Rechtspraak
Uitspraakdatum
15-07-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:242
Zaaknummer
R. 4073/12.207
Inhoudsindicatie
Sinds 2005 niet aan opleidingsverplichtingen voldaan. Afspraken met de deken over inhalen van de opleidingspunten herhaaldelijk niet nagekomen. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing voor de duur van vier weken onder de bijzondere voorwaarde dat uiterlijk op 31 december 2014 (alsnog) aan alle opleidingsverplichtingen is voldaan. Proeftijd tot en met 31 december 2014.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 13 november 2012 met kenmerk K053 2012/2013 bm/sh, door de raad ontvangen op 14 november 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 27 mei 2013 in aanwezigheid van klager en verweerster, vergezeld van haar gemachtigde mr. E. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerster is sinds 31 augustus 1973 ingeschreven als advocaat. Zij is vanaf 1 september 2005 zelfstandig gaan werken.
2.3 In 2005 heeft verweerster geen opleidingspunten behaald. Zij deed in 2006 een beroep op de Raad van Toezicht om daar coulant mee om te gaan vanwege het feit dat zij in 2005 een eigen kantoor moest opstarten en daardoor niet in de gelegenheid was geweest om opleidingspunten te halen. Bovendien was zij naar haar zeggen niet op de hoogte van het feit dat ontzegging van de verplichting om opleidingspunten te behalen in hetzelfde jaar diende te worden aangevraagd als het jaar waarop het verzoek betrekking heeft.
2.4 In 2006 behaalde verweerster 15 van de toen verplichte 16 opleidingspunten.
2.5 In 2007 behaalde verweerster 16 opleidingspunten.
2.6 In november 2008 verzocht verweerster ontheffing van de verplichting om opleidingspunten te behalen in dat jaar vanwege het feit dat zij zes chirurgische ingrepen zou moeten ondergaan als gevolg van een haar overkomen ongeval. De toenmalig deken heeft verweerster bericht dat zij gelet op de achterstand uit 2006/2007 en het in het geheel niet behalen van punten in 2008, in beginsel gehouden zou zijn om in 2009 33 opleidingspunten te halen. In plaats daarvan werd afgesproken dat verweerster 25 opleidingspunten zou halen, waarmee dan haar volledige achterstand tot en met 2008 als weggewerkt zou worden aangemerkt en zij aan haar verplichtingen voor 2009 zou hebben voldaan.
2.7 In 2009 behaalde verweerster 21 van de 25 afgesproken opleidingspunten. Daarover verzond zij geen bericht aan de toenmalige deken.
2.8 In oktober 2010 nam verweerster contact op met het bureau van de Haagse Orde en liet zij weten in dat jaar nog geen opleidingspunten te hebben behaald als gevolg van een ernstige ziekte van haar broer en enkele andere familieaangelegenheden. De toenmalige deken heeft verweerster daarop laten weten dat haar aangifte CCV 2009 veel te laat was ingediend (augustus 2010) en dat voorts de bewijsstukken waarom was verzocht, ontbraken. De toenmalige deken heeft verweerster verzocht aan te geven of zij nog in staat was punten te halen in 2010, bij gebreke waarvan zij zich naar zijn mening zou moeten laten schrappen van het tableau.
2.9 Op 24 november 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de toenmalige deken en verweerster. Dit gesprek is bij brief van 30 november 2010 aan verweerster bevestigd. In dit schrijven heeft de toenmalige deken aan verweerster bericht te verwachten dat zij in 2011 alle achterstallige punten alsmede de reguliere 20 opleidingspunten zou behalen. Zij diende de toenmalige deken medio 2011 te berichten over de vorderingen. Van verweerster werd vervolgens niet meer vernomen.
2.10 In november 2011 heeft de toenmalige deken verweerster wederom aangeschreven en haar bericht geen certificaten van door haar gevolgde opleidingen te hebben ontvangen. Verweerster werd nog twee weken respijt gegund dat alsnog te doen.
2.11 Bij fax van 16 november 2011 liet verweerster aan de toenmalige deken weten dat zij in 2009 21 opleidingspunten had behaald en daarnaast als arbiter verschillende zaken had gedaan. Zij ging er om die reden van uit dat zij aan haar verplichtingen voor het jaar 2009 had voldaan.
2.12 Bij brief van 7 december 2011 heeft de toenmalige deken aan verweerster bericht dat haar veronderstelling niet juist was, dat haar niet opnieuw de gelegenheid zou worden geboden punten in te halen en dat wanneer zij niet uiterlijk op 31 januari 2012 aan haar verplichtingen zou hebben voldaan, een dekenklacht zou worden overwogen. Van verweerster is niets meer vernomen.
2.13 Bij brief van 23 augustus 2012 schreef de toenmalige deken verweerster aan met de mededeling dat van haar niets meer was vernomen en dat uit haar aangifte CCV 2011 een aantal onvolkomenheden was gebleken, waaronder een tekort aan opleidingspunten.
2.14 Bij brief van 28 augustus 2012 reageerde verweerster en zond zij een aantal certificaten mee van door haar gevolgde opleidingen.
2.15 Bij brief van 5 oktober 2012 heeft de toenmalige deken aan verweerster bericht geen aanleiding meer te zien af te zien van het indienen van een dekenklacht tenzij verweerster hem zou berichten op korte termijn haar praktijk neer te zullen leggen.
2.16 Bij brief van 10 oktober 2012 liet verweerster weten niet voornemens te zijn op korte termijn haar praktijk neer te leggen. Zij berichtte de toenmalige deken nog er alles aan te zullen doen voor het eind van dat jaar voldoende opleidingspunten te behalen.
2.17 De toenmalige deken heeft in reactie aan verweerster daarop laten weten verheugd te zijn over haar voornemen voldoende opleidingspunten te behalen maar een dekenklacht niet meer te kunnen afwenden.
2.18 Bij brief met bijlagen van 13 november 2012 heeft klager zich beklaagd over verweerster.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij meerdere jaren achtereen niet heeft voldaan aan de verplichtingen die voortvloeien uit de Verordening op de Vakbekwaamheid (voorheen de Verordening op de Permanente Opleiding) en de in dat verband met de plaatselijke Orde gemaakte afspraken bij herhaling niet is nagekomen.
4 VERWEER
4.1 Verweerster erkent dat zij sinds 2005 minder opleidingspunten heeft behaald dan zij had moeten behalen. Persoonlijke omstandigheden hebben tot die situatie geleid. In dat kader wijst verweerster onder meer op het feit dat zij in 2005 haar eigen kantoor is gestart, dat haar in 2008 een ernstig ongeval was overkomen als gevolg waarvan zij diverse plastische chirurgische ingrepen heeft moeten ondergaan, dat haar broer in 2010 ernstig ziek was alsmede enkele andere familieomstandigheden. Zij verwijst verder naar de brief van mr E, ontvangen op 15 mei 2013.
5 BEOORDELING
5.1 Tot 1 januari 2010 was de Verordening op de Permanente Opleiding van kracht. Ingevolge die Verordening diende iedere advocaat na het afronden van zijn stage jaarlijks ten minste 16 opleidingspunten te behalen.
5.2 Sinds 1 januari 2010 is de Verordening op de Vakbekwaamheid van kracht. Ingevolge deze Verordening dient iedere advocaat na het afronden van zijn stage jaarlijks ten minste 20 opleidingspunten te behalen.
5.3 Vast staat dat verweerster sinds 2005 niet aan haar opleidingsverplichtingen heeft voldaan. De klacht is in zoverre dan ook gegrond.
5.4 Vast staat voorts dat verweerder over het inhalen van de opleidingspunten met de deken herhaaldelijk afspraken heeft gemaakt en dat zij die afspraken niet is nagekomen. De raad acht dat zeer kwalijk en rekent dat verweerster ook aan. De raad acht de klacht in zoverre eveneens gegrond.
6 MAATREGEL
Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt aan verweerster de maatregel op van schorsing in de praktijkuitoefening voor de duur van vier weken;
- bepaalt dat deze schorsing niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerster niet uiterlijk bij het verstrijken van de hierna vermelde proeftijd het door haar in overleg met de deken vast te stellen achterstallige punten en de opleidingspunten voor het jaar 2013 en 2014, heeft behaald dan wel verweerster zich binnen de hierna vermelde proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;
- stelt de proeftijd vast tot en met 31 december 2014.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, T. Hordijk, C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 15 juli 2013.
griffier voorzitter