Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA3730

Zaaknummer

12-372A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klachten over kwaliteit dienstverlening eigen advocaat kennelijk ongegrond. De wijze waarop verweerster de belangen van klaagster heeft behartigd zeker niet kennelijk onjuist.

Uitspraak

Beslissing van 17 januari 2013

in de zaak 12-372A

naar aanleiding van de klacht van:

mevrouw

p/a mevrouw

klaagster

tegen:

mevrouw mr.

advocaat te Amsterdam

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 19 december 2012, door de raad ontvangen op 20 december 2012, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerster heeft klaagster bijgestaan van april 2008 tot en met januari 2009 na een doorverwijzing door de deken van het arrondissement Haarlem (thans Noord-Holland). Verweerster heeft de belangen van klaagster behartigd met betrekking tot verschillende juridische aangelegenheden na de echtscheiding van klaagster.

1.3 Verweerster heeft voorts klaagsters meerderjarige zoon bijgestaan in een procedure strekkende tot verhoging van de door diens vader, de ex-echtgenoot van klaagster, te betalen alimentatie.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat

1 verweerster heeft nagelaten te verzoeken om:

-  verhoging van de partner- en kinderalimentatie;

-  herberekening door een pensioenexpert van de voor klaagster verevende pensioenrechten zoals aangeleverd door de wederpartij ten bedrage van EUR 253,98;

-  herberekening door een ter zake kundige deurwaarder ten aanzien van de draagkracht van klaagster binnen het bestek van de dwangsommen;

2 verweerster de misleiding ten aanzien van klaagsters belang heeft gecontinueerd;

3  het gelijkheidsbeginsel is geschonden;

4 het vereiste van draagkrachtberekening is genegeerd;

5 eigenrichting door representerende partijen is gedoogd, gehonoreerd en gecontinueerd;

6 inbreuk is gemaakt op het recht van klaagsters kinderen tot alimentatieverhoging;

7 inbreuk is gemaakt op de samenhang van het gezin van klaagster;

8 het welzijn van het gezin van klaagster niet is gerespecteerd en dat in het kader van het belang van het kind het welzijn van klaagsters vier kinderen binnen de normen van de Nederlandse samenleving niet is gerespecteerd.

2.2 Klaagster heeft ter toelichting op haar klachten - samengevat - gesteld dat verweerster heeft nagelaten een correcte afhandeling van de voor klaagster verevende pensioenrechten en alles wat daarmee samenhangt te bewerkstelligen, ondanks het feit dat verweerster uit de diverse contacten met klaagster had begrepen dat de maatschappelijke positie van klaagster en haar gezin alles behalve acceptabel was en de vooruitzichten alles behalve rooskleurig. Verweerster verkoos haar persoonlijke koers te varen en heeft zich niet laten leiden door haar verplichting om klaagsters belang in samenhang met de wet te dienen.

 

3 BEOORDELING

3.1 De klachtonderdelen, die alle naar de kern genomen de kwaliteit van dienstverlening door verweerster betreffen, lenen zich voor gezamenlijke behandeling, met dien verstande dat de klachtonderdelen 2, 3, 5, 7 en 8 reeds kennelijk ongegrond zijn omdat klaagster deze klachtonderdelen niet of onvoldoende heeft onderbouwd. Klachtonderdeel 6 mist feitelijke grondslag omdat verweerster een van klaagsters kinderen op diens verzoek heeft bijgestaan in een procedure tot verhoging van de alimentatie, zodat dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond is.

3.2 Voorop staat dat de advocaat bij de behandeling van een zaak de leiding heeft en vanuit zijn eigen verantwoordelijkheid dient te bepalen met welke aanpak van zaken de belangen van zijn cliënt het beste zijn gediend. Wel moet de advocaat zijn cliënt duidelijk maken hoe hij te werk wil gaan en waartoe hij wel of niet bereid is. Van tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen is overigens in het algemeen pas sprake als de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Het handelen van verweerster zal aan de hand van deze maatstaf worden beoordeeld.

3.3 Tegenover de verwijten van klaagster heeft verweerster uiteengezet waarom zij de zaak heeft aangepakt zoals zij heeft gedaan. Verweerster heeft aangevoerd dat klaagster haar uitsluitend heeft verzocht achterstallige alimentatie te incasseren en dat haar vervolgens bleek dat de achterstand niet eenvoudig was te berekenen. Uit de berekeningen van verweerster volgde dat het bedrag van de achterstallige alimentatie gering was en dat de wederpartij bovendien nog door klaagster verbeurde dwangsommen met de alimentatie kon verrekenen. Het achterstallige bedrag ter zake de alimentatie is aan klaagster voldaan. Voorts had de wederpartij een gedeelte van zijn (vervroegd) pensioen niet betaald, waarvan het te verevenen deel eerder tussen partijen was berekend. Vanaf de vervroegde pensioendatum is dit bedrag vervolgens met terugwerkende kracht voldaan, aldus verweerster, terwijl verevening van andere pensioenrechten niet aan de orde is geweest en verweerster evenmin was opgedragen een herberekening daarvan te maken.

3.4 Voorts heeft verweerster aangevoerd dat zij geen draagkrachtberekening heeft gemaakt, maar een berekening van de toepasselijke beslagvrije voet.

3.5 Verweerster heeft verder aangevoerd dat gedurende deze kwestie zich zijdelingse problemen voordeden, waaronder het probleem dat klaagster, die als gevolg van een huurachterstand haar woning was uitgezet, een betalingsachterstand had in de kosten voor de opslag van haar inboedel. Verweerster heeft – onweersproken - gesteld dat zij voor klaagster verschillende betalingsafspraken heeft gemaakt, maar dat de inboedel is verkocht omdat klaagster niet in staat was te betalen.

3.6 Daarnaast heeft verweerster – naar klaagster evenmin heeft betwist - contact gehad met de advocaat van de wederpartij over het verstrekken van een voorschot op de alimentatie, zodat klaagster haar examengeld kon betalen.

3.7 De wijze waarop verweerster de belangen van klaagster heeft behartigd komt de voorzitter zeker niet kennelijk onjuist voor. Klaagster heeft tegenover de uiteenzetting van verweerster van de door haar verrichte werkzaamheden geen concrete feiten gesteld die tot een ander oordeel zouden kunnen leiden. Het klachtdossier biedt de voorzitter dan ook geen aanleiding om aan te nemen dat de bijstand van verweerster aan klaagster – gemeten naar de hiervoor in 3.1 genoemde maatstaf – niet van het vereiste niveau was.

3.8 Ten overvloede overweegt de voorzitter dat, voor zover klaagster van mening is dat het aan verweerster was de maatschappelijke positie van klaagster en van haar gezin te herstellen, dit niet de taak is van een juridisch dienstverlener.

3.9 Op grond van het voorgaande is de voorzitter van oordeel dat de klacht, met toepassing van art. 46g Advocatenwet, in al haar onderdelen kennelijk ongegrond moet worden verklaard.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in al haar onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. H. Brouwer, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S.C. Zum Vörde Sive Vörding als griffier op 17 januari 2013.

 

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 17 januari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klaagster

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.