Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-12-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:206

Zaaknummer

13-128

Inhoudsindicatie

Verzet. Zowel de klachten als het verzet stuiten af op het misverstand dat bij klager bestaat over de aan verweerder, die als bindend adviseur optrad, toegedichte taak. Naar het oordeel van de raad kan een bindend adviseur eerst dan zijn werkzaamheden aanvangen wanneer beide partijen hier hun instemming voor hebben gegeven.  Vast staat dat één van de betrokken partijen die instemming niet had gegeven.

Uitspraak

Beslissing van 30 december 2013

in de zaak 13-128

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 26 juni 2013 op de klacht van:

de heer [        ]

adres [    ]

klager

tegen:

mr. X.

advocaat te V.

verweerder

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Op 19 februari en 14 maart 2013 heeft klager zich tot de deken in het arrondissement Limburg gewend met en klacht over verweerder. De deken heeft de klacht doorgeleid naar de raad van discipline te ’s Hertogenbosch. Omdat verweerder plaatsvervangend lid is van die raad heeft de griffier van die raad het Hof van Discipline verzocht om een andere raad aan te wijzen en dat is de raad van discipline Arnhem-Leeuwarden geworden. Daar is  het dossier op 29 mei 2013 binnengekomen.

1.2    Bij beslissing van 26 juni 2013 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond  verklaard, welke beslissing op 2 juli 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 5 juli 2013 door de raad ontvangen op 5 juli 2013, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 28 oktober 2013 in aanwezigheid van klager en de heer Roovers. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager  van 5 juli 2013 en  de brief van 16 oktober 2013 van klager.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2    Klager betrekt of betrok elektriciteit van Enexis. Hij stelt zich op het standpunt dat hem door dat bedrijf op basis van een te hoge aansluitcapaciteit teveel is gefactureerd.

2.3    Klager heeft een rechtsbijstandspolis bij ARAG. Tussen klager en ARAG is een geschil ontstaan over het tempo waarin de zaak werd behandeld en de wijze waarop ARAG tegen de zaak aankijkt. Volgens klager dient ARAG klager de vrije keuze van een advocaat te gunnen omdat dat in zijn visie nog de enige mogelijkheid is om te komen tot een correcte behartiging van zijn belangen. Hij verlangde van ARAG de toezegging dat hij zelf een advocaat zou mogen inschakelen. ARAG heeft dat geweigerd.

2.4    In hoofdstuk 6 van de polisvoorwaarden (Verzekeringsvoorwaarden ARAG ProrechtCombinatie Zakelijke Markt, juni 2011) is een regeling opgenomen voor de situatie waarin tussen verzekerde en verzekeraar verschil van mening is over de behandeling van een zaak. Als het niet mogelijk is om dat meningsverschil te overbruggen, dan schakelt ARAG een bindend adviseur in. In de praktijk wordt dan aan de plaatselijke deken van de orde van advocaten gevraagd een deskundige, onafhankelijke advocaat als scheidsrechter aan te wijzen. De beslissing van deze scheidsrechter is dan bindend zowel voor de verzekerde als voor de verzekeraar. En de kosten daarvan komen voor rekening van ARAG.

2.5    ARAG heeft de toenmalig deken in het arrondissement Roermond benaderd en die heeft verweerder aangewezen. Verweerder is aangelopen tegen het feit dat ARAG vervolgens geen uitvoering wilde geven aan de verdere uitvoering van de geschillenregeling. Mr. H., contactpersoon voor de externe advocatuur van ARAG schreef hem op 27 december 2012:

"Normaal gesproken stuur ik na de berichtgeving van de Deken de opdracht met de stukken uit het dossier aan de aangewezen bindend adviseur. In het onderhavige geval heb ik evenwel nog geen toestemming daartoe ontvangen van mijn leidinggevende. Tussen ARAG en verzekerde bestaat namelijk onenigheid over de inhoud en de reikwijdte van de geschillenregeling. Zolang die onenigheid bestaat, kan het dossier niet ter beoordeling aan u worden overgedragen.

Ik merk hier (wellicht ten overvloede) op dat de werkzaamheden die u verricht zonder de uitdrukkelijke opdracht van ARAG, niet voor rekening van ARAG komen."

2.6    In een bericht van later die dag schreef mr. H.:

"Naar aanleiding van onderstaande e-mail bericht hebben wij zojuist telefonisch overleg gehad. Ik heb u uitgelegd dat de geschillenregeling in gang was gezet in de hoop dat in de tijd tot aan de benoeming van de bindend adviseur er overeenstemming zou zijn met verzekerde over de inhoud en de reikwijdte van de geschillenregeling. Helaas is dit niet het geval.

Verzekerde wil zijn standpunt in deze kwestie vooralsnog niet kenbaar maken. Voor mij is het dan ook onmogelijk om aan te geven wat de twee standpunten (van ARAG en verzekerde) zijn, met het verzoek aan te geven wie het gelijk aan zijn zijde heeft. Ik kan om die reden dan ook (nog) geen opdracht geven om als bindend adviseur op te treden in dit dossier...”

2.7    Mr. H (ARAG) gaf verweerder de raad om zijn werkzaamheden vooralsnog te staken onder mededeling dat ARAG in elk geval eerst tot vergoeding van zijn werkzaamheden zal overgaan van af het moment waarop ARAG hem onder toezending van het dossier – uitdrukkelijk schriftelijk opdracht zou hebben gegeven om de beide vastgelegde standpunten te beoordelen.

2.8    Verweerder heeft klager vervolgens geadviseerd om op dat punt alle medewerking aan de ARAG te verlenen en aan ARAG duidelijk te maken wat klagers standpunt was, opdat en zodat ARAG het dossier met een concrete vraagstelling voor advies aan hem zou kunnen doorsturen. Klager heeft dat geweigerd.

2.9    Bij brief heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

2.10    Het standpunt van klager waarin de klacht besloten ligt is het volgende:

2.11    De deken heeft een bindend adviseur aangewezen. Die adviseur wordt niet door ARAG betaald omdat ARAG nieuwe voorwaarden stelt. Dat gebeurt ten onrechte want die extra voorwaarden maken deel uit van het geschil en beïnvloeden de uitkomst daarvan. Bovendien zijn deze voorwaarden niet bekend aan de deken en ook niet aan de landelijke orde van advocaten en zij komen niet overeen met de algemene verzekeringsvoorwaarden van ARAG. Volgens klager heeft ARAG er belang bij dat de procedure wordt gefrustreerd. Verweerder weigert ten onrechte invulling te geven aan zijn benoeming door de deken. Hij heeft klager ten onrechte laten weten dat hij geen werkzaamheden zal verrichten voordat hij zekerheid heeft over de betaling van zijn werkzaamheden. Volgens klager laat verweerder "zijn hoofd hangen naar de betalende partij de voorwaarden stelt" en is verweerder niet meer onpartijdig.

3    VERZET

3.1    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

a.    De beslissing van de voorzitter is genomen buiten de daarvoor geldende vervaltermijn;

b.    Verkort weergegeven houden de gronden van het verzet in dat de voorzitter heeft miskend dat verweerder zich klachtwaardig heeft gedragen door het onwettige gedrag van de ARAG te ondersteunen en zich in de discussie met ARAG niet onafhankelijk en onpartijdig op te stellen, waarbij klager onder meer doelt op het feit dat verweerder geen wederhoor heeft toegepast en van klager heeft verlangd dat hij zijn klacht zou herschrijven;

4    BEOORDELING

4.1    De raad volgt klager niet in zijn stelling dat de beslissing van de voorzitter is genomen buiten de daarvoor in artikel 46g lid 1 genoemde termijn.

De wet  schrijft voor dat de voorzitter zijn beslissing neemt binnen een termijn van dertig dagen nadat de klacht ter kennis van de raad is gebracht. Die termijn heeft in het onderhavige geval een aanvang genomen op de dag  waarop het dossier na de doorverwijzing door de het Hof van Discipline door de raad Arnhem-Leeuwarden werd ontvangen. Nu het dossier is binnengekomen op 29 mei 2013 en de beslissing van de voorzitter dateert van 26 juni 2013, geldt dat de beslissing binnen de daarvoor geldende termijn is genomen.

4.2    Door klager zijn in zijn verzet geen andere standpunten naar voren gebracht dan in zijn klacht reeds heeft verwoord en welke in de beslissing van de voorzitter zijn betrokken. Zowel de klachten als het verzet stuiten af op het misverstand dat bij klager bestaat over de aan verweerder toegedichte taak. Vast staat dat verweerder optrad als bindend adviseur. Naar het oordeel van de raad kan een bindend adviseur eerst dan zijn werkzaamheden aanvangen wanneer beide partijen hier hun instemming voor hebben gegeven.  Vast staat dat één van de betrokken partijen, ARAG, die instemming niet had gegeven. De raad is dan ook van oordeel dat van verweerder niet kon worden verlangd dat hij  zijn werkzaamheden aanving.

4.3    De raad is derhalve van oordeel dat beslissing van de voorzitter in stand kan blijven en het verzet ongegrond is.

5      BESLISSING

De raad verklaart het verzet in al zijn onderdelen ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H.H.M. Steenberghe, voorzitter, mrs. A.D.G. Bakker, H. Dulack, E.A.T.M. Steverink en C.J. Lunenberg-Demenint, leden, bijgestaan door mr. G.H.J. Spee als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 30 december 2013.

Deze beslissing is in afschrift op 30 december 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Limburg

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep worden ingesteld.