Rechtspraak
Uitspraakdatum
17-12-2013
ECLI
ECLI:NL:TADRAMS:2013:229
Zaaknummer
13-208NH
Inhoudsindicatie
Verdelingsprocedure met maritaal en executoriaal beslag. Klacht over exec uteren in strijd met afspraak over deponering op derdenrekening. Klacht gegrond; waarschuwing. Overige klachten over weigering overleg e.a. ongegrond.
Uitspraak
Beslissing van 17 december 2013
in de zaak 13-208NH
naar aanleiding van de klacht van:
De heer
Klager
tegen:
De heer mr.
Advocaat te
verweerder
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de raad van 31 juli 2013 met kenmerk td/np/571, door de raad ontvangen op 1 augustus 2013, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad te Amsterdam op 6 november 2013. Klager is in persoon verschenen. Verweerder is verschenen met bijstand van mr. A, advocaat te Amsterdam.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de in 1.1 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken genummerd 1 t/m 26 op de bij die brief gevoegde inventarislijst.
2 FEITEN
Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:
2.1 Klager was met zijn ex-echtgenote verwikkeld in een procedure betreffende echtscheiding, verdeling ven een beperkte gemeenschap alsmede de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden. Verweerder trad op als advocaat van de ex-echtgenote.
2.2 Op 11 oktober 2010 heeft verweerder ten laste van klager alsmede ten laste van rekeningen van de moeder van klager maritaal derdenbeslag gelegd. In zijn verzoekschrift strekkende tot het leggen van maritaal beslag d.d. 4 oktober 2010, heeft verweerder vrees voor verduistering gesteld en gemotiveerd met verwijzing naar de afkoop van verzekeringen buiten medeweten van de ex-echtgenote.
2.3 Bij verdelingsakte d.d. 8 december 2011 is tussen partijen onder meer vastgelegd dat € 14.328,89 door de notaris zal worden overgemaakt op de derdenrekening van verweerder welk bedrag hij onder zich zal houden totdat partijen algehele overeenstemming bereiken dan wel totdat onherroepelijk is beslist over de verdeling/afrekening.
2.4 Bij beschikking van 24 januari 2012 heeft de rechtbank de verdeling en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden vastgesteld. In de beschikking verklaart de rechtbank klager niet ontvankelijk in zijn verzoek om het gelegde beslag op te heffen en zijn ex-echtgenote te veroordelen in de kosten van het beslag op de bankrekening van klagers moeder.
2.5 Met diverse brieven aan de betrokken financiële instellingen heeft verweerder meerdere (maar niet alle) gelegde maritale derdenbeslagen opgeheven op 1 februari 2012. Op 3 februari 2012 heeft verweerder uit hoofde van de genoemde beschikking van de rechtbank executoriaal beslag laten leggen op het saldo dat zich op zijn derdenrekening bevond, alsmede op 9 februari 2012 bij de bank van klager.
2.6 Ten tijde van de executoriale beslaglegging stond een namens de advocaat van klager verzonden voorstel ter uitvoering van de beschikking van de rechtbank uit.
2.7 Terwijl partijen over en weer reageerden op de voorstellen betreffende de uitvoering van de beschikking van de rechtbank, heeft verweerder het executoriale beslag onder zijn derdenrekening vervolgd door een bedrag van € 14.328,92 aan zijn cliënte uit te keren. Nadien resteerde volgens een door de raadsvrouwe van klager bestreden berekening van verweerder nog een bedrag van € 8.009,96 te betalen door klager aan zijn ex-echtgenote.
2.8 Vervolgens hebben partijen nog gedebatteerd over het dragen van de beslagkosten waarbij de advocaat van klager stelt dat het beslag onnodig is geweest, terwijl voorts nog is gedebatteerd over de volgorde van de afwikkeling, de wijziging van tenaamstellingen en het handhaven van maritale beslagen.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:
a) niet te reageren op voorstellen;
b) onnodig over te gaan tot beslaglegging;
c) zonder toestemming gelden door te betalen;
d) ondanks toezegging gelegde beslagen niet op te heffen.
4. BEOORDELING
4.1 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij, heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht – gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goed dunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, zij kan ondermeer worden ingeperkt indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend De raad zal het optreden van verweerder aan deze maatstaf toetsen.
4.2 Ad klachtonderdeel a:
De raad begrijpt uit de toelichting op dit klachtonderdeel dat klager verweerder in het bijzonder verwijt dat niet is gereageerd op voorstellen die door klagers advocaat zijn gedaan ter uitvoering van de beschikking van de rechtbank. Voor zover klager verweerder ook verwijt dat hij niet constructief overleg heeft gevoerd tijdens de procedure overweegt de raad dat niet is gebleken dat verweerder een tuchtrechtelijke grens heeft overschreden door de wijze waarop hij de ex-echtgenote rechtsbijstand heeft verleend.
4.3 De raad stelt vast dat verweerder na de uitspraak van de rechtbank enerzijds executoriaal beslag heeft gelegd terwijl anderzijds tussen advocaten is gecorrespondeerd over de afwikkeling. Uit de overgelegde correspondentie is de raad niet gebleken dat verweerder niet op voorstellen heeft gereageerd. Dat heeft hij immers wel, en in één van de brieven aan klagers advocaat verzoekt verweerder te bevorderen dat klager geen rechtstreeks contact met de cliënte van verweerder meer zal zoeken. De stelling dat door verweerder niet op voorstellen reageert, mist feitelijke grondslag, zodat de raad dit klachtonderdeel ongegrond zal verklaren.
4.4 Ad klachtonderdeel b:
Verweerder heeft tweemaal beslagen gelegd: eerst een maritaal beslag met een bewarend karakter en vervolgens een executoriaal beslag kort na de beschikking van de rechtbank. De raad zal deze handelingen op hun eigen merites beoordelen. Voor het verlof tot het leggen van maritaal beslag diende verweerder vrees voor verduistering te stellen. Verweerder heeft die vrees gebaseerd op feitelijke informatie van zijn cliënte. Niet is gebleken dat deze informatie van de ex-echtgenote niet plausibel was, zodat verweerder niet op die informatie af mocht gaan. Dit brengt mee dat ook wanneer de juistheid van de mededelingen die de ex-echtgenote aan verweerder heeft gedaan later niet kan worden vastgesteld, verweerder toch af mocht gaan op deze informatie.
4.5 Door het leggen van het maritale beslag heeft verweerder geen tuchtrechtelijke grens overschreden. Dit wordt niet anders doordat de rechtbank in zijn beschikking van 24 januari 2012 feitelijk heeft vastgesteld dat klager geen gelden aan de verdeling heeft onttrokken: de uitbetaling ingevolge de levensverzekeringen bleken te zijn gestort op een gezamenlijke rekening. Dat klager geen middelen aan de verdeling onttrokken bleek te hebben pleit voor klager, maar het betreft geen informatie die bij verweerder ten tijde van de beslaglegging bekend was zodat hij destijds bewarende maatregelen heeft mogen nemen.
4.6 De raad oordeelt echter anders ten aanzien van het executoriale beslag. Tussen partijen was afgesproken dat een geldbedrag zou worden gedeponeerd op de derdenrekening van verweerder. Uitbetaling aan de rechthebbende zou geschieden hetzij op basis van overeenstemming tussen partijen danwel op grond van een onherroepelijk rechterlijk oordeel. Het gebruik maken van de executiebevoegdheid was in strijd met deze tussen partijen gemaakte afspraken, omdat de beschikking nog niet onherroepelijk was terwijl evenmin sprake was van een vergelijk. De beschikking van de rechtbank was op het moment van de executoriale beslaglegging nog niet onherroepelijk - zij was pas twee weken oud en de appèltermijn is drie maanden. Partijen waren nog in debat over de afrekening; anders dan verweerder heeft aangevoerd, is niet gebleken dat klager zonder voorbehoud berustte in de afwikkeling die verweerder voor ogen stond. Er bestond geen goede grond voor het executoriale beslag: de financiële belangen van de cliënte van verweerder, de ex-echtgenote, waren goed geborgd omdat het verweerder was die de derdenrekening beheerde. Door in deze situatie het executoriale beslag te leggen en te vervolgen heeft verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. Klachtonderdeel b zal gegrond worden verklaard.
4.7 Ad klachtonderdeel c:
Op grond van het onder 4.4 overwogene zal de raad ook klachtonderdeel c gegrond verklaren. Verweerder heeft immers het leggen van het executoriale beslag op zijn derdenrekening laten volgen door de uitbetaling aan de ex-echtgenote, terwijl noch sprake was van overeenstemming, noch van een onherroepelijke beschikking.
4.8 Ad klachtonderdeel d:
De raad constateert dat verweerder de diverse maritale beslagen deels heeft opgeheven op 1 en 2 februari 2012. Op deze opheffing is verweerder deels teruggekomen op 3 februari “wegens verandering van omstandigheden” waarmee verweerder doelt op hernieuwd debat tussen de advocaten omtrent hetgeen tussen partijen geldt. In latere correspondentie komen partijen niet tot overeenstemming en dreigt verweerder de maritale beslagen om te zetten in executoriaal beslag, hetgeen inmiddels mogelijk is. Temeer nu de executiemogelijkheid voortvloeit uit een inmiddels onherroepelijk geworden uitspraak oordeelt de raad dat verweerder hiermee niet de hem toekomende vrijheid heeft overschreden. Klager stelt dat de verdeling thans nog wordt vertraagd omdat er nog geen overeenstemming is bereikt. Daartegenover stelt verweerder dat de verdeling bij gebreke aan overeenstemming feitelijk is geëffectueerd en voltooid door executie van de beschikking. Klager ziet er aan voorbij dat een verdeling niet op wilsovereenstemming gebaseerd hoeft te zijn maar ook kan worden gerealiseerd door executie. Klager heeft noch de stelling van klager dat inmiddels alle beslagen zijn opgeheven betwist, noch betwist klager de stelling van verweerder dat klagers raadsvrouwe uiteindelijk heeft berust in de berekening van het aan de ex-echtgenote te betalen bedrag. Dit klachtonderdeel wordt ongegrond verklaard.
Verzoek ex artikel 48b Advocatenwet
4.9 Klager verzoekt de raad om als bijzondere voorwaarde aan verweerder op te leggen dat verweerder € 20.000 aan klager zal vergoeden. De raad wijst het verzoek af. Verweerder heeft op een wijze die tuchtrechtelijk verwijtbaar is een op zichzelf verschuldigd bedrag geïncasseerd. Niet is gebleken dat klager dientengevolge schade heeft geleden; bij een wijze van optreden die niet tuchtrechtelijk verwijtbaar was zou het vermogen van klager in dezelfde mate zijn aangesproken.
5 MAATREGEL
5.1 Gelet op de ernst van het tuchtrechtelijke verwijt acht de raad de maatregel van waarschuwing passend en geboden
BESLISSING
De raad van discipline:
- verklaart de klachtonderdelen a en d ongegrond;
- verklaart de klachtonderdelen b en c gegrond;
- wijst het verzoek ex artikel 48b Advocatenwet af;
- legt aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.
Aldus gewezen door: mr. Th.S. Röell, voorzitter, mrs. A. de Groot, A.S. Kamphuis, M. Middeldorp, M.W. Schüller, leden, bijgestaan door mr. M.A. Hupkes als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 17 december 2013.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
Deze beslissing is in afschrift op 17 december 2013 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan voor wat betreft de gegrond verklaarde klachtonderdelen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- verweerder
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Voor wat betreft de ongegrond verklaarde klachtonderdelen kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Holland
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.
Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl