.                          verweerster namens de dochter van klaagster een procedure heeft gevoerd, waarin zij niet-ontvankelijk is verklaard, omdat de procedure in strijd was met de wet.

 

4                VERWEER

4.1         Nimmer is gebleken van enig strijdig belang tussen de ex-partner van klaagster en E. Verweerster is nooit voor klaagster opgetreden, zodat geen belangenconflict ex gedragsregel 7 kan hebben plaatsgevonden. Als er sprake zou zijn van een belangenconflict tussen de ex-partner en E. heeft klaagster hierbij geen belang, zodat zij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden ten aanzien van klachtonderdeel 1.

4.2         De klachtonderdelen 2 en 3 hebben geen betrekking op het tuchtrecht, maar op de inhoudelijke kant van de zaak. Verweerster was pas op een later moment op de hoogte van de feitelijke verhuizing van E. Verweerster heeft de rechtbank direct van de verhuizing op de hoogte gesteld met verzoek tot doorverwijzing. Tussen het starten van een procedure bij de rechtbank en de beweerdelijke medewerking aan ontvoering ontbreekt ieder verband. In het verzoek was aangegeven dat E. feitelijk reeds verbleef in I. Verweerster was er toen niet van op de hoogte dat E. formeel al stond ingeschreven in I.

4.3         Verweerster heeft eerst getracht een regeling in der minne te bereiken. Aangezien op reeds gedane toezeggingen werd teruggekomen en in verband met de haast vanwege de verhuizing, kon verweerster niet anders dan een procedure aanhangig maken. De uitspraak van de rechtbank valt buiten het tuchtrecht. De niet-ontvankelijkverklaring door de rechtbank strookt niet met heersende jurisprudentie op dit gebied. De rechtbank heeft overigens nog vermeld dat de ouders het erover eens leken te zijn dat E. hoofdverblijf bij haar vader diende te krijgen.

 

5                BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1.

5.1         Het eerste deel van klachtonderdeel heeft betrekking op een door klaagster vermeend tegenstrijdig belang tussen haar ex-echtgenoot en E. Voor zover hiervan al sprake zou zijn, komt ter zake aan klaagster geen klachtrecht toe. Klaagster heeft bij het eerste onderdeel van de klacht geen eigen belang, op grond waarvan zij in het eerste deel van klachtonderdeel 1 van de klacht niet-ontvankelijk zal worden verklaard.

5.2         De raad zal klachtonderdeel 1 voor het overige ongegrond verklaren, aangezien niet is gebleken dat verweerster over de rug van E. de voogdij over beide kinderen heeft geprobeerd te regelen. Het was de wens van klaagster zelf  om meerdere zaken betreffende beide kinderen te regelen in de procedure betreffende het gezag over en de vaststelling van wijziging hoofdverblijf van E.

Ad klachtonderdeel 2.

5.3         Niet is komen vast te staan dat er sprake was van een ontvoering van E. naar I. Uit de aan de raad overgelegde stukken is gebleken dat partijen het er destijds klaarblijkelijk over eens waren dat E. haar hoofdverblijf bij haar vader in I zou hebben. De rechtbank te H heeft hiervan melding gemaakt in de beschikking van 11 augustus 2010. De raad zal het tweede onderdeel van de klacht dan ook als ongegrond afwijzen.

Ad klachtonderdeel 3.

5.4         Ten aanzien van de ontvankelijkheid van een minderjarige in een verzoek tot vaststelling wijziging hoofdverblijf bestaan juridische verschillen van mening. Verweerster heeft meerdere uitspraken van rechtbanken overgelegd die hierover anders hebben geoordeeld dan de rechtbank te H. Verweerster heeft aannemelijk gemaakt dat zij voldoende juridische argumenten had om namens E een verzoek tot vaststelling wijziging hoofdverblijf bij de rechtbank in te dienen. Dat de rechtbank E. niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar verzoek valt verweerster tuchtrechtelijk niet te verwijten. De raad zal het derde klachtonderdeel eveneens ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

verklaart klaagster niet-ontvankelijk in het eerste onderdeel van de klacht voor zover dit betrekking heeft op het feit dat verweerster in 2005 is opgetreden voor de ex-echtgenoot van klaagster en in 2010 voor de dochter van klaagster en verklaart dit onderdeel voor het overige ongegrond;

 

verklaart de klachtonderdelen 2 en 3 ongegrond.

 .

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries , M.B.Ph. Geeraedts , J.J.M. Goumans en J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2013 .

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerster

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-      klaagster

-            verweerster

-            de deken van de orde van advocaten te Breda

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl