Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-05-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4365

Zaaknummer

R 247-2012

Inhoudsindicatie

Onvoldoende voortvarendheid betracht. Niet gebleken van gebrekkige inhoudelijke behandeling van de zaak noch van belangenverstrengeling.

Inhoudsindicatie

Verzet gegrond. Klacht gedeeltelijk gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 27 mei 2013

     in de zaak R247-2012

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 3 oktober 2012 op de klacht van:

 

A

 

klager

 

tegen:

 

B

 

verweerder

 

 

 

 

1               Verloop van de procedure

1.1         Bij beslissing van 3 oktober 2012 heeft de voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 5 oktober 2012 is verzonden aan klager.

1.2         Bij brief d.d. 7 oktober 2012, door de raad ontvangen op 9 oktober 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.3         Het verzet is behandeld ter mondelinge behandeling op 25 maart 2013. Bij de mondelinge behandeling zijn klager en verweerder verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4         De raad heeft kennisgenomen van:

          -      de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en de onderliggende stukken;

          -      het verzetschrift van klager d.d. 7 oktober 2012.

         

 

 

2               FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

               2.1     Klager heeft op 24 april 2010 een vaststellingsovereenkomst getekend met de WA-verzekeraar in twee incidenten, op grond waarvan een uitkering aan klager is gedaan. Na de totstandkoming van de overeenkomst kon klager zich niet meer met de inhoud daarvan verenigen. In juni 2010 heeft klager zich tot verweerder gewend met het verzoek hem in deze zaak verder te adviseren.

               2.2     Bij brief van 4 oktober 2011 heeft verweerder aan klager bericht geen mogelijkheden te zien voor het succesvol voeren van een juridische procedure om de overeenkomst ongedaan te maken en evenmin om met succes een claim ten laste van zijn vorige belangenbehartiger geldend te maken. Verweerder wees klager erop verder geen taak meer voor zichzelf weggelegd te zien. Hij wees klager er op dat hij zich uiteraard tot een andere advocaat kon wenden om verder advies te vragen.

 

 

3               KLACHT EN VERZET

3.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder:

                        1.         het letselschadedossier van klager niet juist heeft afgewikkeld;

                        2.         er sprake is van belangenverstrengeling;

                        3.         verweerder de gedragscodes heeft geschonden.

3.1         De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerder meer zijn best had moeten doen. Het intakegesprek dateert van 3 augustus 2010; het vervolggesprek vond eerst plaats op 12 januari 2011. Verweerder had meer informatie moeten opvragen.

 

4               BEOORDELING

          Verzet

4.1         De raad is van oordeel dat verweerder, mede gelet op het feit dat hij niets schriftelijk heeft vastgelegd over de door hem verrichte werkzaamheden, er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij tussen het intakegesprek en het vervolggesprek zijn werkzaamheden met voldoende voortvarendheid heeft verricht. De raad is derhalve van oordeel dat het verzet, voor zover het ziet op het tijdsverloop,  gegrond is.

Klacht

4.2         Gezien de inhoud van het e-mailbericht van klager d.d. 14 juli 2012 begrijpt de raad klachtonderdeel 3 aldus, dat klager onder meer beoogt te klagen over het tijdsverloop. Zoals overwogen onder 4.1 is de raad van oordeel dat verweerder er niet in is geslaagd aannemelijk te maken dat hij tussen het intakegesprek en het vervolggesprek zijn werkzaamheden met voldoende voortvarendheid heeft verricht. Mede gelet op de aard van de kwestie en de wens van klager om het convenant open te breken, had verweerder moeten begrijpen dat de zaak met urgentie moest worden behandeld. De raad is dan ook van oordeel dat klachtonderdeel 3 gegrond is.

4.3         Ter zake de klachten over de inhoudelijke behandeling van de zaak en de vermeende belangenverstrengeling (klachtonderdelen 1 en 2) is de raad van oordeel dat in het verzetschrift geen nieuwe feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die tot een ander oordeel dan dat van de voorzitter zouden moeten leiden. Met de voorzitter is de raad van oordeel dat de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond zijn.

 

5        MAATREGEL

5.1     De raad acht een enkele waarschuwing een passende maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-          verklaart het verzet gegrond;

-          verklaart klachtonderdeel 3 gegrond en legt ter zake aan verweerder op een enkele waarschuwing;

-          verklaart de klachtonderdelen 1 en 2 ongegrond.

 

Aldus uitgesproken ter openbare zitting van 27 mei 2013 van mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, mrs. I.E.M. Sutorius, Th. Kremers, A.A. Freriks, R.G.A.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. Th.H.G. van de Langenberg als griffier

 

griffier                                                               voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 28 mei 2013

 

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-       klager

-       verweerder

-       de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

-       de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-              verweerder

-              de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en, voor zover de klacht ongegrond is verklaard, tevens door:

-              klager

-              de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement L

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.          Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.          Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.          Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl