Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA4220

Zaaknummer

13-33

Inhoudsindicatie

Kantoorgenoot van verweerder heeft werkzaamheden t.b.v. klagers neergelegd nadat klagers klachten hadden geuit over zijn bijstand. Verweerder trad op als klachtenfunctionaris. Verweerder hoefde klagers niet te begeleiden bij het vinden van een andere advocaat noch had hij ervoor moeten zorgen dat een andere advocaat van het kantoor de zaak zou overnemen. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 26 februari 2013

in de zaak 13-33

naar aanleiding van de klacht van:

De heer [naam]

Mevrouw [naam]

[adres]

klagers

tegen:

mr. [naam]

advocaat te [plaats]

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 28 januari 2013, met kenmerk RvT 1213-9574, door de raad ontvangen op 29 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken genummerd 1 t/m 12.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.1 Klagers zijn in de periode mei 2010 tot 4 januari 2011 bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder, mr. X.

1.2 De zaak was eerder behandeld door de rechtsbijstandsverzekeraar van klagers, DAS rechtsbijstand, en is in mei 2010 door DAS uitbesteed aan het kantoor van verweerder.

1.3 Mr. X heeft in december 2010, namens klagers verweer gevoerd tegen een verzoek om verlof tot tenuitvoerlegging aan de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van een op 2 december 2010 door de Raad van Arbitrage voor de Bouw gewezen arbitraal vonnis tussen Bouwmaatschappij Y en klagers. Mr. X heeft namens klagers aangevoerd dat tenuitvoerlegging geweigerd moest worden omdat het arbitrale vonnis in strijd met de openbare orde zou zijn. Mr. X. heeft deze stelling echter niet gemotiveerd. Op 20 december 2010 heeft de voorzieningenrechter het verlof tot tenuitvoerlegging verleend.

1.4 Eind december 2010 hebben klagers klachten geuit over de wijze waarop zij in de periode 5 december 2010 tot 4 januari 2011 door mr. X zijn bijgestaan.

1.5 Bij brieven d.d. 22 december 2010 en 4 januari 2011 hebben klagers de DAS, mr. X en het kantoor van verweerder aansprakelijk gesteld voor de schade die zij stellen te hebben geleden als gevolg van de door mr. X gemaakte beroepsfouten.

1.6 Op 4 januari 2011 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen verweerder, in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris van het kantoor, mr. X en klagers.

1.7 Bij brief van 15 december 2011 hebben klagers bij de deken klachten ingediend tegen verweerder en tegen mr. X.

2 KLACHT

2.1 De klacht tegen verweerder houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

 

a) hij heeft nagelaten na te gaan of klagers instemden met de uitbesteding van hun dossier door DAS rechtsbijstand  aan zijn kantoor;

b) hij, nadat mr. X zich als advocaat had teruggetrokken, heeft nagelaten zorg te dragen voor blijvende juridische ondersteuning voor klagers en klagers niet te adviseren in een overdracht naar een andere advocaat.

2.2 Uit toelichting op de klacht blijkt dat klagers zich op het standpunt stellen dat verweerder in strijd met regel 35 van de Gedragsregels gehandeld heeft door in mei 2010 niet bij klagers te verifiëren of zij akkoord waren met de uitbesteding van het dossier aan zijn kantoor.

2.3 Klagers vinden dat verweerder ervoor had moeten zorgen dat een andere advocaat van zijn kantoor het dossier zou overnemen, dan wel hun had moeten begeleiden bij het vinden van een andere rechtsbijstandverlener /advocaat.

3 BEOORDELING

Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist. De klacht is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel a)

3.1 Verweerder heeft aangegeven dat DAS rechtsbijstand hem in de brief waarbij zijn kantoor werd verzocht de zaak over te nemen het volgende heeft  geschreven: ”in overleg met verzekerde is besloten de (verdere) behandeling van deze zaak aan u uit te besteden.”  Vervolgens is er kort nadat verweerder het dossier van DAS had ontvangen een bespreking geweest tussen mr. X en klagers over de behandeling van de zaak.

3.2 Indien klagers bezwaar hadden gehad tegen de overname van hun dossier door het kantoor van verweerder en de behandeling daarvan door mr. X, had het voor de hand gelegen dat klagers daarvan direct in dit eerste gesprek melding hadden gemaakt. Nu dit niet is gebeurd mocht verweerder ervan uitgaan dat de mededeling van DAS, dat de uitbesteding van de zaak met klagers overlegd was, juist was. Klachtonderdeel a) is kennelijk ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

3.3 Nadat klagers klachten hadden geuit over het optreden van mr. X en zij mr. X en het kantoor van verweerder aansprakelijk hebben gesteld, heeft mr. X besloten zich terug te trekken uit de zaak. Verweerder is bij de kwestie betrokken geweest in zijn hoedanigheid van klachtenfunctionaris van het kantoor en contactpersoon van de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van het kantoor.

3.4 De voorzitter overweegt dat het bestaan van wederzijds vertrouwen essentieel is voor een behoorlijke beroepsuitoefening. Wanneer dit vertrouwen is komen te ontbreken is de advocaat gehouden zich terug te trekken, zij het dat de advocaat zich niet op een ongelegen moment mag terug trekken en daarbij zorgvuldig te werk moet gaan teneinde de belangen van de cliënt niet te schaden.

3.5 Klagers hebben zich niet beklaagd over het feit dat of de wijze waarop mr. X de zaak heeft neergelegd. Zij menen echter dat het kantoor, in de persoon van verweerder, hen verder had moeten begeleiden.

3.6 Deze zienswijze is onjuist. Uit hetgeen in r.o. 3.4 is overwogen blijkt dat indien het wederzijds vertrouwen is komen te ontbreken een advocaat gehouden is zich terug te trekken. Indien hij dit doet, is de advocaat, noch zijn kantoor verplicht de voormalig cliënt behulpzaam te zijn bij het zoeken naar een andere advocaat. Niet gebleken is dat verweerder enig tuchtrechtelijk verwijt kan worden gemaakt. Ook klachtonderdeel b) is kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht af.

Aldus gewezen door mr. M.J.F.N. van Osch, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. H.A.M. Ritsma-Hartman als griffier op 26 februari 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 27 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klagers

en per gewone post aan:

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten