Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4050

Zaaknummer

13-062A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht van advocaat tegen advocaat wederpartij. Vrijheid van handelen. Geen sprake van onnodig grievende uitlatingen. Klachten kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 12 maart 2013

in de zaak 13-062A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer drs.

klager

tegen:

mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 februari 2013 met kenmerk1313/112, door de raad ontvangen op 20 februari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager is betrokken bij een enquêteprocedure voor de Ondernemingskamer en bij een merkenrechtelijk geschil. Verweerster staat de wederpartijen van klager (de heer X en Y) in die procedures bij. Verweerster heeft in haar pleitnota voor de zitting van 4 oktober 2012 voor de Ondernemingskamer onder meer geschreven:

“Maar zoals de waard is vertrouwt hij zijn gasten. Het staat namelijk vast dat [klager] in 2006 als politiecommissaris is geschorst en veroordeeld tot een boete wegens het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan onbevoegden. Hij is daarnaast in verband gebracht met het ontvangen van steekpenningen bij een grote onroerend goed-transactie met zijn schoonzoon [Z]. [Klager] heeft [X] meermaals bedreigd, daarvan is door [X] aangifte gedaan. Zo heeft hij hem tijdens een gesprek op 15 februari 2012 op het kantoor van de Vennootschap gezegd: “De eerste kogel is voor jou”. Ook heeft hij [X] fysiek bedreigd. Dit blijkt uit de aangiftes overgelegd als de aanvullende Productie 19. De mentaliteit van [klager] is die van een politieman, zo benadert hij ook zijn relaties: gesprekken worden stiekem opgenomen, er wordt met vuurwapens gedreigd, er worden personen gevolgd en in de gaten gehouden. Dit is ook [X] overkomen.“

1.3 Na afloop van de zitting heeft klager verweerster aangesproken en gesteld dat verweerster de Ondernemingskamer in strijd met artikel 21 Rv zou hebben geïnformeerd. Verweerster heeft daarop de beschikbare publieke informatiebronnen nogmaals geraadpleegd. Daarbij is haar gebleken dat klager niet is veroordeeld tot een boete wegens het verstrekken van vertrouwelijke informatie aan onbevoegden, maar een schikking heeft getroffen met het Openbaar Ministerie. Op 5 oktober 2012 heeft verweerster de advocaat van klager een e-mail gestuurd, waarin zij toestemming verzocht om een brief aan de Ondernemingskamer te sturen waarin haar uitspraak zou worden gerectificeerd. De advocaat van klager heeft laten weten zulks niet noodzakelijk te achten.

1.4 Op 9 oktober 2012 heeft klager de onderhavige klacht jegens verweerster ingediend.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a) ten onrechte beschuldigingen over klager heeft geuit;

b) in strijd heeft gehandeld met de op haar rustende onderzoeksplicht;

c) heeft geweigerd een bandtranscriptie te beluisteren.

2.2 Ter toelichting op deze klachten heeft klager aangevoerd dat verweerster in haar pleitnota ten onrechte heeft gesteld dat vaststaat dat:

- klager in zijn hoedanigheid van politiecommissaris is geschorst;

-  klager is veroordeeld tot het betalen van een boete;

- klager in verband is gebracht met het aannemen van steekpenningen bij

 een onroerend goed-transactie;

-  de heer [X] door klager is bedreigd en daarom aangifte tegen klager heeft

  gedaan;

-  klager stiekem gesprekken heeft opgenomen.

2.3 Verweerster heeft genoemde beschuldigingen door middel van een geschrift verspreid en deze in haar pleitnota opgenomen zonder deze te verifiëren. De advocaat van klager heeft verweerster in verband met de vermeende onjuiste uitlatingen over klager uitgenodigd een bandtranscriptie op haar kantoor te komen beluisteren, op welke uitnodiging verweerster niet in wenst te gaan.

3 VERWEER

3.1 Volgens verweerster zijn in de procedure voor de Ondernemingskamer vele onjuiste en onterechte beschuldigingen over de heer X geuit, waardoor de heer X het noodzakelijk achtte de Ondernemingskamer ook het een en ander voor te houden over klager. Verweerster heeft zich in dit verband in haar pleitnota gebaseerd op de zeer specifieke mededelingen en informatie van haar cliënt, die klager al geruime tijd kent op privé en zakelijk gebied. Verweerster heeft de betreffende informatie voor zover mogelijk geverifieerd door middel van raadpleging van kranten- en internetartikelen en op basis daarvan geconcludeerd dat de van haar cliënt verkregen informatie juist was. Verweerster heeft de stellingen in het belang van haar cliënt in haar pleitnota opgenomen.

3.2 Ten aanzien van één van de stellingen is verweerster na afloop van de zitting gebleken dat deze niet juist was, waarop verweerster heeft aangeboden deze te rectificeren.

3.3 De in haar pleitnota opgenomen stellingen over klager zijn uitsluitend bestemd voor de Ondernemingskamer. Er is geen sprake van dat verweerster een en ander door middel van geschriften heeft verspreid.

3.4 Verweerster heeft de betreffende bandopname op het kantoor van de advocaat van klager beluisterd. De band was op cruciale punten onverstaanbaar. Na het beluisteren van de bandopname heeft verweerster van haar cliënt vernomen dat hij niet heeft gezegd c.q. bedoeld te zeggen dat hij merkrechten zou hebben overgedragen. Er bestond voor verweerster geen reden te twijfelen aan de juistheid van de van haar cliënt verkregen informatie.

4 BEOORDELING

4.1 De klachten zijn gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Uitgangspunt is dat aan de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid is niet onbeperkt; deze kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

4.2 Klager stelt dat verweerster zich in haar pleitnota onnodig grievend tegenover hem heeft uitgelaten. Verweerster heeft onweersproken gesteld dat de procedures een uitvloeisel zijn van een ernstig zakelijk conflict tussen partijen waarbij de emoties hoog zijn opgelopen en meerdere confrontaties hebben plaatsgevonden. Uit de stukken blijkt voorts dat partijen elkaar in de procedure over en weer verwijten hebben gemaakt. Gelet op deze context en de als gevolg daarvan tussen partijen ontstane verhoudingen heeft verweerster naar het oordeel van de voorzitter de haar toekomende vrijheid niet overschreden. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is dan ook geen sprake.

4.3 Ook kennelijk ongegrond is het verwijt dat verweerster tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door het verstrekken van feitelijk onjuiste gegevens. Bij de presentatie van gegevens mag een advocaat in beginsel afgaan op de mededelingen van zijn cliënt. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die ertoe nopen in deze situatie een afwijking van dit uitgangspunt aan te nemen. Daarnaast heeft verweerster door middel van overlegging van bescheiden aangetoond dat zij de door haar cliënt gepresenteerde feiten voor zover mogelijk heeft geverifieerd. Ten slotte heeft verweerster toen haar was gebleken dat een door haar geponeerde stelling niet juist was, onmiddellijk aangeboden om deze te rectificeren.

4.4 Tot slot overweegt de voorzitter dat verweerster ook niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door te weigeren de bandtranscriptie te luisteren. Uit de stukken van het dossier blijkt immers dat verweerster de bandtranscriptie wel degelijk heeft beluisterd, maar dat deze haar geen aanleiding gaf om haar standpunt te wijzigen, mede gelet op de informatie die haar cliënt haar op dat punt verschafte. Dat stond verweerster vrij en is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

4.5 De klacht is in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J. Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 12 maart 2013.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 12 maart 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.