Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3995

Zaaknummer

H170-2012

Inhoudsindicatie

Het is de taak van een advocaat zijn cliënt te wijzen op de kansen van een bepaalde procedure en de risico’s daarvan en hem op basis daarvan duidelijk schriftelijk te adviseren. Door (vele jaren na het ongeval waarop de zaak betrekking heeft) een conceptdagvaarding op te stellen – daarmede aangevende proceskansen aanwezig te achten – maar vervolgens ondanks opdracht daartoe van de cliënt niet tot dagvaarden over te gaan, is tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De recente tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerder wegen mee bij de op te leggen maatregel.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond; maatregel: onvoorwaardelijke schorsing van 2 weken.

Uitspraak

Beslissing van 25 februari 2013

in de zaak H 170 - 2012

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

B

verweerder

 

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 7 juni 2012, met kenmerk nr. K, door de raad ontvangen op 8 juni 2012, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement H, thans arrondissement O, de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 17 december 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken van 7 juni 2012 met bijlagen.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          Aan klager is op 31 maart 1997 een verkeersongeval overkomen. Daarbij is hij van achteren aangereden en heeft hij een whiplash opgelopen, tengevolge waarvan hij sedertdien arbeidsongeschikt is. Door de verzekeraar van de tegenpartij is aansprakelijkheid erkend.

2.2          Op de avond van 31 december 2001 is er vuurwerk in een van beide ogen van klager terechtgekomen, tengevolge waarvan hij aan dat oog blind is geworden. Klager heeft de tegenpartij daarvoor aansprakelijk gesteld, maar diens verzekeraar erkent de aansprakelijkheid niet.

2.3          Verweerder heeft klager in beide kwesties als raadsman bijgestaan vanaf 1997 respectievelijk 2001. Tot op heden zijn er door verweerder nog geen gerechtelijke stappen ondernomen.

 

3                klacht

3.1         De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

verweerder heeft de belangen van klager onvoldoende voortvarend behartigd.

 

4                VERWEER

4.1          Verweerder stelt dat hij met betrekking tot het vuurwerkongeval geen heil zag in een procedure en dat hij zulks ook aan klager kenbaar heeft gemaakt. Zulks was mede ingegeven, doordat klager hem gevraagd had processueel een andere toedracht van het ongeval te schetsen dan in werkelijkheid was gebeurd, waaraan verweerder niet wilde meewerken. Tijdens een gesprek met klager op 14 juni 2011 zou deze ook besloten hebben deze schadekwestie niet in de dagvaarding op te nemen.

4.2          Wat betreft de schadeclaim ter zake van het aan klager overkomen verkeersongeval voert verweerder aan dat door de verzekeraar van de tegenpartij is opgeworpen dat de gevolgen van het vuurwerkongeval hebben geleid tot doorbreking van het causaal verband met het verkeersongeval van 31 maart 1997, welk verweer volgens verweerder hout snijdt.

4.3          Samenvattend stelt verweerder ondanks de uitdrukkelijke wens daartoe van klager nog niet te hebben gedagvaard, omdat hij het procesrisico en de kans op een eventuele proceskostenveroordeling voor klager te groot achtte.

 

5                BEOORDELING

5.1         De raad stelt vast dat verweerder in een tweetal schadekwesties voor klager is opgetreden, te weten een verkeersongeval uit 1997 en een vuurwerkongeval uit 2001. Dat betekent dat verweerder al circa 15 jaar voor klager optreedt. In die periode heeft verweerder voor het eerst op 6 februari 2011 een conceptdagvaarding naar klager laten uitgaan, gevolgd door een tweede concept op 13 september 2011 en een derde concept op 15 november 2011. Naar aanleiding van dit laatste concept heeft klager in zijn e-mail van 17 november 2011 aan verweerder te kennen gegeven dat hij wenste dat er zo snel mogelijk zou worden gedagvaard, hetgeen echter in februari 2012 nog niet was gebeurd, reden voor klager om de onderhavige klacht in te dienen.

5.2         Uit het voorgaande en uit de stukken in het dossier leidt de raad af  dat verweerder zich met de zaak geen raad wist en daarom kennelijk ook niet is gekomen tot concrete (processuele) maatregelen c.q. heldere en concrete adviezen aan zijn cliënt. De raad verwijst hiervoor in het bijzonder naar de brief van verweerder aan de deken van 7 maart 2012 waarin hij reageert op de door klager tegen hem ingediende klacht. Daarin valt ondermeer te lezen:

          “Ik ben blij dat deze klacht/zaak bij u ter bemiddeling ligt.”

          en:

          “Zeker na een lange periode van dienstverlening wordt het soms lastig hoe te           handelen. In deze zit het probleem in het tweede schadegeval, te weten het           vuurwerkongeval.”

          en:

          “Daarnaast heb ik tegen klager gezegd dat ik geen heil zag in een procedure           inzake het vuurwerkongeval.”

5.3         Het is de taak van een advocaat zijn cliënt te wijzen op de kansen van een bepaalde procedure en de risico’s daarvan en hem op basis daarvan helder en duidelijk te adviseren. Een en ander dient vervolgens door de advocaat schriftelijk aan zijn cliënt te worden bevestigd, waarna de cliënt zijn beslissing kan nemen. Indien de advocaat zich daarin niet kan vinden of niet in staat is tot deskundig advies, dient hij de opdracht te beëindigen en de cliënt naar een andere (meer gespecialiseerde) advocaat te verwijzen. Door niet dienovereenkomstig te handelen is verweerder jegens klager tekort geschoten en heeft hij tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Door wel (vele jaren na het verkeersongeval) een conceptdagvaarding op te stellen – daarmede aangevende dat er wel proceskansen aanwezig waren – maar deze vervolgens na circa 1 jaar nog niet te hebben laten uitbrengen, heeft verweerder geenszins voortvarend gehandeld.

5.4         Tenslotte merkt de raad ten overvloede op dat bij de mondelinge behandeling van de zaak op 17 december 2012 – waarbij verweerder niet is verschenen – door klager nog is aangevoerd dat door verweerder nimmer verantwoording is afgelegd van de door hem ten behoeve van klager van de wederpartij ontvangen geldsbedragen, ondanks herhaalde verzoeken van klager. Nu dit aspect geen deel uitmaakt van de door klager op 5 februari 2012 bij de deken ingediende klacht en derhalve ook niet is meegenomen bij de instructie door de deken, kan daarover in de onderhavige klachtzaak geen oordeel worden gegeven. Het staat klager uiteraard vrij – indien hij dit wenst – daarover een nieuwe klacht bij de deken in te dienen.

 

 

 

6.             MAATREGEL

6.1     Bij het opleggen van na te noemen maatregel laat de raad meewegen de   recente tuchtrechtelijke veroordelingen van verweerder van de laatste drie            jaren, waaronder een voorwaardelijke schorsing van twee weken met een         proeftijd van twee jaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt deswege aan verweerder op een onvoorwaardelijke schorsing voor de duur van twee weken;

 

bepaalt dat de opgelegde schorsing ingaat op de 14e dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan of, indien verweerder uit anderen hoofde is geschorst in de praktijkuitoefening of niet op het tableau staat ingeschreven, onmiddellijk aansluitend hieraan.

 

draagt de deken van de orde van advocaten in het arrondissement O   op om de aan verweerder opgelegde maatregel binnen het arrondissement openbaar te maken op de aldaar gebruikelijke wijze.

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mw. mr. J.C. van den Dries, mw. mr. E.J.P.J.M. Kneepkens, mr. J.J.M. Goumans, mr. J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 februari 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 26 februari 2013

 

per aangetekende brief  verzonden aan:

-            klager

-            verweerder

-            de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement O

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl