Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-04-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:21

Zaaknummer

13-81

Inhoudsindicatie

Geen onheuse bejegening door advocaat van zijn cliënt. Klager vroeg zeer veel tijd en aandacht en liet zich op intimiderende toon uit. De gemaakte werkafspraken, die schriftelijk zijn vastgelegd, zijn kort nadien genegeerd door klager. Verweerster kon de opdracht beëindigen.

Uitspraak

Beslissing van 23 april 2013

in de zaak 13-81

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

mr.

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden Nederland van 27 maart 2013 met kenmerk rvt 1213-9572, door de raad ontvangen op 28 maart 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft voor klager twee zaken in behandeling genomen, een strafzaak, waarin het hoger beroep aanstaande was, en een kwestie betreffende de omgang van klager met zijn minderjarige, in 2011 geboren dochter S. en de problemen die daar omheen waren gerezen tussen klager en het Bureau Jeugdzorg (BJZ). Klager heeft op 7 juli 2011 (door tussenkomst van een andere advocaat) een verzoekschrift tot vaststelling van een zorgregeling ingediend. Bij beschikking van 11 april 2012 is het verzoek afgewezen. Bepaald is dat BJZ, in het kader van de onder toezichtstelling, diende te onderzoeken of (begeleide) omgang tussen klager en zijn dochter op termijn in het belang van het kind zou worden geacht. De problemen die aanleiding hebben gegeven tot de klacht, hebben betrekking op de omgangskwestie.

1.3 Klager hield zich ook zelf buitengewoon actief bezig met de ontwikkelingen en verschillende stappen die moesten worden gezet en werden gezet in de omgangskwestie. Dit blijkt onder andere uit een grote hoeveelheid e-mails. Voorts heeft klager zich, soms meerdere malen per dag en op indringende en soms dwingende wijze per e-mail of telefoon tot verweerster gewend.

1.4 Verweerster heeft klager geadviseerd te streven naar een normalisatie van het contact met BJZ en overleg op gang te brengen.

1.5 Op 13 september 2012 heeft verweerster naar aanleiding van een uit de hand gelopen gesprek dat daags voordien met Bureau Jeugdzorg, klager en verweerster had plaatsgevonden, aan klager geschreven:

“Gisteren heeft er een overleg plaatsgevonden tussen u en de teammanager van BJZ, mevrouw Van S, waarbij ik u heb bijgestaan. Helaas is dit gesprek niet vlekkeloos verlopen; u hebt een heftige verbale aanvaring gehad met de teammanager van BJZ. Het mag u duidelijk zijn dat uw houding en opstelling jegens de medewerkers van BJZ, uw zaak geen goed doet. Naar mijn inschatting is de relatie na gisteren in die zin verstoord met BJZ als instelling, dat de beoogde samenwerking tussen u en BJZ er niet meer inzit. Afgezien van uw aanvaring met de teammanager, hebt u zich gisteren jegens mij niet correct uitgelaten en op ontoelaatbare wijze opgesteld, waar ik u ter plekke op heb gewezen. Het is mij bekend dat onderhavige zaak u emotioneel erg raakt, echter is dit geen excuus voor uw gedrag. Het mag u duidelijk zijn dat het voor mij uitsluitend mogelijk aan u rechtsbijstand te verlenen wanneer u zich op respectvolle wijze gedraagt jegens mij en andere partijen. Indien dit in het vervolg niet het geval zal zijn, zal ik mijn werkzaamheden voor u neerleggen. Als advocaat behartig ik uw belangen. Dit betekent echter niet dat ik gehouden ben uw opdrachten uit te voeren en te doen wat u mij “opdraagt”. Dit heb ik u reeds eerder onomwonden kenbaar gemaakt, onder andere tijdens onze bespreking op 11 september jl. Als advocaat fungeer ik niet slechts als uw woordvoerder. Ik behartig uw belangen op de manier die ik voor u juist acht. Indien u zich niet kunt verenigen met mijn advies of de wijze waarop ik invulling aan mijn taak als advocaat geef, dan wel een onoverbrugbaar verschil van mening ontstaat voor wat betreft de te voeren strategie, zullen onze wegen zich helaas moeten scheiden”.

Deze e-mail past bij het beeld dat uit de tot dan toe gewisselde e-mailberichten naar voren komt.

1.6 Op 17 oktober 2012 is er overleg geweest onder leiding van de kantoorgenoot van verweerster, mr. Van den B., tussen verweerster, klager en zijn partner. Er zijn toen afspraken gemaakt over de wijze waarop de communicatie tussen klager en verweerster verder zou moeten verlopen.  Klager heeft de brief waarin deze afspraken werden vastgelegd voor akkoord ondertekend. In deze brief schrijft mr. Van den B.:

“U bent uitgenodigd op kantoor om de voortgang van uw zaak te bespreken, maar bovenal om te spreken over de verstoorde verhouding tussen u en mr. Van Vliet. Laatstgenoemde heeft u te kennen gegeven u niet langer ten dienste te kunnen zijn voor zover geen duidelijke afspraken worden gemaakt”. ….

“Namens u is een verzoekschrift ingediend. Ervaring leert dat het maanden duurt voordat dat verzoekschrift ter zitting zal kunnen worden behandeld. Gelet op het feit dat er geen tot minimale kans is op een positief resultaat d.m.v. een kort geding, rest vooralsnog niets anders dan af te wachten. Voorafgaand aan de zitting zullen we tijdens een overleg op kantoor de eventueel door de tegenpartij ingebrachte stukken bespreken alsmede de ontwikkelingen zoals die zich hebben voorgedaan in de periode gelegen tussen het indienen van het verzoekschrift en de behandeling daarvan op zitting. Zulks ter voorbereiding van de behandeling ter zitting. Tot de behandeling ter zitting zal inhoudelijk (schriftelijk of mondeling) overleg over de zaak dus slechts noodzakelijk zijn in geval van nieuwe of onvoorziene problemen die met spoed dienen te worden opgelost. Wij spraken af dat u dergelijke problemen per e-mail aan mr. Van Vliet kunt melden. Voor zover u aangeeft dat beantwoording spoed heeft, zal ernaar gestreefd worden u nog dezelfde dag, dan wel zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is uw mail te beantwoorden. Indien uit uw mail ondanks uw mededeling geen spoed blijkt, kan beantwoording enkele dagen op zich laten wachten. U zult zich daarbij moeten neerleggen”. ….  “Voor wat betreft de communicatie met mr. Van Vliet alsmede met het secretariaat van kantoor, hebt u toegezegd:

-  Geen gesprekken te zullen opnemen.

-  Niet te zullen schreeuwen of uw stem te verheffen.

-  Niet herhaaldelijk contact op te nemen met dezelfde verzoeken.

-  Niet fysiek en niet verbaal te zullen dreigen, niet jegens mr. Van Vliet en/of   ander personeel van kantoor, maar ook niet jegens anderen of die anderen daar nu wel of niet bij aanwezig zijn.

-  Tijdens besprekingen en/of overleg zult u trachten zaken te bespreken en niet op dwingende toon te verwoorden”.

1.7 Klager heeft zich met een verzoek gebaseerd op de Wet Openbaarheid Bestuur gericht tot BJZ. Hij ontving een in zijn ogen verre van compleet dossier. Intussen was de afspraak met verweerster dat zij zich tot de voogd zou wenden om informatie over de dochter van klager, hetgeen ook gebeurd is. Naar aanleiding van zijn klacht over de stukken die hij op grond van de Wet Openbaarheid  Bestuur had ontvangen heeft klager zich opnieuw en indringend tot verweerster gewend. Op 23 oktober 2012 schreef klager verweerster een uitgebreid bericht met bijlagen waarin hij zijn beklag doet over de opstelling van BJZ. Klager wenste actie te ondernemen, om alsnog de ontbrekende stukken tot zijn beschikking te krijgen en hij heeft verweerster verzocht om zich uit te spreken over een conceptbrief over die kwestie aan BJZ. Klager heeft verweerster verzocht of zij akkoord zou kunnen gaan met verzending van deze brief. Hij sluit zijn bericht af met: “Ik wacht graag uw mening af. Graag dan zo snel als het kan te reageren op mijn brief die ik wil gaan sturen aan BJZ!!” Verweerster wees er in haar reactie van dezelfde datum op de afspraak dat zij de voogd zou benaderen en heeft klager verzocht om haar vooralsnog niet allerlei aanvullende informatie toe te zenden en eerst de reactie van de voogd af te wachten.

1.8 Op 24 oktober 2012 heeft de partner van klager mr. Van den B. verzocht de behandeling van de zaak van verweerster over te nemen, omdat klager, gelet op haar laatste reactie, het gevoel heeft niets meer in te brengen te hebben. Klager reageert in dezelfde zin ten opzichte van verweerster in een e-mailbericht van 25 oktober 2012. Op 24 en 25 oktober 2012 hebben klager of zijn partner verweerster en mr. Van den B. diverse malen geprobeerd telefonisch te bereiken. Zowel mr. Van den B. als verweerster hebben klager bericht dat zij niet onmiddellijk op zijn e-mailbericht van 23 oktober waarin klager melding maakt van nadere informatie die hij wenst toe te voegen, kunnen reageren.

1.9 Klager schrijft vervolgens op 26 oktober 2012: “U krijgt uw gelijk met deze misvatting met uw mail hieronder. Maar het blijft niet uit het punt waardoor er steeds miscommunicatie is. Wij we(k)ken deze miscommunicatie niet op!! Dat doet u zelf met het opstellen van mails. Mijn eerste e-mails van 23 oktober is toch duidelijk”. Verder schrijft hij dat de wijze waarop verweerster reageert geen normale opstelling is en dat hij zich afgescheept voelt. Aan het slot van zijn e-mail geeft hij het kantoor de laatste gelegenheid om vandaag “verheldering te verschaffen”. Klager sluit zijn e-mailbericht af met de woorden: “Als jullie hier niet vandaag (correct) op reageren, voel ik en mijn partner ons genoodzaakt om een onderzoek te laten instellen, met de wanpraktijken die wij ondervinden”.

1.10 Bij brief van 23 november 2012 aan de Deken van de Orde van Advocaten Zwolle Lelystad, die op dat moment de klacht onderzocht, heeft verweerster bericht dat klager een aantal malen contact heeft gezocht met het verzoek om het dossier af te geven. Verweerster heeft hem gewezen op Gedragsregel 22 en medegedeeld dat het dossier aan de nieuwe advocaat zal worden overgedragen bij het schriftelijk overname-verzoek. Klager zou het daar echter niet mee eens zijn en wilde zijn dossier per omgaande ontvangen. De Deken heeft verweerster geadviseerd het verzoek van de nieuwe advocaat af te wachten en verweerster medegedeeld niet gehouden te zijn het dossier aan klager zelf af te geven.

Uiteindelijk heeft verweerster, zoals blijkt uit haar brief van 29 november 2012 aan de Deken, het dossier overgedragen aan de opvolgend advocaat.

2 KLACHT

2.1 De klacht die bestaat uit vijf onderdelen houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

a) op een dermate botte wijze te communiceren in haar e-mail aan klager van 23 oktober 2012, dat het vertrouwen van klager in verweerster en in het kantoor van verweerster is geschonden;

b) onbereikbaar te zijn voor klager;

c) klager de mogelijkheid te ontnemen aanvullende informatie in te brengen in het dossier;

d) klager hierdoor het gevoel te geven dat hij niet serieus wordt genomen;

e) te weigeren het dossier aan klager over te dragen.

3 BEOORDELING

3.1 Op de klacht kan met toepassing van art. 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.2 Klachtonderdeel a.

Tegen de geschetste achtergrond is het begrijpelijk dat verweerster aan klager te verstaan heeft gegeven dat zij zijn zaken niet meer wenste te behartigen. De wijze waarop klager verweerster benaderde kenmerkte zich door de, uit het voorgaande sprekende, indringende en soms dwingende toon. Het verloop van het gesprek bij BJZ op 12 september 2012 en de wijze waarop klager zich na afloop van het gesprek ten overstaan van verweerster heeft uitgelaten, kunnen niet los worden gezien van de strubbelingen die zich, ook nadat was getracht om met klager tot nadere werkafspraken te komen op 17 oktober 2012, hebben voorgedaan. De problemen van vóór 17 oktober 2012, deden zich immers opnieuw voor. Uit de toelichting op de verschillende klachtonderdelen leidt de voorzitter af dat klager verweerster en het kantoor verwijt dat men met hem niet verder wilde. Dat het kantoor met klager niet meer verder wilde levert op zichzelf genomen geen tuchtrechtelijk verwijt op en is onder de geschetste omstandigheden voorstelbaar.

Geprobeerd was eerder al om met klager tot behoorlijke werkafspraken te komen. Eén van deze afspraken hield in dat tot aan de zitting, waarop de vervanging van de voogdijinstelling aan de orde zou zijn, klager geen nieuwe nadere informatie aan verweerster zou verstrekken om aldus de stroom van contacten die klager trachtte te bewerkstelligen te beperken. Door klager op deze afspraak bij e-mailbericht van 23 oktober 2012 te wijzen en hem niet onmiddellijk te beantwoorden naar aanleiding van het gegeven dat klager stelde over nieuwe informatie te beschikken, handelde verweerster niet onbetamelijk. Doordat klager bovendien opnieuw op zeer indringende en dwingende toon met verweerster trachtte te communiceren, heeft klager zelf ervoor zorg gedragen dat het klimaat verslechterde en dat verweerster uiteindelijk niet langer voor klager wilde optreden. Klachtonderdeel a. is derhalve kennelijk ongegrond.

3.3 Klachtonderdeel b. is eveneens kennelijk ongegrond. Verweerster was niet onbereikbaar voor klager. Verweerster was alleen niet op stel en sprong, zoals klager verwachtte en eiste, bereikbaar en behoefte dat ook niet te zijn.

3.4 Klachtonderdeel c. is eveneens kennelijk ongegrond. Met klager was afgesproken dat op korte termijn geen nieuwe informatie aan het dossier zou worden toegevoegd. In het zicht van de mondelinge behandeling die zou volgen op het ingediende verzoekschrift zou de aanvullende informatie waarover klager stelde te beschikken aan de orde komen en ingebracht (kunnen) worden. Verweerster handelde niet klachtwaardig door klager op deze afspraak te wijzen en niet onmiddellijk kennis te nemen van de informatie die verweerder stelde te hebben.

3.5 Klachtonderdeel d.

Dat klager het gevoel heeft dat hij niet serieus werd genomen is niet terug te voeren op tuchtrechtelijke aan verweerster te verwijten handelen of nalaten als overwogen onder de klachtonderdelen a t/m c. De breuk tussen klager en verweerster is veeleer te wijten aan klagers ongeduld. Klachtonderdeel d is derhalve eveneens ongegrond.

3.6 Klachtonderdeel e.

Gelet op de omstandigheden zoals geschetst onder 1.10 is klachtonderdeel e. eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De klacht is in al zijn onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. B.P.J.A.M. van der Pol, voorzitter, met bijstand van mr. P.J.G. van den Boom als griffier op 23 april 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 23 april 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden Nederland

-   de deken van de Nederlandse Orde van advocaten