Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:73

Zaaknummer

ZWB8-2013

Inhoudsindicatie

In geval van het overlijden van klager nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht, dient de behandeling van de klacht te worden gestaakt, tenzij de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleent, moet worden voortgezet. In het onderhavige geval geen sprake van dergelijke redenen aan het algemeen belang ontleend.

Inhoudsindicatie

Behandeling van de klacht gestaakt.

Uitspraak

Beslissing van 7 oktober 2013

in de zaak ZWB 8 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

                  

klaagster

gemachtigde:

B

 

tegen:

 

C

 

gemachtigde:

D

 

                                        verweerder

 

 

 

1                Verloop van de procedure

1.1         Bij brief aan de raad van 10 januari 2013 met kenmerk K, door de raad ontvangen op 11 januari 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2         De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 26 augustus 2013 in aanwezigheid van de gemachtigde van de nabestaande van klaagster en de gemachtigde van verweerder . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van:

-       de  brief van de deken dd. 10 januari 2013, met bijlagen;

-       de brief van verweerder dd. 7 mei 2013, met bijlagen;

-       de brief van verweerder dd. 16 mei 2013

-      de brief van de gemachtigde van de nabestaande van klaagster

                            dd. 20 juni 2013

-       de brief van verweerder dd. 18 juli 2013;

-       de brief van verweerder dd. 5 augustus 2013;

-       de brief van verweerder dd. 9 augustus 2013, met bijlagen;

-       de brief van de gemachtigde van de nabestaande van klaagster dd. 12

     augustus 2013, met bijlagen

-   brief van de gemachtigde van verweerder dd. 14 augustus 2013

-   fax dd. 22 augustus 2013 van de gemachtigde van de nabestaande van

    Klaagster;

-   fax dd. 22 augustus 2013 van de gemachtigde van verweerder.

 

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1     Klaagster is op 3 augustus 2006 een verkeersongeval overkomen. Verweerder heeft klaagster tot februari 2011 bijgestaan in de letselschadeprocedure.

2.2     Verweerder heeft bij brief dd. 26 mei 2010 aan de advocaat van de wederpartij bericht dat klaagster instemde met een finaal schadebedrag van € 10.000,-, welk bedrag door haar reeds was ontvangen.

2.3     De gemachtigde van klaagster heeft de zaak in februari 2011 van verweerder overgenomen. Hij heeft verweerder op 4 november 2011 aansprakelijk gesteld voor diens handelen.

2.4     Klaagster is op 2 juni 2013 overleden. De gemachtigde van klaagster heeft   bij brief dd. 20 juni 2013 aan de raad te kennen gegeven dat de dochter van klaagster de klachtprocedure wenst voort te zetten.

 

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 van de Advocatenwet doordat verweerder zijn zorgplicht jegens klaagster heeft geschonden en haar belangen in een letselschadeprocedure niet voldoende heeft behartigd, op grond van het navolgende :

1.                  v erweerder heeft nagelaten een medisch adviseur in te schakelen.

2.                  verweerder heeft ingestemd met een finale kwijting over en weer, terwijl klaagster daarvoor nooit toestemming heeft gegeven;

3.                  verweerder weigert de aansprakelijkstelling door te leiden naar zijn aansprakelijkheidsverzekeraar.

 

  3.2    Klaagster heeft ter toelichting op de klacht het volgende naar voren gebracht.

Het inschakelen van een medisch expert was noodzakelijk om de juiste vragen te kunnen stellen en om na de medische uitkomst van de expertise de juridische gevolgen daarvan te kunnen beoordelen.

 

4                VERWEER

Primair:

4.1         Klaagster is op 2 juni 2013 overleden. Het mag zo zijn dat een aangebrachte klacht na overlijden van de klager niet automatisch als vervallen moet worden beschouwd, er dient wel sprake te zijn van een belang om de behandeling van de klacht voort te zetten. Daarvan is in deze geen sprake. Klaagster is inmiddels overleden en verweerder heeft zijn advocatenpraktijk per 31 december 2012 neergelegd.

Subsidiair:

4.2         Er was in de zaak van klaagster geen aanleiding om een medisch expert in te schakelen.

4.3         Verweerder heeft pas na overleg met klaagster ingestemd met een finale regeling. Verweerder heeft in de periode april - juni 2010 met klaagster gesproken over de stand van zaken, onder meer over de uitgebrachte expertises. Klaagster beschikte niet over informatie waarmee op dat moment een hogere vergoeding kon worden afgedwongen. Van de behandelaars was geen andersluidende informatie verkregen, ondanks een verzoek daartoe. Dit volgde pas in augustus 2010, waar verweerder op dat moment niets meer mee kon.

4.4         Verweerder heeft zijn verzekeraar wel geïnformeerd over de aansprakelijkstelling.

 

5                PROCESSUELE GEVOLGEN VAN HET OVERLIJDEN VAN KLAAGSTER

5.1  Klaagster is op 2 juni 2013 overleden. De dochter van klaagster heeft te kennen gegeven de klacht als nabestaande van klaagster te willen voortzetten.

5.2    Het overlijden van een klager nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht, brengt niet met zich mee dat de klacht per overlijdensdatum van rechtswege als vervallen of ingetrokken moet worden beschouwd (HvD 3 mei 2002, nr. 3360). De vraag is dan wel door wie het standpunt van de klagende partij dient te worden verwoord. De Advocatenwet biedt hiervoor geen aanknopingspunt. Het Hof van Discipline heeft in zijn beslissing van 8 februari 2010 (nr. 5584) bepaald dat aansluiting dient te worden gezocht bij artikel 47a van de Advocatenwet. In zijn beslissing van 16 april 2012 (nr. 5978) heeft het Hof van Discipline bepaald dat op de voet van artikel 47a van de Advocatenwet de behandeling van de klacht dient te worden gestaakt, tenzij de behandeling van de klacht om redenen aan het algemeen belang ontleent, moet worden voortgezet. De raad acht in het onderhavige geval dergelijke redenen aan het algemeen belang ontleend, niet aanwezig. De raad zal de behandeling van de klacht op grond hiervan staken.

 

 

 

BESLISSING

 

De raad van discipline:

 

  verklaart dat op de klacht niet meer behoeft te worden beslist.

 

 

Aldus gewezen door mr. M.I.J. Hegeman, voorzitter, mrs. J.D.E. vd Heuvel, L.W.M. Caudri, A.J. Sol, L.R.G.M. Spronken, leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 oktober 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2013

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-            (de nabestaanden van) klaagster

-            verweerder

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van de beslissing van de raad van discipline kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld

door:

-                 (de nabestaanden van) klaagster

-                 verweerder

de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement ZWB

-                 de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl