Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-07-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2013:84
Zaaknummer
R. 4225/13.132
Inhoudsindicatie
De advocaat heeft beleidsvrijheid bij het behartigen van de belangen van een client.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Verweerder sub 1 heeft gesteld dat met klager is afgesproken dat hij niet overal een concept van zou ontvangen. Verweerder sub 1 had er beter aan gedaan deze afspraak met klager in de beginfase schriftelijk aan klager te bevestigen. Klager heeft echter niet aangegeven met welke inhoud van welke specifieke brieven aan de advocaat van de wederpartij hij niet akkoord was. Uit de stukken volgt evenmin dat klager na ontvangst van de verzonden brieven bezwaar heeft gemaakt of heeft verzocht in de toekomst de brieven wel in concept te zenden, zodat een concreet belang ter zake dit klachtonderdeel ontbreekt De klacht is kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 13 juni 2013, door de raad ontvangen op 14 juni 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.
1.1 Klager heeft zich tot het kantoor van verweerster sub 2 gewend in het kader van zijn echtscheiding.
1.2 Verweerster sub 2 heeft namens klager hoger beroep ingesteld tegen de echtscheidingsbeschikking.
1.3 De (voormalig) echtgenote van klager heeft in 2012 een kort geding tegen klager aanhangig gemaakt en in die procedure de voorzieningenrechter om verlof verzocht de voormalige echtelijke woning zonder klagers toestemming te mogen verkopen. De behandeling van dit kort geding heeft op 15 mei 2012 plaatsgevonden, waarbij de zaak is aangehouden vanwege het beproeven van een minnelijke schikking.
1.4 Verweerder sub 1 heeft de behandeling van het kort geding overgenomen van zijn kantoorgenote verweersters sub 2.
1.5 Verweerder sub 1 is in overleg getreden met de wederpartij en het kort geding is wederom aangehouden.
1.6 De hypotheeknemer van de voormalige echtelijke woning van klager heeft aangekondigd de woning openbaar te verkopen op 10 september 2012. Vervolgens is de koopprijs verlaagd, ten gevolge waarvan de hypotheeknemer heeft toegestemd de openbare verkoop aan te houden.
1.7 Vanaf medio augustus 2012 zijn er voor klager twee procedures gevoerd door verweerder sub 3. Het betrof een beroep bij de rechtbank inzake klagers bezwaar tegen het besluit van de provincie Zuid-Holland tot ontruiming van klagers perceel en een procedure bij het UWV.
1.8 Het beroep bij de rechtbank is tijdens de comparitie van partijen op 28 augustus 2012 geschikt. De procedure bij het UWV was ten tijde van het indienen van de klacht nog niet afgerond.
1.9 Klager heeft bij brief van 10 december 2012 een klacht tegen verweerders ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager:
a. verweerder sub 1 dat hij geen kort geding tegen de hypotheeknemer aanhangig heeft gemaakt om daarmee de openbare verkoop van de voormalige echtelijke woning tegen te houden, terwijl verweerder dit wel aan klager heeft toegezegd;
b. verweerder sub 1 dat hij een onjuiste toonzetting in zijn correspondentie jegens klager heeft aangemeten. Er is door verweerder sub 1 dreigende taal gebruikt “met de woorden dat ik u op geen enkele wijze hoef te duiden wat u moet doen anders dreigde u te stoppen”. Dit is niet bevorderlijk geweest voor klagers gezondheid, terwijl er tegen klagers zin ook telefonisch contact was tussen verweerder sub 1 en de advocaat van klagers voormalig echtgenote. Voorts werd slechts sporadisch gecorrespondeerd met de wederpartij;
c. verweerders dat zij klagers geen concept hebben doen toekomen van te verzenden brieven;
d. verweerders dat zij post van de wederpartij willens en wetens hebben achtergehouden;
e. verweerder sub 1 en 3 dat zij buiten de toestemming van klager om hebben meegewerkt aan de verlaging van de koopprijs van de voormalige echtelijke woning;
f. verweerder sub 3 dat hij de beroepsprocedure bij de rechtbank inzake klagers bezwaar tegen het besluit van de provincie Zuid-Holland tot ontruiming van klagers perceel niet naar klagers tevredenheid heeft behandeld;
g. verweerster sub 2 dat zij eerst aangegeven heeft dat een hoger beroep tegen klagers echtscheiding kansloos is, maar vervolgens toch tegen de beschikking in hoger beroep is gegaan en daarmee irreële verwachtingen heeft gewekt;
h. verweerster sub 2 dat zij geen omgangsregeling met klagers kinderen tot stand heeft weten te brengen en klager niet goed heeft bijgestaan in de contacten met Jeugdzorg;
i. verweerders dat zij het bij klager in rekening gebrachte griffierecht niet hebben verminderd, terwijl dit wel had gemoeten;
j. verweerder sub 1 dat hij in zijn brief van 7 februari 2013 heeft beweerd dat klager psychische klachten heeft. Klager ervaart dit als zeer grievend en als pure smaad.
3. BEOORDELING
3.1.1 Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerders zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.
3.1.2 De voorzitter stelt voorop dat uit het navolgende zal blijken dat hij de visie van de deken die de klacht heeft onderzocht onderschrijft. In zijn reactie op die visie heeft klager aangegeven dat duidelijk is dat de deken de belangen van verweerders heeft laten prevaleren boven de grieven van klager. Dat de deken dat zou hebben gedaan is een beleving van klager. Het feit dat klager zich gegriefd voelt door de wijze van behandeling van zijn zaken door verweerders wil de voorzitter op zich wel aannemen, maar dat betekent niet dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld hebben als hiervoor onder 3.1.1. weergegeven. Dit is de toets aan de hand waarvan de deken zijn visie heeft gegeven en die door de voorzitter wordt onderschreven.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
3.2 Verweerder sub 1 heeft ten aanzien van dit klachtonderdeel gesteld dat getracht is overeenstemming te bereiken met de hypotheeknemer om de openbare verkoop van de woning uit te stellen, zodat een kort geding niet nodig zou zijn. Verweerder sub 1 heeft voorts gesteld dat klager eerst nadat hij de klacht had ingediend heeft aangegeven dat hij met dit kort geding een definitief verbod tot executie van de hypotheeknemer wilde bereiken. Verweerder sub 1 is van mening dat een dergelijk kort geding weinig kansrijk zou zijn en enkel zou leiden tot extra kosten. Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat verweerder de openbare verkoop van de voormalige echtelijke woning op de meest efficiënte manier heeft getracht te voorkomen. Niet is gebleken dat klagers belangen door verweerder sub 1 zijn optreden zijn geschaad.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
3.3 Op basis van de stukken kunnen de gestelde verweten gedragingen niet worden vastgesteld. Daarbij komt dat het een advocaat in principe vrij staat om op enig moment te besluiten niet meer voor een cliënt op te treden, zolang de belangen van de cliënt daarmee maar niet worden geschaad. Ten aanzien van de telefoongesprekken tussen verweerder sub 1 en de advocaat van de wederpartij geldt dat verweerders vanuit hun eigen verantwoordelijkheid dienen te bepalen met welke aanpak de belangen van klager het meest zijn gediend. In dat kader heeft een advocaat dan ook de vrijheid om, indien nodig, telefonisch contact te hebben met de advocaat van de wederpartij. Tenslotte heeft klager gesteld dat er slechts sporadisch is gecorrespondeerd met de advocaat van de wederpartij. Verweerder sub 1 heeft gesteld dat in een periode van ongeveer zeven maanden dertien maal schriftelijk contact is geweest met de advocaat van de wederpartij. Dit verwijt is derhalve evenmin komen vast te staan.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
3.4 Verweerder sub 1 heeft gesteld dat met klager is afgesproken dat hij niet overal een concept van zou ontvangen. Verweerder sub 1 had er beter aan gedaan deze afspraak met klager in de beginfase schriftelijk aan klager te bevestigen. Klager heeft echter niet aangegeven met welke inhoud van welke specifieke brieven aan de advocaat van de wederpartij hij niet akkoord was. Uit de stukken volgt evenmin dat klager na ontvangst van de verzonden brieven bezwaar heeft gemaakt of heeft verzocht in de toekomst de brieven wel in concept te zenden, zodat een concreet belang ter zake dit klachtonderdeel ontbreekt.
Ten aanzien van klachtonderdeel d
3.5 Verweerders betwisten dat zij willens en wetens post van de wederpartij voor klager hebben achtergehouden. Klager heeft zijn stellingen ter zake niet verder onderbouwd, zodat de verweten gedraging niet kan worden vastgesteld.
Ten aanzien van klachtonderdeel e
3.6 Verweerder sub 1 heeft dit klachtonderdeel gemotiveerd betwist en onderbouwd gesteld dat klager de heer Van H. heeft gemachtigd om namens hem op treden. Het benaderen van de heer Van H. ten aanzien van de verlaging van de vraagprijs was op basis van die machtiging dan ook de juiste gang van zaken. Daarbij heeft verweerder sub 1 gesteld dat er in dat kader ook nog telefonisch overleg is geweest tussen verweerder sub 3 en klager. Dit alles is schriftelijk vastgelegd en ondertekend door de door klager aangewezen gemachtigde, zodat de juistheid van dit klachtonderdeel niet kan worden vastgesteld.
Ten aanzien van klachtonderdeel f
3.6 Verweerder sub 1 heeft onbetwist gesteld dat klager de stukken in de beroepsprocedure bij de rechtbank zelf heeft ingediend en verweerder sub 3 enkel tijdens de geplande comparitie van partijen is opgetreden, waarbij overeenstemming is bereikt tussen de provincie en klager. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder sub 3 onvoldoende zou hebben gepresteerd noch dat sprake zou zijn van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen en/of gedrag.
Ten aanzien van klachtonderdeel g
3.7 Verweerster sub 2 heeft gemotiveerd gesteld dat zij steeds van mening is geweest dat het hoger beroep tegen de echtscheidingsbeschikking vrijwel geen kans van slagen had, maar dat klager haar desondanks expliciet heeft verzocht hoger beroep in te stellen. Niet is gebleken dat verweerster sub 2 bij klager irreële verwachtingen heeft gewekt.
Ten aanzien van klachtonderdeel h
3.8 Verweerster sub 2 heeft gemotiveerd aangegeven welke stappen zij heeft ondernomen om te proberen een omgangsregeling tussen klager en zijn kinderen vastgesteld te krijgen. Het is uiteindelijk aan de rechtbank om daarover een oordeel te geven. Niet is gebleken dat de werkzaamheden die verweerster sub 2 in dat kader heeft verricht als klachtwaardig kunnen worden aangemerkt.
Ten aanzien van klachtonderdeel i
3.9 Verweerder sub 1 heeft dit klachtonderdeel gemotiveerd betwist en gesteld dat het griffierecht wel degelijk is verlaagd aan de hand van de aan klager toegekende toevoeging. De juistheid van dit klachtonderdeel kan op basis van de stukken niet worden vastgesteld.
Ten aanzien van klachtonderdeel j
3.10 Verweerder sub 1 heeft gesteld dat hij enkele malen aan klager heeft aangegeven dat klager door de spanningen psychische problemen ondervindt. Verweerder sub 1 heeft klager ter zake zijn excuses aangeboden. Van klachtwaardig gedrag van de zijde van verweerder sub 1 is geen sprake.
3.11 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a tot en met i kennelijk ongegrond te worden verklaard.
4 BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a tot en met i als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 12 juli 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 juli 2013 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
- verweerders
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.