Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-10-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:169
Zaaknummer
L 277 - 2013
Inhoudsindicatie
Geen concrete feiten of omstandigheden aangevoerd waarom 4 jaar is gewacht met het indienen van de klacht. Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Uitspraak
Beslissing van 15 oktober 2013
in de zaak L 277 – 2013
naar aanleiding van de klacht van:
A.
klaagster
tegen:
B.
verweerster
De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg van 13 september 2013 met kenmerk DOK 267 , door de raad ontvangen op 16 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1. FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:
1.1 Verweerster heeft klaagster sub 1 en haar ex-echtgenoot in de periode van juni 2009-januari 2010 bijgestaan in een echtscheidingsprocedure. Verweerster heeft op 29 juli 2009 een concept-echtscheidingsconvenant aan partijen toegezonden, welk convenant op 31 augustus 2009 door partijen is ondertekend. Verweerster heeft op 3 september 2009 namens partijen een gemeenschappelijk verzoek tot echtscheiding bij de rechtbank ingediend, onder overlegging van voormeld echtscheidingsconvenant.
1.2 Op 4 november 2009 is de echtscheiding tussen klaagster sub 1 en haar ex-echtgenoot uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 18 januari 2010 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Verweerster heeft partijen hiervan bij brief dd. 21 januari 2010 op de hoogte gesteld en hen bericht dat zij overging tot sluiting en archivering van haar dossier.
1.3 Klaagster en de dochter van klaagster hebben zich op 1 april 2013 tot de deken gewend met een klacht tegen verweerster. De klacht luidde als volgt:
verweerster heeft de door de accountant en de wederpartij aangedragen gemeenschappelijke vermogensbestanddelen, zonder deze op juistheid te controleren, in het echtscheidingsconvenant heeft opgenomen, waardoor klaagster sub 2 een schuld in plaats van een spaartegoed toebedeeld heeft gekregen.
De deken heeft de klacht bij brief dd. 19 juli 2013 aan de raad van discipline toegezonden. De voorzitter van de klacht heeft de klacht bij beslissing van 20 augustus 2013 als kennelijk niet-ontvankelijk afgewezen, op grond van het feit dat klaagster bijna 4 jaar heeft gewacht met het indienen van een klacht, terwijl door haar geen feiten en omstandigheden zijn genoemd waarom zij zo lang heeft gewacht.
1.4 Klaagster heeft zich bij brief dd. 1 juli 2013 opnieuw bij de deken beklaagd over het optreden van verweerster bij de behandeling van de echtscheidingsprocedure in 2009.
2. KLACHT
De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
1. Verweerster de door de ex-echtgenoot van klaagster en de accountant aangedragen en in het echtscheidingsconvenant verwerkte vermogens- en inkomstenbestanddelen niet op juistheid en grootte heeft gecontroleerd maar voor waar heeft aangenomen;
2. verweerster klaagster niet onmiddellijk naar een andere advocaat heeft doorgestuurd toen klaagster tijdens het gesprek op 2 december 2009 haar wantrouwen, met redenen onderbouwd, kenbaar had gemaakt;
3. verweerster heeft gehandeld in strijd met haar zwijgplicht;
4. verweerster onvoldoende uitleg heeft gegeven over het in het convenant genoemde begrip duurzaam gescheiden
3. VERWEER
Primair:
3.1 De klacht is tardief. Het dossier is door verweerster in januari 2010 gesloten en gearchiveerd. Verweerster heeft dit bij brief dd. 21 januari 2010 aan klaagster sub 1 bevestigd. Klaagster heeft zich pas 3 ½ jaar daarna tot de deken gewend. Verweerster mag er van uitgaan dat zij zich na een zo lange periode niet meer hoeft te verantwoorden.
3.2 Het is juist dat klaagster verweerster heeft geïnformeerd over de tegen de accountant ingediende klacht. Dit betekent niet dat het dossier dan al die tijd geopend blijft en dat verweerster na al die tijd nog precies kan reproduceren wat er al dan niet is gezegd en welke stukken betreffende het inkomen van de man bij de accountant zijn ingezien.
3.3 Klaagster heeft al eerder een klacht ingediend over de waardering van de vermogensbestanddelen. Ook om die reden dient de klacht als niet-ontvankelijk te worden afgewezen.
Subsidiair:
3.2 Klaagster sub 1 heeft zich begin 2009 met haar ex-echtgenoot tot hun accountant gewend in verband met een door hen gewenste echtscheiding. Partijen hebben -in overleg met de accountant- een lijst van vermogensbestanddelen die voor verrekening in aanmerking kwamen opgesteld, waarbij partijen ook overleg hebben gehad over de waardes die aan de vermogensbestanddelen toegekend moesten worden.
3.3 Op 29 juni, 7 en 28 juli 2009 hebben gesprekken tussen klaagster , de ex-echtgenoot van klaagster en verweerster plaatsgevonden. Tijdens deze gesprekken is de lijst met vermogensbestanddelen doorgenomen met partijen. Klaagster heeft nimmer aangegeven dat de door partijen gemaakte vermogensopstelling en/of de daaraan toegekende waardes niet juist zouden zijn. Het convenant is op 31 augustus 2009 met partijen besproken en ondertekend, waarna het verzoek tot echtscheiding is ingediend bij de rechtbank. Op 4 november 2009 heeft de rechtbank beschikking gewezen. Klaagster kwam op 5 november 2009 op kantoor bij verweerster met de mededeling dat haar ex-echtgenoot een verkeerde voorstelling van zaken had gegeven. Klaagster wilde met inschrijving van de beschikking wachten om na te kunnen denken over een hoger beroep. Op 12 januari 2010 heeft klaagster de akte van berusting ondertekend. Zij gaf desgevraagd aan er zeker van te zijn dat zij de echtscheidingsbeschikking wenste in te schrijven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4 Er heeft op 2 december 2009 geen gesprek plaatsgevonden. Klaagster heeft op 5 november 2009 zelf aangegeven te willen wachten met inschrijving van de echtscheidingsbeschikking. Er was op dat moment geen reden klaagster naar een andere advocaat door te zenden.
3.5 Verweerster heeft geen vertrouwelijke gegevens aan de wederpartij verstrekt. Zij heeft alleen bericht dat inschrijving niet kon plaatsvinden totdat zij van beiden had vernomen dat dit gewenst werd.
3.6 Verweerster heeft alle concepten van het convenant steeds aan partijen toegezonden en op 31 augustus 2009 met partijen besproken.
4. ONTVANKELIJKHEID VAN DE KLACHT
4.1 Klaagster heeft zich op 1 juli 2013 opnieuw beklaagd over het optreden van verweerster in 2009. Klachtonderdeel 1 en 4 hebben betrekking op feiten die al in klachtzaak L 229-2013 aan de raad van discipline zijn voorgelegd. Indien de tuchtrechter over een klacht heeft geoordeeld, kan deze niet opnieuw aan de tuchtrechter worden voorgelegd. De klachtonderdelen 1 en 4 zullen op grond hiervan als kennelijk niet-ontvankelijk worden afgewezen.
4.2 De klachtonderdelen 2 en 3 zijn weliswaar in klachtzaak L 229-2013 niet aan de orde geweest, maar hebben eveneens betrekking op gedragingen van verweerster die hebben plaatsgevonden vier jaar voordat klaagster zich hierover heeft beklaagd. Ook nu zijn door klaagster geen concrete feiten en omstandigheden aangevoerd, waarom zij zo lang heeft gewacht met het indienen van de klacht. Dat klaagster verweerster heeft geïnformeerd over de klachtzaak tegen de accountant maakt dit niet anders. De voorzitter zal de klachtonderdelen 2 en 3 daarom eveneens als kennelijk niet-ontvankelijk afwijzen.
BESLISSING
De voorzitter:
wijst de klacht in alle onderdelen als kennelijk niet-ontvankelijk af.
Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 15 oktober 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 21 oktober 2013
per gewone en per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
per gewone post verzonden aan:
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg.
Ingevolge artikel 46h lid 1 van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.
Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:
a. Per post
Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad.
Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:
Postbus 3115, 4800 DC Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.
c. Per fax
Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.