Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:109

Zaaknummer

13-282A

Inhoudsindicatie

“Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat kennelijk ongegrond, vanwege de advocatuurlijke beleidsvrijheid, de vrijheid om zich als advocaat terug te trekken en vanwege de mogelijkheid om declaraties te incasseren.”

Uitspraak

Beslissing van 11 oktober 2013

in de zaak 13-282A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

klaagster

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 17 september 2013 met kenmerk 40-13-0932, door de raad ontvangen op 19 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft een geschil met een glaszetter over de beschadiging van haar laminaatvloer tijdens de werkzaamheden van de glaszetter. Naar aanleiding van een schikkingsbod van de glaszetter heeft klaagster verweerder gevraagd haar bij te staan, teneinde tot een hoger schikkingsbedrag te komen.

1.3 Na enkele brieven van verweerder aan de glaszetter heeft deze een hoger schikkingsaanbod gedaan, dat klaagster heeft afgewezen. Verweerder had klaagster geadviseerd dit aanbod te accepteren en heeft, na de afwijzing van klaagster, zijn rechtsbijstand gestaakt. Hij heeft klaagster verzocht zelf verder contact op te nemen met de glaszetter.

1.4 Klaagster (en haar echtgenoot) kwamen op basis van hun inkomens niet voor een toevoeging in aanmerking. Verweerder is met klaagster overeen-gekomen dat hij voor zijn werkzaamheden een bedrag van EUR 76 in rekening zou brengen. Dit bedrag is gelijk aan de laagste eigen bijdrage die klaagster, indien zij wel in aanmerking zou zijn gekomen voor een toevoeging, aan verweerder had moeten betalen.

1.5 Klaagster heeft in eerste instantie geweigerd deze vergoeding aan verweerder te betalen. Pas na incassomaatregelen (door een incassobureau) heeft klaagster de vergoeding, vermeerderd met de incassokosten van circa EUR 40 betaald.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a) hij tekort is geschoten in de behandeling van klaagsters zaak;

b) hij zich heeft teruggetrokken als advocaat van klaagster en haar heeft medegedeeld dat zij zelf contact met de wederpartij moest opnemen;

c) hij zijn toezegging met betrekking tot een latere betaling door klaagster van de overeengekomen vergoeding niet gestand heeft gedaan en in plaats daarvan incassomaatregelen heeft laten nemen door een incassobureau.

3 VERWEER

3.1 Verweerder wijst op het feit dat hij door zijn correspondentie met de wederpartij een hoger schikkingsaanbod van de wederpartij heeft bewerkstelligd. Ondanks zijn advies dit te accepteren heeft klaagster dat niet gedaan. Daardoor is een vertrouwensbreuk ontstaan en heeft verweerder zijn rechtsbijstand mogen neerleggen, aldus verweerder.

3.2 Klaagster heeft lange tijd nagelaten de met verweerder afgesproken vergoeding voor zijn rechtsbijstand te betalen, zodat verweerder stelt gerechtigd te zijn dit te (laten) incasseren.

4 BEOORDELING

4.1 De klacht betreft het handelen van klaagsters eigen advocaat.

4.2 Klachtonderdeel a) betreft de wijze waarop verweerder de belangen van klaagster heeft behartigd. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht staat voorop dat elke advocaat bij de behandeling van de zaak de leiding heeft en vanuit de eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van de cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat de cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak duidelijk onjuist optreedt en adviseert en bovendien de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerder zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

4.3 Het is de voorzitter, onder meer op basis van de correspondentie die verweerder met klaagsters wederpartij heeft gewisseld, niet gebleken dat verweerder in strijd met de hiervoor genoemde maatstaf heeft gehandeld. Verweerder heeft op behoorlijke wijze de belangen van klaagster behartigd en getracht tot een voor klaagster zo goed mogelijke schikking te komen.

4.4 Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdeel b) betreft het feit dat verweerder zijn bijstand aan klaagster heeft neergelegd en zich heeft onttrokken aan het dossier. De voorzitter overweegt ten aanzien van dit klachtonderdeel dat het een advocaat steeds vrijstaat om de werkzaamheden te beëindigen. Wel dient een advocaat, wanneer hij besluit een verstrekte opdracht neer te leggen, dat op zorgvuldige wijze te doen en ervoor zorg te dragen dat de cliënt daarvan zo min mogelijk nadeel ondervindt (vgl. Gedragsregel 9). De advocaat dient voorts deze beslissing zo tijdig kenbaar te maken en de cliënt te wijzen op de te nemen stappen, zodat de cliënt daarvan geen procedurele schade ondervindt.

4.6 Het klachtdossier biedt geen aanknopingspunt voor het oordeel dat verweerder onzorgvuldig heeft gehandeld bij het neerleggen van zijn bijstand. Hij heeft klaagsters reactie op het door hem bewerkstelligde hogere schikkings¬aanbod van klaagsters wederpartij mogen opvatten als vertrouwensbreuk. Hij heeft de onttrekking tijdig gecommuniceerd en klaagster afdoende gewezen op door klaagster zelf te nemen verdere stappen. Klaagster ondervindt daardoor geen procedurele schade.

4.7 Zodoende oordeelt de voorzitter dat ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond is.

4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel c) constateert de voorzitter dat verweerder zorgvuldig heeft gecommuniceerd met klaagster over het door hem in rekening gebrachte bedrag. Mede door de betwisting van verweerder is niet komen vast te staan dat hij enige toezeggingen heeft gedaan aan klaagster over de betalingstermijn en deze niet is nagekomen. Verweerder heeft voor een zeer gering bedrag werkzaamheden voor klaagster uitgevoerd. Een advocaat is gerechtigd een door hem gedeclareerd bedrag te incasseren. De voor de incasso van de declaratie in rekening gebrachte kosten zijn bovendien redelijk te noemen.

4.9 Ook klachtonderdeel c) is derhalve kennelijk ongegrond.

4.10 Op grond van het voorgaande verklaart de voorzitter, met toepassing van artikel 46g lid 1 van de Advocatenwet, de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 11 oktober 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 11 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster 

en per gewone post aan:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.