Rechtspraak
Uitspraakdatum
18-10-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:128
Zaaknummer
13-285NH
Inhoudsindicatie
“Voorzittersbeslissing. Klacht over schending Gedragsregel 7 kennelijk ongegrond. Gesprek tijdens inloopspreekuur, waarna geen opdracht volgt, leidt niet tot een cliëntrelatie. Klacht over gesprek met zoon van partijen over hoofdverblijf kennelijk ongegrond.”
Inhoudsindicatie
Uitspraak
Beslissing van 18 oktober 2013
in de zaak 13-285NH
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
Gemachtigde: mr.
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te
verweerster
De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland van 18 september 2013 met kenmerk td/np/13-128, door de raad ontvangen op 19 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Verweerder is opgetreden als advocaat van de voormalig partner van klaagster in een geschil tegen klaagster over de omgangsregeling voor en het gezag over hun minderjarige kinderen.
1.3 Verweerster heeft gesproken met de zoon van partijen. Klaagster was belast met het eenhoofdig gezag over de kinderen en had geen toestemming voor dit gesprek gegeven.
1.4 Voordat verweerster als advocaat is opgetreden voor de voormalig partner heeft zij een gesprek met klaagster gehad tijdens het inloopspreekuur van haar kantoor.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
a) zij terzake van de omgangsregeling en gezagsvoorziening voor de minderjarige kinderen van partijen de belangen van de voormalige partner van klaagster behartigt, terwijl klaagster eerder een adviesgesprek over een procedure tegen haar ex-partner heeft gevoerd met een kantoorgenoot van verweerster en ook met verweerster op het inloopspreekuur een gesprek heeft gehad ten behoeve van dit geschil.
b) zij zonder overleg met, of toestemming van klaagster met de minderjarige zoon van partijen de mogelijkheid van een wijziging van diens hoofdverblijf heeft besproken, als gevolg waarvan de zoon zeer emotioneel reageerde.
3 VERWEER
3.1 Verweerster stelt dat klaagster geen cliënte is geweest van verweerster of haar kantoor. Klaagster heeft alleen tijdens het inloopspreekuur overleg gehad met verweerster. In dat gesprek heeft geen inhoudelijke behandeling van haar vraag plaatsgevonden en is geen vertrouwelijke informatie aan de orde gekomen. Op de vervolgafspraak voor een intakegesprek, die tijdens het inloopspreekuur is gemaakt, is klaagster niet verschenen.
3.2 De door klaagster genoemde kantoorgenoot van verweerster kan zich geen adviesgesprek met klaagster kan herinneren. Evenmin is er documentatie terzake van klaagster binnen het kantoor van verweerster aanwezig, aldus verweerster.
3.3 Verweerster stelt daarom, onder verwijzing naar externe opinies over de reikwijdte van Gedragsregel 7, dat geen cliëntenrelatie in de zin van Gedragsregel 7 tot stand is gekomen.
3.4 Volgens verweerster wenste de zoon van klaagster en haar cliënt zelf een gesprek te voeren om de mogelijke wijziging van diens hoofdverblijf toe te lichten. Verweerster meent zorgvuldig te zijn geweest in haar vraagstelling aan de zoon. Het gesprek heeft in aanwezigheid van zijn vader (verweersters cliënt) plaatsgevonden.
4 BEOORDELING
4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.
4.2 Bij de beoordeling van klachtonderdeel a) stelt de voorzitter voorop dat het feit dat een rechtzoekende gebruikmaakt van een inloopspreekuur van een advocaat, zonder dat daaruit een opdracht tot rechtsbijstandverlening voortvloeit, niet tot een cliëntrelatie tussen de advocaat en deze rechtzoekende leidt. De stelling van klaagster omtrent een eerder gesprek met een kantoorgenoot van verweerster is niet onderbouwd en aldus niet vast komen te staan. Zodoende is de voorzitter van oordeel dat klaagster geen cliënte van verweerster of haar kantoor is geweest. Om die reden staat het verweerster vrij voor de voormalige partner van klaagster op te treden.
4.3 Klachtonderdeel a) is daarom kennelijk ongegrond.
4.4 Ten aanzien van klachtonderdeel b) stelt de voorzitter voorop dat aan de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat 1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, 2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien 3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.
4.5 Uit de stellingname van verweerster, zoals die mede blijkt uit het door haar opgestelde verzoekschrift zoals zich dat in het klachtdossier bevindt, maakt de voorzitter op dat verweerster de zoon van partijen op diens eigen verzoek, en in gezelschap van diens vader, heeft gesproken. Het onderwerp van gesprek was de eventuele wijziging van het hoofdverblijf van de zoon. De zoon was op dat moment ouder dan 12 jaar. In het gesprek heeft de zoon verteld dat hij graag bij zijn vader, verweersters cliënt, wilde gaan wonen. Nadien heeft de zoon aangegeven toch niet bij zijn vader te willen gaan wonen. Naar aanleiding hiervan heeft verweerster de rechtbank verzocht een bijzonder curator te benoemen teneinde de rechtbank te adviseren inzake het verzoek van haar cliënt tot wijziging van het hoofdverblijf van de zoon en wellicht ook het andere kind van partijen.
4.6 De voorzitter is van oordeel dat verweerster met deze handelwijze niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, omdat zij de hiervoor onder 4.4 omschreven grenzen niet heeft overschreden. Het feit dat klaagster de met het ouderlijk gezag beklede partij was en klaagsters toestemming voor het gesprek niet is gevraagd maakt dit niet anders. Gezien de aard van het voorliggende probleem lag het immers niet in de rede om klaagsters toestemming voor het gesprek te vragen.
4.7 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat ook klachtonderdeel b) kennelijk ongegrond is.
BESLISSING
De voorzitter verklaart:
- de klacht in beide onderdelen kennelijk ongegrond.
Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 18 oktober 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.