Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3748

Zaaknummer

M 232-2012

Inhoudsindicatie

De vraag of verweerder bevoegd was voor curandi op te treden is niet aan het oordeel van de raad. Niet gebleken dat verweerder heeft gehandeld met het opzet om het gezag van klager als curator te ondermijnen, noch dat hij deze willens en wetens heeft gehinderd in diens goede uitoefening van die functie.

Inhoudsindicatie

Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 28 januari 2013

in de zaak M232-2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

B

verweerder

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 21 augustus 2012 met kenmerk D door de raad ontvangen op 22 augustus 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 november 2012 in aanwezigheid van klager en verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-           het klachtdossier;

-          een brief van verweerder d.d. 16 oktober 2012, ontvangen ter griffie van de raad op 17 oktober 2012.

 

2                FEITEN

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

Bij beschikking van de kantonrechter in de rechtbank M d.d. 1 december 2011, zijn de heer en mevrouw X (hierna: curandi) onder curatele gesteld met benoeming van klager als curator. Verweerder heeft bij brief van 23 mei 2012 namens curandi aan het gerechtshof H  verzocht om uitstel te verlenen voor het indienen van een verweerschrift in de beroepsprocedure van hun voormalig bewindvoerder tegen diens ontslag uit die functie en tevens een verweerschrift ingediend in de betreffende procedure.

2.2     Bij brief 7 juni 2012, met bijlagen, h eeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder .

 

3                KLACHT

3.1         De klacht houdt - zakelijk weergegeven -  het volgende in:

Verweerder gedraagt zich niet zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Hij handelt in strijd met de vereiste zorgvuldigheid en schendt het vertrouwen in de beroepsgroep door zelfs nadat daarover al een klacht was ingediend bij de raad van discipline, door te gaan met het verlenen van bijstand aan de curandi van klager. Immers verweerder:

1.      heeft zonder toestemming van klager uitstel gevraagd en een verweerschrift ingediend in de beroepsprocedure van mr. L. (de voormalig bewindvoerder van curandi), terwijl hij enkel toestemming had om beroep in te stellen tegen de beslissing omtrent de curatele);

2.      heeft willens en weten tegenover het gerechtshof gelogen dat klager hem toestemming had verleend voor het indienen van verweer in de procedure inzake mr. L. en daarmee klager in diskrediet gebracht;

3.      treedt - zoals in het onderwerp van zijn brieven steeds is aangegeven - op als financial coach van curandi terwijl de rechtbank daartoe klager heeft benoemd.

4.      blijft aldus handelend klager als curator in de wielen rijden;

 

4                VERWEER

4.1         Verweerder betwist dat hij toestemming van klager nodig had voor zijn rechtsbijstand aan diens curandi in bovengenoemde procedure. Bovendien betreft dit een juridisch inhoudelijke kwestie en is het niet aan de raad om te beslissen omtrent verweerders bevoegdheid daartoe. Verweerder betwist tevens de klachtonderdelen 2 tot en met 4.

 

5                BEOORDELING

5.1         Advocaten dienen de nodige zorg te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen zij als zodanig behartigen of behoren te behartigen en te handelen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Zij dienen zich daarbij zodanig te gedragen dat het vertrouwen in de advocatuur of in de eigen beroepsgroep niet wordt geschaad. De klacht zal in het licht van dit criterium worden beoordeeld.

5.2         Ten aanzien van klachtonderdeel 1

De vraag of verweerder bevoegd was om voor de curandi van klager op te treden in de zaak tegen hun voormalige bewindvoerder, is naar het oordeel van de raad van juridische en civielrechtelijke aard. Het is niet aan de tuchtrechter maar aan de rechter in de betreffende procedure om daarover te oordelen. De raad kan zich derhalve evenmin uitlaten over de vraag of het verweerder vrij stond om curandi zonder toestemming van klager in de procedure jegens hun voormalig bewindvoerder bij te staan. Naar het oordeel van de raad blijkt uit het dossier en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht niet dat verweerder heeft gehandeld met het opzet om het gezag van klager als curator te ondermijnen en dat hem ter zake een tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. De raad acht de klacht op dit punt ongegrond.

5.3     Ten aanzien van klachtonderdeel 2

Verweerder heeft dit klachtonderdeel betwist. Klager verwijst in dit verband naar verweerders brief d.d. 23 mei 2012 aan het gerechtshof H waarin deze heeft verzocht om uitstel voor het indienen van een verweerschrift. De raad stelt vast dat verweerder daarin de volgende zinsnede heeft toegevoegd:

“ (…) omdat curator van cliënten lange tijd heeft geweigerd een verweerschrift in te dienen en hij bijlagen niet opstuurt (…)”.

Naar het oordeel van de raad kan hieruit niet zonder meer de conclusie worden getrokken dat verweerder van klager toestemming had verkregen om de betreffende procedure voor diens curandi te voeren en derhalve evenmin dat hij daarover willens en wetens tegenover het gerechtshof onwaarheden heeft geuit. Ook overigens blijkt hiervan niet uit het dossier. Derhalve staat niet vast dat het verweten handelen zich heeft voorgedaan en kan verweerder op dit punt tuchtrechtelijk geen verwijt worden gemaakt. De klacht zal om die reden op dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

5.4     Ten aanzien van klachtonderdeel 3

Verweerder heeft betwist dat hij als financial coach/bewindvoerder van curandi optreedt. Klager verwijst, naar de raad begrijpt, naar de naam van het dossier dat verweerder in bovengenoemde zaak heeft aangelegd, zoals deze blijkt uit verweerders brief d.d. 23 mei 2012. De enkele benaming van een dossier kan echter naar het oordeel van de raad niet leiden tot de conclusie dat verweerder treedt in werkzaamheden die zijn voorbehouden aan klager in zijn hoedanigheid van curator. Andere argumenten ter onderbouwing van de klacht zijn door klager niet aangevoerd en ook niet uit het dossier gebleken. Nu niet vaststaat dat het verweten handelen zich heeft voorgedaan zal de klacht op dit onderdeel eveneens ongegrond worden verklaard.

 

 

5.5     Ten aanzien van klachtonderdeel 4

De raad is van oordeel dat uit het dossier en hetgeen door klager naar voren is gebracht niet blijkt dat verweerder doelbewust werkzaamheden heeft verricht die op het terrein van klager liggen en dat hij deze daarbij willens en wetens in de goede uitoefening van diens functie heeft gehinderd. Uit hetgeen klager daaromtrent meer concreet is gesteld en dienaangaande voorgaand is overwogen, volgt dit niet. Derhalve moet ook dit laatste onderdeel van de klacht ongegrond worden verklaard.

 

6        BESLISSING

De raad van discipline:

-   verklaart de klacht op alle onderdelen ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. mr. G.J.E. Poerink , v oorzitter, mrs. J.D.E. van den Heuvel, Th. Kremers, A.A. Freriks en R.G.A.M. Theunissen , leden, in tegenwoordigheid van mr. A.M.T.A. Verhagen als plaatsvervangend griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 januari 2013.

 

griffier                                                                                      voorzitter              

 

                                                                                                   

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op  29 januari 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement M

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl