Rechtspraak
Uitspraakdatum
04-03-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA3982
Zaaknummer
H193-2012
Inhoudsindicatie
Niet gebleken van grove beroepsfouten. Dat klager achteraf ongelukkig is met het bereikte resultaat betekent niet dat verweerster ondeugdelijk en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gepresteerd.
Inhoudsindicatie
Klacht ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 4 maart 2013
in de zaak H193-2012
naar aanleiding van de klacht van:
A
klager
tegen:
B
verweerster
1 Verloop van de procedure
1.1 Bij brief aan de raad van 2 augustus 2012 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Ter zitting van 7 januari 2013zijn verschenen klager en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van:
- De brief van de deken d.d. 2 augustus 2012 en de daarbij gevoegde stukken.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager is in 2004 tijdens een tennisles geraakt door een tennisbal die werd geslagen door een medecursist. Ten gevolge daarvan heeft klager letselschade opgelopen. De zaak is aanvankelijk behandeld door de rechtsbijstandsverzekeraar, die de behandeling op een gegeven moment heeft gestaakt omdat zij geen verdere verhaalsmogelijkheden zag. Na een beroep op de geschillenregeling is de zaak bij verweerster terecht gekomen die de zaak in behandeling heeft genomen.
2.2 Omdat buiten rechte geen aansprakelijkheid werd erkend heeft verweerster namens klager een gerechtelijke procedure aanhangig gemaakt bij de rechtbank te H. De rechtbank heeft de vorderingen van klager afgewezen.
2.3 Na de procedure in eerste aanleg heeft verweerster advies uitgebracht aan de rechtsbijstandsverzekeraar aangaande de kans van slagen van het instellen van hoger beroep. Verweerster heeft negatief geadviseerd. Op aandringen van klager bleek de rechtsbijstandsverzekeraar, mede gelet op het feit dat er nog budget over was, uiteindelijk toch bereid om de kosten voor appel voor haar rekening te nemen.
2.4 In de vervolgens door verweerster aanhangig gemaakte appelprocedure heeft verweerster, die pleidooi niet nodig achtte, op aandringen van klager toch pleidooi gevraagd. Verweerster heeft een pleitnota opgesteld en in concept aan klager toegestuurd. Klager gaf aan bezorgd te zijn over de inhoud van het pleidooi. Verweerster heeft klager toen uitgenodigd voor een gesprek op kantoor, bij gelegenheid waarvan klager te kennen gaf dat hij zich toch kon verenigen met de inhoud van het pleidooi. Daags voor het pleidooi bleek uit de e-mailberichten van klager dat hij zich toch niet kon verenigen met de inhoud van het pleidooi. Verweerster heeft toen telefonisch contact opgenomen met klager en heeft bij hem aangegeven dat verweerster reden zag om haar werkzaamheden wegens een vertrouwensbreuk neer te leggen, nu klager zich kennelijk niet kon verenigen met de koers die verweerster wilde varen bij pleidooi. Klager heeft toen aangegeven dat dit berustte op een misverstand en dat hij zich wel kon verenigen met de inhoud van het pleidooi, zodat het pleidooi doorgang kon vinden.
2.5 Na pleidooi is op 7 april 2009 arrest gewezen. Het Gerechtshof te H heeft de vorderingen van klager afgewezen. Verweerster heeft klager gevraagd of hij al dan niet gebruik wilde maken van de mogelijkheid om cassatieadvies in te winnen, maar klager heeft daarop niet meer gereageerd. Klager heeft het kantoor van verweerster aansprakelijk gesteld.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven , in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:
zij grove beroepsfouten heeft gemaakt, met als gevolg dat klager ernstig is benadeeld.
4 VERWEER
4.1 Het is spijtig dat de rechtbank en het hof de vordering van klager hebben afgewezen, maar de afwijzing van de vordering is geen gevolg van tekortkomingen zijdens verweerster. Verweerster heeft klager vanaf het begin uitgelegd dat sprake is van een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel en dat klager de bewijslast en het bewijsrisico draagt. Verweerster heeft ook herhaaldelijk geprobeerd klager uit te leggen dat het enkele feit dat hij zelf overtuigd is van het feit dat de medecursist met opzet in zijn richting sloeg, niet meebrengt dat dit ook daadwerkelijk het geval is geweest dan wel dat dit kan worden bewezen.
4.2 Klager heeft verweerster tijdens de behandeling van de zaak nimmer gewezen op vermeende fouten. Enkel zeer kort voor het pleidooi was er tussen klager en verweerster een – tijdelijk – verschil van inzicht dat echter is opgelost. Alle processtukken zijn in concept aan klager voorgelegd, er is uitvoerig met klager van gedachten gewisseld en klager heeft zijn akkoord gegeven voor alle processtukken.
5 BEOORDELING
5.1 De klacht heeft betrekking op de kwaliteit van de dienstverlening van verweerster. De raad overweegt dat de advocaat voor de wijze waarop hij de belangen van zijn cliënt heeft behartigd ten volle verantwoordelijk is. De tuchtrechter dient in dit opzicht te beoordelen of sprake is van enig handelen of nalaten van de advocaat in strijd met de zorg die de advocaat behoort te betrachten ten opzichte van degenen wier belangen hij of zij behartigt of behoort te behartigen.
5.2 Uitgangspunt daarbij is dat een advocaat voor het –in overleg met zijn cliënt- te voeren beleid een ruime mate van vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt of adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad.
5.3 De tuchtrechter toetst in volle omvang, maar hij zal bij zijn beoordeling rekening houden met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt, alsmede met de keuzes waarvoor de advocaat bij de behandeling van een zaak kan komen te staan. Dat kan, bij voorbeeld, met zich meebrengen dat niet iedere misslag of verzuim aanstonds leidt tot een tuchtrechtelijk verwijt.
5.4 Uit hetgeen ter zitting naar voren is gebracht alsmede uit de overgelegde stukken blijkt dat verweerster alle processtukken voldoende tijdig in concept aan klager heeft toegestuurd. Klager heeft, ook met inachtneming van zijn bijzondere omstandigheden naar het oordeel van de raad voldoende tijd gehad om de stukken door te nemen en te bespreken. Hij heeft vervolgens alle ingediende processtukken na beraad en overleg geaccordeerd. Klager heeft niet betwist dat enkel kort voor het pleidooi zich tussen hem en verweerster een verschil van inzicht heeft voorgedaan, dat echter is uitgepraat. Hij heeft zich verder gedurende de vele jaren waarin verweerster zijn zaak in behandeling had, nimmer over het optreden van verweerster beklaagd.
5.5 Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerster grove beroepsfouten heeft gemaakt. Evenmin is gebleken dat verweerster bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist is opgetreden of kennelijk onjuist heeft geadviseerd waardoor klagers belangen zijn geschaad of konden worden geschaad. Klager heeft niet weersproken dat verweerster vanaf de aanvang aan hem heeft meegedeeld dat een verhoogde aansprakelijkheidsdrempel gold. Dat klager achteraf ongelukkig is met het bereikte resultaat betekent niet dat verweerster ondeugdelijk en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gepresteerd.
5.6 De raad komt tot de slotsom dat de klacht ongegrond is.
BESLISSING
De raad van discipline:
verklaart de klacht ongegrond.
Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 4 maart 2013 door mw. mr. W.E.A. Gimbrère-Straetmans, voorzitter, mrs. H.C.M. Schaeken, J.F.E. Kikken, L.J.G. de Haas, A. Groenewoud, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg, als griffier.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op
per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerster
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement H
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl