Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-10-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:115
Zaaknummer
13-104A
Inhoudsindicatie
Klacht over eigen advocaat. Verweerder zou niet op mogelijkheid gefinancierde rechtshulp hebben gewezen, ten onrechte niet direct met klaagster hebben gecorrespondeerd maar via adres van andere advocaat, niet op mogelijkheid appel na spoed-kort geding hebben gewezen en contact met de entourage van klaagsters wederpartij hebben gezocht. Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 15 oktober 2013
in de zaak 13-104A
naar aanleiding van de klacht van:
mevrouw
gemachtigde: mr.
klaagster
tegen:
mr.
advocaat te Amsterdam
verweerster
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 18 april 2013 met kenmerk GK/AvO 1313-0251, door de raad ontvangen op 19 april 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 20 augustus 2013 in aan-wezigheid van klaagster, bijgestaan door haar raadsman mr. X, en verweerster, vergezeld door haar kantoorgenoot mr. Y. Klaagster is eerst halverwege de zitting verschenen; haar raadsman is wel gedurende de ge¬hele zitting aanwezig geweest. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in paragraaf 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 9 met bijlagen, zoals vermeld in de bij die brief gevoegd inventarislijst.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klaagster heeft op 1 juni 2012 verweerster ingeschakeld om haar bij te staan in een spoedeisende kwestie met betrekking tot het bijwonen van de uitvaart van klaagsters vader. In die kwestie is op die dag een spoed-kort geding gevoerd, waarin nog dezelfde dag vonnis is gewezen; daarin zijn ter zitting gemaakte afspraken tussen partijen vastgelegd.
2.3 Tevens heeft verweerster klaagster bijgestaan in twee kwesties rondom de afwikkeling van haar vaders nalatenschap, betreffende beslaglegging op objecten uit de nalatenschap en werkzaamheden betreffende de uitbetaling van een koop¬som¬polis.
2.4 Op 6 juni 2012 heeft verweerster een opdrachtbevestiging aan klaagster gezonden. Deze brief is verzonden p/a advocaat mr. K te Amsterdam.
2.5 Tussen klaagster en verweerster is een verschil van inzicht ontstaan over de wijze waarop verweerster de belangen van klaagster heeft behartigd.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:
a) klaagster niet of onvoldoende heeft ingelicht over de mogelijkheden om in aanmerking te komen voor gesubsidieerde rechtsbijstand;
b) klaagster geen opdrachtbevestiging heeft gezonden en niet, althans ondeug-delijk, de voorwaarden heeft bevestigd waaronder zij haar werkzaamheden zou verrichten, althans dat klaagster deze bevestiging niet heeft ontvangen doordat deze ten onrechte aan het adres van mr. K was gericht;
c) klaagster onvoldoende heeft voorgelicht over de mogelijkheid een rechtsmiddel aan te wenden tegen het vonnis van de voorzieningenrechter;
d) achter klaagsters rug om in contact is getreden met de wederpartij, terwijl zij wist of kon weten dat de onderlinge verhoudingen uiterst gespannen waren; en
e) heeft geweigerd haar fouten te erkennen.
4 BEOORDELING
4.1 De klachtonderdelen zullen in het navolgende afzonderlijk worden behandeld.
4.2 Ten aanzien van klachtonderdeel a) overweegt de raad het volgende. De raad kan niet vaststellen of verweerster klaagster heeft gewezen op de mogelijkheid in aanmerking te komen voor gefinancierde rechtsbijstand, zoals verweerster stelt en klaagster betwist. Wat wel vaststaat, is dat verweerster daaromtrent aanvankelijk niets heeft vastgelegd. De raad is van oordeel dat zulks onder normale omstandigheden van verweerster verwacht had mogen worden.
4.3 Gezien het feit dat het optreden van cliënte op 1 juni 2012 echter onder hoge tijdsdruk plaatsvond en op die dag een forse contante betaling aan verweerster heeft plaatsgevonden – waarin de raad een aan¬wijzing ziet dat het verweerster niet aanstonds duidelijk was dat klaagster over onvoldoende middelen beschikte – acht de raad het handelen van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.
4.4 Klachtonderdeel a) is dan ook ongegrond.
4.5 Ten aanzien van klachtonderdeel b) overweegt de raad het volgende. Uit het klachtdossier blijkt dat verweerster aan klaagster, in tegenstelling tot hetgeen klaagster verweerster verwijt, wel degelijk een opdrachtbevestiging heeft gezonden.
4.6 Gezien het feit dat klaagsters raadsman in zijn klachtbrief van 16 november 2012 opmerkt dat klaagster geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, alsmede het feit dat verweerster naar zij stelt akkoord van advocaat mr. K heeft verkregen voor het gebruik van diens adres ten behoeve van correspondentie aan klaagster, acht de raad het feit dat verweerster de bevestiging aan dat adres heeft gericht tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.
4.7 Klachtonderdeel b) is eveneens ongegrond.
4.8 Ten aanzien van klachtonderdeel c) overweegt de raad het volgende. Formeel was het instellen van hoger beroep tegen het vonnis van de voorzieningen¬rechter mogelijk. De raad kan niet vaststellen of verweerster die mogelijkheid feitelijk met klaagster heeft besproken, zoals verweerster stelt en klaagster betwist.
4.9 Uit het vonnis van de Voorzieningenrechter blijkt echter dat partijen ter zitting een schikking hebben bereikt, welke in het vonnis is vastgelegd. Het vonnis vormt derhalve een weergave van het tussen partijen bereikte akkoord. Gezien de aard van het geschil – het betrof immers een uitvaart die reeds de volgende dag plaatsvond – was er overigens nauwelijks of geen tijd voor een behandeling in hoger beroep.
4.10 Nu het onder de genoemde omstandigheden praktisch dan ook geen zin had om van het vonnis in kort geding in hoger beroep te komen, kan in het midden blijven of verweerster die mogelijkheid al dan niet onder verweersters aandacht heeft gebracht.
4.11 Klachtonderdeel c) is ongegrond.
4.12 Ten aanzien van klachtonderdeel d) overweegt de raad het volgende. Niet is komen vast te staan dat verweerster enig ander contact met de wederpartij heeft gehad, dan dat zij door de wederpartij is gebeld en dit gesprek heeft aangenomen. Dergelijk handelen is tuchtrechtelijk niet verwijtbaar.
4.13 Ook klachtonderdeel d) is ongegrond.
4.14 Ten aanzien van klachtonderdeel e) overweegt de raad het volgende. Klaagster verwijt verweerster dat zij weigert haar fouten te erkennen. Nu de raad de voorgaande klachtonderdelen alle ongegrond acht, is erkenning van fouten niet aan de orde.
4.15 Ook klachtonderdeel e) is ongegrond.
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.
Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, mrs. E.C. Gelok, H.C.M.J. Karskens, B.J. Sol, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. M.J.E. van den Bergh als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 oktober 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 oktober 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klaagster
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl